Als je de mens, en
vooral als die zich massaal op weg begeeft, ziet, dan zou je kunnen zeggen dat
die mens een en al tegenwoordigheid is. Zodra je echter de mens, dus ook jezelf
als mens, beter tot je door laat dringen, dan kun je haast niet anders
constateren dan dat de mens juist afwezigheid in tegenwoordigheid is. De
uitdrukking ‘Hij was tegenwoordig van geest’ duidt er al op dat die
tegenwoordigheid alleen eerder een uitzonderingstoestand dan een
normaaltoestand is.
Kunst, vooral het maken er van, dus het tegenwoordig zijn bij het maken er van,
kan nu juist een specifieke bezigheid zijn waarbij tegenwoordigheid dan wel
geoptimaliseerd wordt maar waar tegelijk afwezigheid reƫler en dreigender is
dan ooit. Het zijn twee polen van onze zijnstoestand die nooit in een synthese
oplossen, ook niet bij de aanschouwing van de getoonde resultaten, die deze
kwalificatie dan ook niet verdienen. Hoogstens heeft het werken in iets
geresulteerd.
De mate waarin die beide gesteldheden zich manifesteren is niet voor alles en
iedereen hetzelfde. De modieuze tijdgebonden stijl en de geƫngageerde stijl
zijn stijlen waarvan men de indruk krijgt dat die juist bij uitstek
tegenwoordig, dus geldend, dus geldig zijn. Ze geven het verlangen weer van het menselijk wezen het
knellende probleem van zijn aanwezigheid te omzeilen door zich opgeslokt te
weten in het alomtegenwoordige. En ook dan blijkt weer dat het tegenwoordige
tegelijk het afwezige in zich draagt.