Het heeft mij altijd, zij
het telkens weer kort, verbaasd dat zelfverklaarde ‘conservatieven’ - J.
Heldring had een voorkeur voor de term conservatieve
houding wat ik al beter vind omdat we middels een houding de wereld en
onszelf tegemoet treden - altijd ook een uitgesproken smaakvoorkeur hebben en
die koppelen aan een klassiek ideaal, waarmee overigens niet gezegd is dat elke
oude norm daarom alleen al betekenisloos is. Wanneer je Popper’s ‘Open
samenleving en zijn vijanden’ leest, dan duikt een zelfde soort spiegeling aan
een oud en klassiek ideaal (idee) op bij de door hem uitgebreid besproken
filosoof Plato, leerling van Socrates. Plato ziet de maatschappij ‘veranderen’
en meent dat hij moet kiezen tussen de nog prille rumoerige Atheense democratie
en de oude vertrouwde op Sparta geïnspireerde orde van de oligarchen. En die
orde ziet hij al snel als de ideale orde en dat gaat weer samen met zijn
theorie van de ‘idea’ waarin de dagelijkse realiteit een afspiegeling is van de
idea in de hogere wereld. Realiteit is dus ‘tweederangs’ en de kunsten met hun
drang tot nabootsing staan daar weer onder: nabootsing van nabootsing; de
werkelijkheid is de mimesis van de
idea en de kunsten zijn de mimesis van de mimesis. Je zou dus kunnen beweren
dat ontfiguurlijkte kunst dichter bij
die Platoonse idea staan dan figuratieve kunst die het moet hebben van wat de
werkelijkheid haar voorschotelt.
Popper poogt in zijn boek de
overgang te beschrijven van een tribale samenleving gebaseerd op stabiliteit,
groepsrituelen en magie naar een open rationele samenleving waarin de
samenleving stapsgewijs (d m v trial and
error) ‘verbeterd’ kan worden door met rede begiftigde individuen ingebed
in democratische instituties. Nu is het gevaar altijd dat dergelijke pogingen
tijdperken en samenlevingsvormen strikt van elkaar te scheiden, om aan dat
onderscheid de eigen voorkeuren op te hangen, ertoe leiden dat men bepaalde
aspecten over het hoofd ziet zoals het magisch-metafysische karakter van wat
als rationaliteit beschouwd wordt of de wel erg simpele gelijkstelling van een
oude situatie met ‘de ideale’ situatie. Of je koestert, zoals je ook wel bij
Popper ziet, een onwrikbaar geloof in een lineaire ontwikkeling van de
menselijke geschiedenis of het menselijk kenvermogen. Een meer cyclische
opvatting van diezelfde geschiedenis wordt dan al snel over het hoofd gezien
evenals de waarde van oude modellen, die immers voorbij zijn. Hier is weinig
plaats voor een sceptische levenshouding zoals bij niemand die zich
optimistisch en welgemutst op eenvormige doelen en eenvormige oplossingen
richt. Eén van de zaken die men eveneens licht over het hoofd ziet, is het
verschil tussen het ‘hoofd van de mensen’ en het ‘uiterlijk vertoon’ van de
maatschappijen. Simpel gezegd aan de hand van een voorbeeld van nu: je kunt open
grenzen ambiëren vanuit een ‘gesloten’ denk - en wereldbeeld in je hoofd en een
haast magisch geloof in de heilzame werking van het vrijelijk heen en weer
bewegen van mensen. Duisternis, rationaliteit, rede en magie zijn niet zo zeer
aan elkaar tegengestelde begrippen maar zijn allen facetten van het beperkte
ken- en voorstellingsvermogen van de mensen die zich een weg banen in de wereld
en in zich zelf. Bij al die kenvormen blijft de vraag recht overeind staan hoe
zich alles aan de mens openbaart.
Open en gesloten, bewaren en
openbreken, inclusiviteit en exclusiviteit, stilstaan en vooruitgaan, mooi en
lelijk, donker en licht, goed en kwaad, boven en beneden, individualisme en
nationalisme en al dergelijke polaire ‘ideaaltypische’ termen geven de fictieve
uiteinden weer van de worsteling van mensen met de wereld die zij scheppen of
tegemoet treden, maar minstens zo vaak schuiven dergelijke uiteinden in elkaar
want niets laat zich helemaal scheiden; in het ene zit het andere verscholen.
Niets sluit perse het andere uit. Begrijpen is concurreren op het vlak van de
begrijpelijkheid. Alle termen om het leven te duiden blijven bedachte termen
die zich zowel in eerste als laatste instantie niet goed en helder laten
definiëren, temeer daar ze ingezet worden in de strijd van de mensen onderling.
En hoe kun je wapens gebruiken die niet uit één stuk vervaardigd zijn? De
verleiding van simpele
doeltreffendheid is dus groot.
Exclusief refereren aan een ‘voorbije’ gouden periode of het exclusief ‘verwijzen’ naar een of andere toekomstige heilstoestand gaat voorbij aan de bestaande wereld waarin de mensen leven, vol met langs en over elkaar heen buitelende feiten, gebeurtenissen, herinneringen, verwachtingen, onzekerheden, gewoontes, beslissingen en voorkeuren. Maar ook het tekens weer verwijzen naar de actualiteit die tot deze of gene handelwijze noopt, ontaardt al snel in een snobisme waarin heden, verleden en toekomst niet in elkaars perspectief bekeken worden.
Exclusief refereren aan een ‘voorbije’ gouden periode of het exclusief ‘verwijzen’ naar een of andere toekomstige heilstoestand gaat voorbij aan de bestaande wereld waarin de mensen leven, vol met langs en over elkaar heen buitelende feiten, gebeurtenissen, herinneringen, verwachtingen, onzekerheden, gewoontes, beslissingen en voorkeuren. Maar ook het tekens weer verwijzen naar de actualiteit die tot deze of gene handelwijze noopt, ontaardt al snel in een snobisme waarin heden, verleden en toekomst niet in elkaars perspectief bekeken worden.
Als gevolg van menselijke
beslissingen zijn de westerse samenlevingen in de recente tijd veranderd van
betrekkelijk stabiele naar instabiele samenlevingen met oude nog functionerende
mechanismen; de straatlantaarns doen het nog. Samenlevingen houden zich immers
ook nog tot op zekere hoogte op de been door de werkdiscipline die nodig is om
brood op de plank te krijgen. Het mag trouwens opvallend genoemd worden hoe
sterk mensen, zelfs diegenen die in veranderlijkheid geloven of daarvan hun
dogma maken om de door hen zo gewenste immigratie te bepleiten, toch nog blijk
geven van een zeker geloof in de betrekkelijke stabiliteit van die samenleving en
de instituties die haar schragen. Een analyse van de mogelijke en al
gerealiseerde veranderingen als gevolg van de immigratiepolitiek wordt met
enige zorgvuldigheid vermeden of ogenblikkelijk politiek of moreel geduid.
Begrijpelijk als dit is, want welke boodschapper vertelt nu over de inherente gevaren
van zijn heilsboodschap?
Die toegenomen instabiliteit
komt niet alleen door de uiterst riskante besluiten om grote aantallen mensen
van allerlei snit toe te laten maar ook door de onstuimige ontwikkelingen van
de technologie, de spasmen van de economie, het postmodernisme met zijn soms
ontwrichtende relativistische kanten, het arrogante zelfgenoegzame
individualisme en het mediaspektakel dat haast niets anders doet dan het
actuele opkloppen totdat er zoveel lucht in is geblazen dat het voor de
argelozen de enige wereld wordt waarin zij leven. Toch is in die maalstroom de
weerstand gegroeid, al bedient die zich soms van dezelfde soort mechanismen als
die waartegen zij ogenschijnlijk in het geweer komt. Elke cultuur presenteert
nu eenmaal een bepaald palet aan mogelijkheden en er zijn maar weinig
zelfstandige of onwennige individuen die zich weten te onttrekken aan de
gebruikelijke conditioneringen of terminologieën. Het kind staat tegen de vader
op zoals de vader tegen zijn vader opstond.
Zo zien we juist in een opengebroken cultuur als de
onze een heftig en onverzoenlijk dualisme ontstaan waarin het wezenlijke feit
van de polariteit niet begrepen wordt en mensen vluchten naar de ene of de
andere zijde, zich bedienend van elkaar uitsluitende kwalificaties die echter
veel meer op elkaar betrokken zijn dan menigeen denkt. Tegenstellingen zitten
samen in de val.
De huidige ‘progressieve’
verwijzing naar de rede en redelijkheid - die altijd de hunne is - doet in dit
verband nogal archaïsch en tegenstrijdig aan. Men wil zijn ware
vooronderstellingen of ‘conclusies’ bewaren maar tegelijkertijd doen alsof men
‘open’ staat; het is echter een openheid in de gewenste richting. Aan de andere kant zijn we getuige van een
sterkere nadruk dan voorheen van het verlangen naar een identiteitsgevoelige
collectiviteit of van een bij uitstek klassieke kunstvoorkeur, al is niet elk
verlangen naar het ‘oude’ enkel en alleen op het conto te schrijven van de voor
velen bedreigende ontwikkelingen in de westerse naoorlogse periode. Veel
opvattingen en sentimenten van mensen leiden een slapend bestaan en worden pas
goed wakker als er aan geknaagd wordt. Dit wordt licht vergeten. Niet alles kan
zuiver als reactie begrepen worden. Zo werd er ook wel voor gewaarschuwd de
Russische beer niet wakker te maken. Het kan van wijsheid getuigen om iets te
laten rusten totdat het vanzelf gaart.
Net als het exclusief lonken naar een eenvormige identiteit – als vooruitgeschoven bolwerk tegen de alles openbrekende krachten – vergist men zich aan de conservatieve zijde ook nogal eens door het heil in bepaalde religieuze kringen te zoeken. Dat zijn bepaald geen kringen waar de intellectuele zelfstandigheid van de mens gevierd of verdragen wordt net zo min als overigens bij de ‘kosmopolitische’ zijde waar het verlangen onderdeel te zijn van het goede of van de historisch noodzakelijke loop van de geschiedenis, niet veel anders is. Ook daar heerst de kneveling.
Net als het exclusief lonken naar een eenvormige identiteit – als vooruitgeschoven bolwerk tegen de alles openbrekende krachten – vergist men zich aan de conservatieve zijde ook nogal eens door het heil in bepaalde religieuze kringen te zoeken. Dat zijn bepaald geen kringen waar de intellectuele zelfstandigheid van de mens gevierd of verdragen wordt net zo min als overigens bij de ‘kosmopolitische’ zijde waar het verlangen onderdeel te zijn van het goede of van de historisch noodzakelijke loop van de geschiedenis, niet veel anders is. Ook daar heerst de kneveling.
Waar progressieven hun lot
in de handen van de altijd maakbare toekomst hebben gelegd, wijzen
conservatieven op de oude modellen die volgens hen hun diensten al ruimschoots
bewezen hebben. Overigens stelt het gebruik van termen als conservatief of progressief ons voor problemen. Immers
de term is er al voor wij gaan ‘zoeken’. Als mensen echter hun best doen
onderscheidende factoren op hun merites te beoordelen en altijd een voorlopigheid
in te bouwen in hun voorstellingsvermogen en hun redeneringen, dan is het
risico van het gebruik van dergelijke termen betrekkelijk gering. Alles wordt
dan als het ware hypothetisch geladen. Elke term wordt dan voorwaardelijk maar
nog niet onwerkelijk of vrijelijk inwisselbaar. Het voordeel van de
betrekkelijke vaagheid van onderscheidende termen is misschien wel dat zij
juist daardoor ruimte bieden om een beeld te vormen zonder dat waar men naar
kijkt, al in een wirwar van noten, annotaties en toevoegingen gegoten is. Want
wat is een conservatief of een
kunstenaar nu eigenlijk? Juist dat gebrek aan begrippelijke invulling geeft
ruimte om verder te kijken dan iemands neus lang is. Dat tussenwoordje ‘is’ is
echter het offer dat mensen steeds weer brengen aan hun knellende onzekerheid
over hoe iets tot hen doordringt. De ongeduidheid van al het zijnde wordt zo
onder controle gebracht.
David Bade |
Kunstenaars – laten we de verder definiëring even voor wat die nog niet is – kunnen onderscheiden worden van de werken die zij maken. Wat de eerste categorie betreft, het is in beschouwende teksten nogal eens gebruikelijk om niet over kunstenaars te spreken maar over de kunst, het onderscheid omzeilend tussen de werken, de receptie, de makers, het maken, de plek van al deze facetten in de cultuur in ruime zin of elke factor ook waarop men nog niet is gekomen. ‘Kunst’ wordt doorgaans als heilzaam voor een samenleving verklaard en kunstenaars inclusief hun houding worden tot type veralgemeniseerd in plaats als een historische veranderlijke categorie beschouwd die weer uiteenvalt in een veelheid aan individuen. Een voorbeeld van het bewieroken van die vermeende eigenaardige bijzonderheid van kunstenaars en hun kunst is het artikel in de NRC van 25 januari 2017 van Birgit Donker, directeur van het Mondriaanfonds en ex-hoofdredactrice van de NRC, waarin gesteld wordt dat kunstenaars kritische, autonome en onderzoekende vrijdenkers zijn. Zij gaan uit van mogelijkheden en zien in veranderingen juist kansen. Ook hier is weer geen sprake van enige diepere reflectie op bijvoorbeeld het wezen van de kritiek maar wordt die in dit geval automatisch gekoppeld aan het kosmopolitische multiculturele model. Want de kritiek is de goede kritiek volgens dit donkeremaanse wereldbeeld. Laten we ons om maar eens een klein voorbeeld voor de geest te halen, ons voorstellen hoe wij op iemand zullen reageren die ons met een zwaard van het leven wil beroven; dat is immers ook een verandering en die biedt toch ook kansen. Maar in dit artikel zijn geen sporen van enige twijfel aangaande van de veronderstelde juistheid van de gebezigde termen te vinden. Verderop stelt zij dat onze kunst onze identiteit is. Laat de populisten zoiets niet zeggen! Hun werk, orakelt zij verder, is typisch Nederlands en het verbindt. Altijd weer dat toverwoord waarvan we ons hier moeten afvragen hoe zich dat zou verhouden tot het autonome en onderzoekende karakter van al die vrije kunstenaarsgeesten.
erik van lieshout |
Als je zo wel eens al die
verheven woorden over de kunsten tot je door laat dringen dan moet de gewone
burger wel gek zijn om zich hierdoor niet te laten inspireren bij zijn
levensvragen en maatschappelijke zorgen. Kunst is de heilsmassage die de
geprangde burger nodig heeft. Maar wat zien we als we naar de laatste decennia
kijken en de politiek-maatschappelijke positie van kunstenaars tot ons door
laten dringen? We zien dan dat westerse kunstenaars in grote getale zijn gaan
behoren tot de beweging van het kosmopolitisch georiënteerde multiculturalisme
met alle vooringenomenheden en meningen die daarbij horen. Hieruit volgt een
agenda en een machtsontplooiing die weinig ruimte laat voor andere stemmen.
Begrippen als progressief of beschaving zijn hier onverwoestbare bakens van de
juistheid van het wereldbeeld dat men koestert of de voorstellen die men
oppert.
Daarop kan en hoort kritiek geuit te worden. Tegelijkertijd zijn het doorgaans mensen die hun vak serieus nemen en proberen er het beste van te maken. En wat hun werk betreft: kun je van hen verlangen altijd en eeuwig te blijven werken volgens een oude volgens sommigen beproefde canon? Dan beweer je dus dat de geschiedenis bij bepaalde punten stopt. Maar je beweert dan tegelijk dat het niet aan individuen is om mogelijkheden te zoeken en geaccepteerd te krijgen die voorbij die gevestigde canon reiken. Zij horen dan blijkbaar trouw de ‘partijlijn’ te volgen al zal het hen vast toegestaan worden hier met minuscule gestes van af te wijken. Maar we dienen goed te begrijpen dat elke ‘vernieuwing’ zich presenteert als een overtreding van de norm, hoe snel die overtreding zelf ook weer de nieuwe norm wordt. Patiënten in ziekenhuizen mogen blij zijn dat het chirurgijnsgilde ook niet is blijven steken bij de oude aderlatingen of keisnijdingen alhoewel ook in medische kringen dezelfde tegenstelling tussen het oude en het nieuwe of het bewezene en het onbewezene een rol spelen. Vroeger durfde men bijvoorbeeld niet echt in het lichaam te kijken maar ventileerde intussen wel allerlei opvattingen over de inhoud van datzelfde lichaam. Sommigen noemden het een zak met darmen net zoals nu de samenleving wel als een zak met mensen wordt getypeerd. Het idee over God speelde bij de visie op het lichaam een belangrijke rol. Onderzoek naar het lichaam bevond zich lange tijd in de taboesfeer. Dezelfde processen van vermijding spelen ook nu een rol. En morgen weer.
Daarop kan en hoort kritiek geuit te worden. Tegelijkertijd zijn het doorgaans mensen die hun vak serieus nemen en proberen er het beste van te maken. En wat hun werk betreft: kun je van hen verlangen altijd en eeuwig te blijven werken volgens een oude volgens sommigen beproefde canon? Dan beweer je dus dat de geschiedenis bij bepaalde punten stopt. Maar je beweert dan tegelijk dat het niet aan individuen is om mogelijkheden te zoeken en geaccepteerd te krijgen die voorbij die gevestigde canon reiken. Zij horen dan blijkbaar trouw de ‘partijlijn’ te volgen al zal het hen vast toegestaan worden hier met minuscule gestes van af te wijken. Maar we dienen goed te begrijpen dat elke ‘vernieuwing’ zich presenteert als een overtreding van de norm, hoe snel die overtreding zelf ook weer de nieuwe norm wordt. Patiënten in ziekenhuizen mogen blij zijn dat het chirurgijnsgilde ook niet is blijven steken bij de oude aderlatingen of keisnijdingen alhoewel ook in medische kringen dezelfde tegenstelling tussen het oude en het nieuwe of het bewezene en het onbewezene een rol spelen. Vroeger durfde men bijvoorbeeld niet echt in het lichaam te kijken maar ventileerde intussen wel allerlei opvattingen over de inhoud van datzelfde lichaam. Sommigen noemden het een zak met darmen net zoals nu de samenleving wel als een zak met mensen wordt getypeerd. Het idee over God speelde bij de visie op het lichaam een belangrijke rol. Onderzoek naar het lichaam bevond zich lange tijd in de taboesfeer. Dezelfde processen van vermijding spelen ook nu een rol. En morgen weer.
Kun je dus mensen dwingen
volgens oude patronen die blijkbaar eenmaal als maat der dingen heilig
verklaard zijn, te blijven werken? Je zult hun creativiteit dan net zo moeten
kanaliseren als multiculturalisten nu de geesten van hun tegenstanders willen
kanaliseren om er het ‘goede’ in te gieten.
De wereld net zoals de mens
zelf wordt bepaald door die altijd naast en in elkaar werkzame krachten als het
openen en het sluiten, het vroegere, het huidige en het toekomstige, het hier
en daar, het stilstaan en het voortbewegen, het oude en het nieuwe of het
individuele en het collectief gezamenlijke. Wat als de conservatieve stroming
bekend is geraakt, kreeg met iemand als Edmund Burke een nieuwe impuls toen hij
stelde dat het de opgave van de mens was oog te hebben voor het oude wanneer
hij in het heden het toekomstige voorbereidde. Ik heb een dergelijk appel
altijd willen begrijpen als een voortdurende en een zich steeds hernieuwende
aansporing om tijdsgebonden krachten te onderzoeken in plaats van zich blind te
staren op een of andere oude orde dan wel zich te vergalopperen aan onbezonnen
dromen voor een nieuwe orde. Elke ‘vernieuwing’ doet zich immers al snel voor
als oud en eerbiedwaardig en wil zich vestigen. Bevestiging zoeken is eigen aan
de mens. Vandaar ook de verleiding bij sommige conservatieven om hun ideeën op
de oude vertrouwde leest te schoeien als het om inrichting van de maatschappij
of om de kunsten gaat. Net als bij Plato, al beschouwde hij de kunsten op grond
van zijn theorie over de werkelijkheid en de idea als in feite tweederangs want
ze was slechts nabootsing van de werkelijkheid, zie je bij conservatieven naast
een bezorgdheid om de ontwrichting van het bestaande, een verlangen naar het ‘gefixeerde’
ware, het ‘gefixeerde’ schone en het ‘gefixeerde’ goede. Een zelfde
waarheidsverlangen zien we overigens ook terug bij hun tegenstrevers die
eveneens appelleren aan de waarheid van hun principes en idealen, alleen
richten hun idealen zich op dat wat zij nu en in de nabije toekomst willen
bereiken en veel minder op iets dat al bestaat; dat interesseert hen niet zo
zeer. Het principe staat hier tegenover
de toestand; het principe van de verandering, de ethiek of de waarheid
tegenover de weerbarstige eigenaardigheden van de bestaande toestand. Idealiteit tegenover realiteit. De
conservatieve reactie van mensen als Burke was gericht tegen de
universalistische aanspraken van de Franse revolutie aan het einde van de
achttiende eeuw die de maatschappelijke inbedding van mensen over het hoofd
dreigde te zien en al snel leidde tot allerlei vormen van scherpslijperij en
onderdrukking. Net zoals heden ten dage weer aan de orde is met de verzengende
invloed van de multiculturele revolutie.
Maar in plaats van het
openhouden van de geest te midden van het autoritaire appel dat van de bevrijde
revolutionaire geest uitging, zag je - bijvoorbeeld bij iemand als de Duitse
filosoof Gottfried Herder - een terugkeer naar de oude vertrouwde patronen van
geborgenheid en hierdoor werd uiteindelijk weer ruim baan gegeven voor de
hoogmoedige aanspraken van de openbrekers van bestaande modes en culturen. Nu
de conservatieve reactie zich tegen elke prijs begon vast te klampen aan
traditionele opvattingen gaf ze de ‘modernisten’ een publicitair wapen in
handen om hun ‘hogere’ principes uit te venten zonder dat zij zich rekenschap
hoefden te geven van het feit dat ‘het bestaande’ sterke papieren heeft en moet
hebben want in het bestaande rust immers
alles wat er uit voortkomt, en bovendien tast het nieuwe altijd het
bestaande aan wat betekent dat het nieuwe
zich dient te verantwoorden. Vooral als die drang naar het nieuwe de levens
van anderen dreigt aan te tasten. Misschien dat de geest van de
Verlichtingsdenkers de conservatieven maar ten dele verlicht heeft omdat ook
zij zich wilden koesteren in iets dat verloren dreigde te gaan. En juist
daardoor, ik schreef dit al eerder, hebben ‘modernisten’ zich meer ruimte
toegeëigend dan inmiddels als verstandig beschouwd wordt. Want
maatschappijomvormers zijn meestal rücksichtlose
mensen die van geen voorzichtigheid en kritiek willen weten. En juist zij zijn
er bij gebaat het discours gevangen te houden tussen de polen rede en
nationalisme. Want dat wordt gesuggereerd door progressieven: zij zijn immers
de vertolkers van de rede en de redelijkheid al gaan die vreemd genoeg samen
met het onafwendbare, het gewenste of historisch noodzakelijke. Het heeft er
dus de schijn van dat de huidige lichting progressieven onverzettelijker en
vasthoudender is dan de zogenaamd populistisch nationalisten met hun bijna
wanhopige vragen. Wie zijn conserverender?!
Waar de rede een program of doctrine geworden is, verarmt het. Conservatieven - weer moet ik dat woord noemen voordat een uitputtende (!) beschrijving gegeven kan worden - verzetten zich juist tegen dat doctrinaire en de maatschappelijke gevolgen daarvan. Dat zij dan juist zoals dat bij hun kunstopvattingen blijkt, zich vastklampen aan een oude gefixeerde praktijk doet hun zaak geen goed en daar zouden we voor moeten vrezen. De aard en wijze van het denken van sommige Verlichtingsfilosofen zouden wat meer vat op hen moeten krijgen om een al te schematische blik te vermijden. Is dat misschien de val waarin de progressieven hen gelokt hebben? Zij hebben immers baat bij een simpele tweedeling.
Waar de rede een program of doctrine geworden is, verarmt het. Conservatieven - weer moet ik dat woord noemen voordat een uitputtende (!) beschrijving gegeven kan worden - verzetten zich juist tegen dat doctrinaire en de maatschappelijke gevolgen daarvan. Dat zij dan juist zoals dat bij hun kunstopvattingen blijkt, zich vastklampen aan een oude gefixeerde praktijk doet hun zaak geen goed en daar zouden we voor moeten vrezen. De aard en wijze van het denken van sommige Verlichtingsfilosofen zouden wat meer vat op hen moeten krijgen om een al te schematische blik te vermijden. Is dat misschien de val waarin de progressieven hen gelokt hebben? Zij hebben immers baat bij een simpele tweedeling.
melanie bonajo |
Maar wat valt er nog te
zeggen van die kunstenaars die zich al te vanzelfsprekend aangesloten hebben
bij een ‘universalisme’ dat zo weinig oog heeft voor bestaande leefpatronen en
in feite opteert voor het onbegrensde, in tegenstelling tot de opdracht van de
mens die zich nu juist kenmerkt door zich het onbegrensde voor te stellen in
een begrensde en vooral bestaande wereld. Doordat multiculturalisten nu juist
wel van in feite onbegrensde mogelijkheden uitgaan, scharen zij zich hiermee
bij die Amerikanen die die onbegrensde mogelijkheden altijd als hun alfa en
omega beschouwd hebben: les extremes se
touchent. De menselijke geschiedenis kent wel meer ironische
overeenkomsten.
Carry van Bruggen
(1881-1932), ondermeer schrijfster van ‘Het huisje aan de sloot’ en ‘Prometheus’,
stelde - ik hoop haar woorden hier niet te misbruiken - dat de kunstenaar disponibel diende te zijn. Wat wij bij
hedendaagse kunstenaars aantreffen is het inleveren van ‘die’ beschikbaarheid
voor het aanhangen van het program van het multiculturalisme en voor de
aanvechting de oude samenleving - die nu zo genoemd wordt - op te offeren voor een ideaal dat met
het inwilligen van werkgeversbelangen begonnen is en dat hardnekkig en met alle
beschikbare middelen poogt een ‘nieuwe wereld’ te scheppen. Zij hebben zich de
afgelopen periode dus voornamelijk laten kennen als slippendragers van
specifieke maatschappijopvattingen en daarmee zijn de vitale vermogens afgestorven
om zo onbevangen of kritisch als mogelijk naar zichzelf te kijken en naar wat
zich aandient of hen omringt. Nogmaals, dat euvel is op meerdere plaatsen te
zien. Wat verandert er wanneer de mensen de ene oogkleppen inruilen voor de
andere?