donderdag 25 februari 2016

Blog 44 2016 Selectie van aforismen: eerste gedeelte

‘ Ga een beetje dichter uit mijn buurt staan’  lijkt het eerste aforisme van mijzelf te zijn dat ik kan traceren. Ik ontdekte het in een oud beduimeld boekje. Maar pas toen ik in verband met een tentoonstelling in het oude kerkje in Kortenhoef iets moest doen voor een catalogus begon ik serieuzer aan dit genre. Waarbij gezegd moet worden dat ik toen ziek te bed lag en het schrijven van puntige en vooral korte zinsneden meer voor de hand lag dan het formuleren van een lijvig stuk tekst. En zo langzamerhand is er een opschrijfboekje in mijn hemdzak gaan zitten om de aforismen te vangen. Want zo gaat vaak bij die dingen: je laat je gedachten de vrije loop, je mijmert, en hoopt op iets dat je achteraf vertrouwder voorkomt dan je voordien verwacht hebt. Hetgeen eigenlijk onzin is, want wat kun je nu eenmaal van te voren verwachten? Ik verwacht dus als het ware achteraf. In retrospectief.

Loop je een aantal omschrijvingen van het aforisme af dan vallen een aantal zaken op. Een aforisme wordt geacht kort en bondig te zijn. De Bijbel wordt geen aforisme genoemd.  Men noemt een aforisme ook wel een kernspreuk: een zinrijke spreuk die meer lengte van het verstaan heeft dan woorden die dat uitdrukken. Er vind dus een zekere reductie plaats ter vergroting van het effect. In de aforismen die ik schrijf vindt de reductie ook wel plaats maar al schrijvend dijt een tekst ook wel eens uit en wordt het aforisme allengs een tekst of een kort essay.

De selectie die u hier aantreft is het eerste gedeelte van een selectie van aforismen. Deze selectie komt uit het prisma van de citaten van Uitgeverij het Spectrum. Het tweede gedeelte zal een selectie zijn uit mijn eigen bibliotheek. Bekende aforisten zijn E. M Cioran, Nicolas Chamfort, Georg Christoph Lichtenberg en Nietzsche.  Maar ook Ludwig Wittgenstein of Peter Handke hebben op dit terrein hun sporen nagelaten. Er zijn schrijvers die zich met name richten op het aforisme als uitdrukkingsvorm en er zijn anderen zoals Elias Canetti waarbij het schrijven van aforismen slechts een onderdeel vormt van hun schrijverschap.

Dan nog wat opmerkingen over het karakter van dergelijke zegswijzen. Het eerste kenmerk dat mij te binnen schiet is de paradox. Verwant hiermee zijn de tegenstrijdigheid, de tegenstelling. Ook de omkering komt in de buurt. Hoe dan ook, het tegenstrijdige en zichzelf schijnbaar tegensprekende komt vaak voor en het is ook voor mij een rijke bron. Een bekende paradox is die van Epimenides en die luidt: ‘De Kretenzer Epimenides zegt: “Alle Kretenzers liegen” ‘. Het lijkt hier alsof Epimenides liegt en dan is de uitspraak onwaar. Hij kan waar zijn, als we veronderstellen dat nu juist Epimenides niet liegt. We moeten dus een kunstgreep uithalen om uit het slop van de uitspraak te raken. Maar het mooie is natuurlijk dat je in het tegenstrijdige van de uitspraak blijft. Een andere paradox ontstaat wanneer de betekenis van een of meer woorden binnen een zin verandert.  Problemen met woordbetekenissen zijn er zoals we weten volop. Een aforist is in staat elastisch met woordbetekenissen om te gaan.  Hij weet dat er niet zoiets is als eenduidigheid. De Tao Te Ching (Het Boek van de Weg) van Lao Tzu is gebaseerd op de onbestemde meerduidigheid. ‘De Tao doet nooit iets, toch wordt door hem alles gedaan’ of  ‘De grote Tao stroomt overal. Alle dingen zijn uit hem geboren, maar toch schept hij ze niet’. De Tao kun je zien als de onherleidbare essentie van het universum, waar de mens zich aan kan overgeven. Dat hier vloeiende evenwicht van tegendelen zie je ook terug in Prometheus van de schrijfster Carry van Bruggen. In een eenduidige dogmatische wereld zoals de burgerlijke laatchristelijk Nederlandse is weinig ruimte voor het tegenstrijdige. Daar gaat het ‘denken’ in het algemeen één kant op: de gewenste.  En een gevoel van onbepaaldheid is daar nagenoeg onmogelijk. De voedingsbodem voor aforismen is daar dus schraal, al kun je je afvragen of die weinige individuen die wel aforismen voelen en schrijven zich hierdoor laten weerhouden. Carry van Bruggen zegt ergens dat er per generatie maar weinig echt zelfstandige individuen zijn; de meeste conformeren zich meer of minder. Vandaar de populariteit van religies en pseudo-religies, al denkt men daar dat men bevrijd is. Met de massa-immigratie en vooral die van moslims is de voedingsbodem voor snedige aforismen of vileine opmerkingen nog kleiner dan die al was. Dat is één van de negatieve effecten van dit fenomeen. Juist de immigratiekwestie heeft het kamp verder opgedeeld in voor- en tegenstanders al kun je je afvragen of de linkse maatschappijkritiek uit de jaren zeventig en daarna, ook een kritiek op de kritiek zelf was. Ik betwijfel het.

Aforistische geesten zijn dus gevoelig voor het absurde en hachelijke van het menselijk bestaan. Als Michael Stein schrijft dat problemen nooit opgelost worden maar worden vervangen door nieuwe problemen, dan laat hij zien dat er nooit een veilig of eenduidig heenkomen is. 
Omkering is in dit verband ook een kenmerk van het aforisme. ‘Sommige principes houden er een hoop mensen op na’ schrijft Cees Buddingh, geboren in 1918.  Of Levi Weemoedt die schrijft dat onze edelste gevoelens leiden tot de gemeenste daden. Dezelfde gedachte bij Oscar Wilde en bij mij. Hoe onvoorstelbaar in deze van goedheid doordrenkte tijd. Zien we nu dergelijke gedachtengangen nog? In een klimaat waar alles is doordrenkt van een mismaakte wil?
Aforismen zijn een vorm van humor, dus ook een vorm om de menselijke zekerheden te ontregelen. Ik zou zeggen dat het beschouwelijk element varieert. Humor zie je wel in milieus waarin men zeker van is zichzelf en de ander te grazen neemt. Een dieper gaand aforisme zul je echter in dergelijke milieus weer minder aantreffen. Men neemt zich ongaarne zelf op de korrel en een beschouwingswijze waarin men zich weet tegen te spreken is daar niet zo populair. Mensen stellen zichzelf graag gerust en daar passen eerder grappen bij dan aforismen.

Zonder verbeeldingskracht gaat het ook al niet. Bert Schierbeek schrijft ‘Stilte: een gat in het geluid’. Ook Schierbeek is van 1918, net als Buddingh. Verbeeldingskracht is geen eigenschap die me nu in mijn leven in Nederland is opgevallen. Men mijdt het daar maar liever. Maar zegt Cees Buddingh:  ‘Niemand dwaalt zozeer als wie meent de juiste weg gevonden te hebben’.


Kan iedereen met wat kunstgrepen aforismen schrijven? Ik denk het niet. Je kunt wel eens wat verzinnen maar een leven lang, of jaren aaneen, schrijven veronderstelt dat de schrijver in staat is voortdurend zichzelf, de taal, de feiten of de betekenissen te ondergraven. Dat is niet iedereen gegeven. Je moet uit jouw eigen leven putten. Een andermans leven kun je niet lenen.


.................................

Een goed aforisme is hard voor de kaken van zijn tijd.
(Nietsche 1844)

Een geestelijke die zijn geloof verliest, laat zijn roeping in de steek; een filosoof die het zijne verliest, definieert zijn onderwerp opnieuw
(Ernest Gellner 1925)

Opinies zijn vermoeiend omdat het zo gemakkelijk is ze te hebben.
(Gerrit Komrij 1944)

Sommige principes houden er een hoop mensen op na.
(Cees Buddingh 1918)

Onze beginselen passen zich aan onze hartstochten aan, hoe vaak ook het tegenovergestelde wordt beweerd.
(Ernst Hohenemser 1870)

Fanatisme betekent: je krachtsinspanning verdubbelen, nadat je het doel vergeten bent.
(George Santayana 1863)

Hoe groter de onwetendheid, hoe groter het dogmatisme.
(Sir William Osler 1849)

Overtuigingen zijn gevaarlijker vijanden van de waarheid dan leugens.
(Nietzsche 1844)

Problemen worden nooit opgelost. Problemen worden vervangen door andere problemen.
(Michael Stein 1935)

In de oude wereld trachtte men te begrijpen. In de nieuwe wil men weten.
(Jan Greshof 1888)

Menigeen ontkent het bestaan van hoogten. Om er niet tegen te hoeven opkijken.
(Etienne-Paul-Marie Lamotte 1903)

De essentie van creativiteit is het nieuwe eraan, en dus hebben we geen maatstaf om haar te kunnen beoordelen.
(Carl R. Rogers 1902)

Zoals de ogen der doden zachtjes worden gesloten, zo moeten wij de ogen der levenden zachtjes openen.
(Jean Cocteau 1889)

Originaliteit is zelfstandigheid: men kan oude gedachten origineel en nieuwe zeer onzelfstandig onder woorden brengen.
(Ernst Hohenemser 1870)

Cultuur betekent oorspronkelijk ‘een stuk zaairijp gemaakte grond’. Was het dáár maar mee gebleven.
(Levi Weemoedt 1948)

Onze edelste gevoelens leiden altijd weer tot de gemeenste daden.
(Jean Annouilh  1910)

Wanneer een mens iets door en door doms doet, gebeurt het altijd uit de edelste motieven.
(Oscar Wilde 1854)

Wanneer allen het eens zijn, heeft niemand voldoende nagedacht.
(Walter Lippman 1859)

Denken is zo buitengewoon vermoeiend dat velen de voorkeur geven aan oordelen.
(Otto Weiss 1847)

Om niet opgevreten te worden., loopt menig schaap in een wolfsvacht rond.
(Otto Weiss 1847)

Het leven is de buitenkant van de dood.
(Fernando Pessoa 1888)

Niets in de wereld is gevaarlijker dan oprechte onwetendheid en consciëntieuze stupiditeit.
(Marten Luther King 1929)

Hoe leger een hoofd, hoe minder men erin kan gieten.
(Cees Buddingh 1918)

De afgunst van de armen ten opzichte van de rijken is  kinderspel vergeleken bij de dodelijke haat van de dommen tegen de denkenden.
(Jan Greshof 1888)

Wat mij diep vernedert is te zien dat het menselijk verstand grenzen heeft, terwijl de menselijke domheid er geen heeft.
(Paul Hervieu 1857)

Als men domheid maar met genoeg nadruk beweert, dan weegt zij reeds even zwaar als een verstandig woord.
(Anton Riehl 1852)

Macht is geen middel maar een doel. Men vestigt geen dictatuur om een revolutie te beschermen, maar men begint een revolutie om de dictatuur te bevestigen.
(George Orwell 1903)

Vrijheid is het meest gebruikte woord van onze tijd. Iedereen schijnt te weten wat het betekent. Toch is er niets wat meer obscuur, dubbelzinnig en misbruikt is.
(Karl Jaspers 1883)

Vrijheid betekent verantwoordelijkheid. Daarom zijn de meeste mensen er bang voor.
(George Bernard Shaw 1856)

Er is geen uitweg uit de cirkel van iemands geloof.
(Keith Lehrer 1936)

Geloof verzet bergen onzin.
(André Gide 1869)

Het geschreeuw om gelijkheid haalt iedereen omlaag.
(Iris Murdoch 1919)

Talenten vinden oplossingen, genieën ontdekken problemen.
(Hans Krallsheimer 1888)

Ieder groot man is een raadsel dat pas door het nageslacht wordt opgelost.
(Isolde Kurz 1853)

Er wordt meer liefdadigheid bedreven om zijn eigen geweten te sussen dan om anderen wel te doen.
(Cees Buddingh 1918)

Religie
God zag dat het goed was
Maar dat is lang geleden
(Wim Gijsen 1933)

Ik ben nog steeds een atheïst, godzijdank.
(Louis Buñuel 1900)

Intuïtie is verstand dat haast heeft.
(Holbrook Jackson 1874)

Menigeen vindt zijn hart pas als hij zijn hoofd verloren heeft.
(Nietzsche 1844)

Zijn dingen waardevol omdat ze begeerd worden of worden ze begeerd omdat ze waardevol zijn?
(James Griffin 1933)

Er zijn weliswaar niet veel mensen die gevonden hebben wat zij zochten, maar de meesten geloven dat zij zochten wat zij gevonden hebben.
(Hans Krailsheimer 1888)

Elk afscheid is de geboorte van een herinnering.
(Salvador Dali 1904)

Vergeten is een vorm van vrijheid.
(Kahlil Gibran 1883)

De geschiedenis leert ons dat mensen en naties zich pas verstandig gedragen, als ze alle alternatieven hebben verbruikt.
(Abba Eban 1915)

We gaan achteruit de toekomst binnen.
(Paul Valéry  1870)

Optimisme is slecht voor humor.
(Glenn Baxter 1944)

Mensen moeten weten dat je leuk bent, anders lachen ze niet.
(Freek de Jonge 1943)

We veroordelen in anderen altijd diegenen wat we in onszelf het meeste vrezen.
(Robert M. Pirsig 1928)

Menselijk inzicht is zelfonderscheiding.
(Carry van Bruggen 1881)

Interpretatie is de wraak van het verstand op de kunst.
(Susan Sontag 1933)

Goede kritieken? Opgetild worden door een dwerg is iets waar je nog niet veel mee opschiet.
(Willem Frederik Hermans 1921)

In kunst mag niet geprobeerd worden. men probeert geen schepping. Men probeert ook niet te baren.
(Willem Elsschot 1920)

Kunst is er om te verontrusten. Wetenschap om gerust te stellen.
(George Braque  1882)

Kunst brengt ons nader tot de mens, maar zij verwijdert ons van de mensen.
(Texeira de Pascoaes 1878)

Geen enkele grote kunstenaar ziet de dingen ooit zoals ze zijn. Wanneer hij dat deed, was hij niet langer een kunstenaar.
(Oscar Wilde 1854)

Ze zouden aan de grens van Nederland borden moeten zetten met: ‘Bewondering van mensen ten strengste verboden’.
(Cherry Duyns  1944)

In Zwitserland kennen ze broederliefde, vijfhonderd jaar democratie en vrede. En wat produceren ze? De koekoeksklok.
(Orson Welles 1915)

De wereld is een menagerie, waarin men verzuimd heeft de wolven van de lammeren te scheiden.
(Prinses Marie Louise Karadja 1868)

Het is beter gehaat te worden voor wat je bent dan bemind te worden voor wat je niet bent.
(André Gide 1869)

Alles blijft; alles gaat voorbij; alles blijft voorbijgaan.
(Jules Deelder 1944)

Wanneer mannen en vrouwen het eens worden, is dat alleen maar in hun conclusies; hun redenen verschillen altijd.
(George Santayana 1863)

De menselijke soort is niet zozeer geneigd tot opstand als wel tot napraten.
(Renate Rubinstein 1929)

Er zijn twee soorten mensen op de wereld… ik en de anderen.
(Kamagurka 1956)

Het verschil tussen mensen en dieren is, dat dieren luisteren naar de stem van hun instinct en mensen niet naar de stem van hun verstand.
(Cees Buddingh 1918)

Mensen zijn wolken,
waar zij komen
betrekt de lucht.
(Willem Hussem 1900)

De mens is een met rede begaafd dier dat altijd zijn kalmte verliest wanneer er van hem verlangd wordt dat hij volgens de voorschriften der rede handelt.
(Oscar Wilde 1854)

Wie een spoor nalaat, laat een wond na.
(Henri Michaux  1899)

Voor mensen moeten we bang zijn en voor hen alleen; altijd.
(Louis-Ferdinand Céline 1894)

Sommige mensen geven hun bloed voor hun land; anderen hun gal.
(Gelett Burgess 1866)

Morele verontwaardiging is jaloezie met een heiligenkrans.
(Herbert G. Wells 1856)

Stilte: een gat in het geluid.
(Bert Schierbeek 1918)

De vraag blijft: Wat wil de man? Na levenslange studie is mijn antwoord: meer!
(Renate Rubinstein 1929)

Misschien is het wel helemaal niet zo goed om in alle openheid en vrijheid te worden grootgebracht, zoals het tegenwoordig gebeurt. Want waar moet je je dan tegen verzetten, waar moet je dan jezelf en de waarheid op bevechten.
(Ethel Portnoy 1927)

De universiteit ontplooit alle bekwaamheden, waaronder ook de domheid.
(Anton Tsjechow 1860)

Sommige staatslieden houden zo van vrede dat ze er graag een oorlog voor over hebben.
(Cees Buddingh 1918)

Hoe vrolijker je bent, hoe meer je nog hebt te leren.
(Don Herold 1889)

Gewoonlijk maken niet onze ideeën ons tot optimist of pessimist, maar maakt ons optimisme of pessimisme, van fysiologische of pathologische aard, onze ideeën.
(Miguel de Unamuno 1864)

Als de samenhang in de politiek gaat ontbreken, komt het volk om.
(Ruud Lubbers 1939)

Ik heb vroeg geleerd dat je macht krijgt door de juiste vijanden te hebben.
(Helmut Schmidt 1918)
V
erdragen zijn als jonge meisjes - ze bloeien en verwelken.
(Charles de Gaulle 1890)

Een radicaal is een man die zijn beide voeten stevig in de lucht heeft.
(Franklin D. Roosevelt)

De samenleving is als de lucht: noodzakelijk om te ademen, maar onvoldoende om van te leven.
(George Santayana 1863)

Een debat is een veelal verhit gesprek, waarbij twee mensen tegen elkaar praten en naar zichzelf luisteren.
(Cees Buddingh 1918)

In onze tijd heeft wat men altijd schoonheid noemde
Schoonheid haar gezicht verbrand.
(Lucebert 1924)

Het leuke van het vak schrijven is dat je het nooit leert.
(Simon Carmiggelt 1913)

Mensen die gelijk hebben gaan slecht schrijven.
(AntonTsjechow 1860)

Falen en de ellende die daarbij hoort, zijn voor een kunstenaar de belangrijkste bron van zijn creatieve energie.
(Montgomery Clift 1920)

Door de rijken arm te maken maak je de armen nog niet rijk.
(Nigel Lawson 1932)

Sport is de speelgoedafdeling van het leven.
(Jimmy Cannon 1909)

Indien alleen diegenen spreken die iets te zeggen hebben, zou het geluid van de menselijke stem een zeldzaamheid worden.
(Cees Buddingh 1918)

De dingen die het minst hebben te betekenen, kan men het langdurigst bepraten.
(Louis Paul Boon 1912)

Conversatie-aandrang is een menselijke zwakheid; het bewegen der kaken en het voortbrengen van min of meer beduidenis hebbende woorden, zinnen en peroraties is een fysieke behoefte zo goed als eten en slapen.
(Louis Couperus 1863)

Het is moeilijk met mensen om te gaan, omdat zwijgen zo moeilijk is.
(Nietzsche 1844)

De staat is een reparatiebedrijf van het kapitalisme.
(Hans U. Klose 1937)

Mijn definitie van een vrije samenleving is een samenleving waar het veilig is om niet populair te zijn.
(Adlai Stevenson 1900)

Door aan allen rechten te geven, is de democratie de staatsvorm die op de meest zekere wijze de goedheid vermoordt.
(Albert Guinon 1861)

Het denken kan de taal bederven, maar de taal kan ook het denken bederven.
(George Orwell 1903)

De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.
(Ludwig Wittgenstein 1889)

Ontevredenheid is de eerste stap naar vooruitgang van een mens of volk.
(Oscar Wilde 1854)

Het heden is aardig, maar het duurt zo kort.
Jacob Israël de Haan 1881)

Zij die zich het verleden niet kunnen herinneren, zijn gedoemd het te herhalen.
(George Santayana 1863)

Ik twijfel aan mensen, die zich
halsstarrig vasthouden aan hun
principes en  niet de soepelheid
bezitten om oppositionele krachten
van het lijf te houden zonder
zichzelf ontrouw te worden.
(Oey Tjeng Sit 1916 0f 1917)

Nationalisme is een kinderziekte, het is de mazelen der mensheid.
(Albert Einstein 1879)

Als iedereen verdraagzaam is, hoeft er feitelijk ook niets meer verdragen te worden.
(Willem Frederik Hermans 1921)

Een intellectueel is iemand wiens geest zichzelf in de gaten houdt.
(Albert Camus 1913)

Ik heb zo’n helder verstand dat men de modder op de bodem ziet liggen.
(Eric van der Steen 1907)

Wie het met zichzelf eens geworden is, heeft opgehouden een geestelijk leven te leiden.
(Jan Greshof 1888)

Het verstand is het enige dat menigeen verliest zonder het ooit bezeten te hebben.
(Peter Sirius 1858)

Niemand dwaalt zozeer als wie meent de juiste weg gevonden te hebben.
(Cees Buddingh 1918)

De waarheid beminnen betekent de leegte verdragen, en dus de dood aanvaarden. De waarheid staat aan de kant van de dood.
(Simone Weil 1909)

Hoe kunnen we er zeker van zijn dat we geen bedriegers zijn?
(Jacques Lacan 1901)

De mensen hebben geen behoefte aan de waarheid, maar aan ‘zekerheden’ en verklaringen.
(Henry de Montherlant 1896)

Spreek ik de waarheid? Dat komt omdat u het met mij eens bent.
(Georges Braque 1882)

De mensen struikelen zo nu en dan over de waarheid – maar de meesten krabbelen haastig overeind en lopen snel door alsof er niets was gebeurd.
(Winston Churchill 1874)

Geloof degenen die de waarheid zoeken; twijfel aan degenen die haar hebben gevonden.
(André Gide 1809)

Wij zijn alleen eilanden die elkaar leugens toeroepen over zeeën van misverstand heen.
(Rudyard Kipling 1865)

De oplossing van het levensprobleem wordt gezien in het laten verdwijnen van het probleem.
(Ludwig Wittgenstein 1889)

Wie zichzelf haat is niet nederig.
(E. M. Cioran 1911)

De ziel is een nevenhypothese, die sommigen op hun gemak stelt.
(Stephen J. Gould 1941)

Je ziel is jou het meest nabij, maar ze is niet je eigen ik.
(José Ortega Y Gasset 1883)

De meeste mensen verkopen hun ziel en leven met een goed geweten van de opbrengst.
(Logan P. Smith 1865)

Der grootste zonde tegen onze medeschepselen is niet ze te haten, maar onverschillig tegen ze te zijn: dit is de essentie van de onmenselijkheid.
(George Bernard Shaw 1856)













maandag 15 februari 2016

de laatste blanken E M Cioran

E M Cioran Aantekeningen 27 maart 1969

Vanmiddag ga ik naar de bibliotheek van het vijfde district. 
Ik open een boek over de Amerikaanse Indianen. 
Voordat ik ook nog maar één zin lees, bedenk ik mij hoe 
de blanken zullen eindigen en dat men hen in reservaten
zal plaatsen, met als enig doel om nog enkele 
voorbeeldexemplaren te bewaren. 
Wie zullen de nieuwe heersers zijn? De zwarten? 
De gelen? Of beiden misschien. 
Welk een revanche. Het zou de terugkeer van de Mongolen
betekenen. 
Het ontwaken van al deze door de blanken verstikte 
volkeren- die zelf wederom achterlijk, wilszwak zijn,
door drogerende middelen en door hun slechte geweten
aangetast, geïdiotiseerd door schuldgevoelens, en 
die nu op het uur wachten, dat zij zelf gekweld, 
weggeruimd en platgedrukt worden.

(vertaling o.e)

vrijdag 12 februari 2016

Behuizing 1987 200 x 298 cm acryl, houtskool, krijt op papier

maandag 8 februari 2016

Residu III 2015 75 x 55 cm  schilderijschilfers, terpentinedrab op doek op paneel