maandag 21 maart 2016

zondag 13 maart 2016

Blog 46 2016 Aforismen II

28 augustus 1887:
“Om wanhopig van te worden: alles lezen en niets onthouden! Want je onthoudt niets. Hoe je je ook inspant: alles voltrekt zich aan je greep. Hier en daar blijven flarden hangen, vluchtig bovendien, als rookvlokken die erop wijzen dat een trein is langsgekomen”. Jules Renard.

Wat blijft er nu achter? Van al die kunstwerken die ik zie? Die wanhopige vraag is een jaar geleden in mijn hoofd gekomen en niet meer vertrokken. Goed, een paar beelden hebben zich daarboven genesteld; die redden het wel. Maar al die andere beelden? Wordt er telkens weer een nieuw behangetje in mijn geheugenkamer over de muren getrokken? Vult mijn geheugenkamer zich dagelijks verder? Maar met wat? En vooral hoe?

Kan ik niet anders leven dan in de resonantie die de mensen en de dingen achterlaten? Blijft elk ‘afzonderlijke’ afzonderlijk bewaard; we zouden gek worden van herinnering.
Hetzelfde geldt voor de aforismen; voor al die aantekeningen van al die schrijvers. Tegelijkertijd, met het lezen, openbaart zich de enorme rijkdom van de menselijke ingang naar de werkelijkheid. De woordenschat van de mens, zijn taalkunst ontginnen een eindeloze ruimte die voordien onaangeroerd leek. Wanneer ik zelf schrijf, ben ik soms verbaasd, soms ten diepste geroerd maar soms ook ontsteld over wat er ‘ineens’ is. Maar toch, juist ons onvermogen om de werkelijkheid of iets anders trefzeker te raken, geeft ruimte aan diezelfde werkelijkheid en aan ons voorstellingsvermogen en denken.  Iets dat er al klip en klaar ligt hoeft niet meer ontdekt te worden. Maar misschien zelfs dat, in zoverre het bekende al schrijvend of vormgevend vreemd gemaakt wordt.

Voor mij zijn al die aforismen van al die schrijvers even zovele tekenen van leven. Het brengt mij terug naar de angst voor de verschrikkelijke niet geopenbaarde stilte van mijn jeugd; een stilte die, al praat men zich de kelen schor, nog steeds om mij heen hangt. Hoe weinig merk ik dat er daar iets gist, daar in die hoofden van al die mensen. Juist al die schrijvers die ik al lezend ontmoet, met elk hun eigen voorstellingsvermogen, geven mij hun teken van leven en laten mij een beetje leven. En zelfs al verdwijnt een groot deel in de oneindige ruimte van mijn brein, toch weet ik dat daar een rijkdom voorhanden is. Een rijkdom, een atmosfeer.


Schrijvers op volgorde van geboorte.


Heraclites ca 500 v Chr
De Fragmenten
Historische Uitgeverij 1979

Gautama Boeddha
ca 450 v.Chr. - 370 v. Chr.
Dhammapada
Theosophical University Press 1980 
vertaler Harischandra Kaviratna


Marcus Aurelius  121-180
Aan mijzelf: filosofische overpeinzingen van een Romeins keizer
Uitg. Bert Bakker 2006

Overpeinzingen
De Driehoek /Amsterdam

Maarten Luther 1483-1546
Tafelgesprekken (verkort en bewerkt door Sipke van der Land)
Uitgeversmaatschappij J. H. Kok, Kampen

Luther: Brieven uit de beslissende jaren van zijn leven
(J. P. Boendermaker)
Ten Have Baarn 1982


Hertog van La Rochefoucauld 1613-1680
Maximen bespiegelingen/portretten
Prisma Klassieken



Georg Christoph Lichtenberg 1742-1799
Donderslagen op muziek: een keuze uit zijn kladboeken

G. A. van Oorschot. Eerste druk 1987
Vertaling Adriaan Morri
ën en Klaas Mulder

Shabkar Lama 1781-1851
De vlucht van de Garoeda- Uitgeverij Karnak Amsterdam 1994



Friedrich Hebbel 1813-1863
Een blinde bij zonsopgang - Bladen uit een dagboek
Privé-Domein nr. 198

Søren Kierkegaard  1813-1855
Aforismen
Ten Have/Baarn 1983


Dagboeken 1934-1954
Privé-domein nr. 174 1991


Sri Ramakrishna  1836-1886
Mens en boodschap
Uitgeverij Ankh-Hermes  1973


Multatuli (Eduard Douwes Dekker) 1820-1887
Ideeën Keuze Gerrit Komrij  1971
Synopsis

Jules Renard 1864-1910
Dagboek 1887-1899
Dagboek 1900-1910
Privé Domein nr. 140
Uitgeverij de Arbeiderspers

Marcel Proust  1871-1922
Aforismen
Ned. Bewerking M.J.  Premsela
Uitgeverij Ad Donker  Rotterdam

Paul Léautaud  1872-1956
Een zeker tegengif 1947
Uitgeverij de Arbeiderspers

Oswald Spengler 1880-1936
Gedanken G. H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung München
1941 (vertaling o.e)


Fernando Pessoa  1888-1935
Aforismen & kort proza
Salon Saffier&Poëziecircus   2009



Ludwig Witgenstein 1889-1951
Opmerkingen over de kleuren
Boom

Denkbewegingen Dagboeken 1930-1932/1936-1937
Boom

Henry de Montherlant 1896-1972
Spelen met stof
Privé-Domein


Elias Canetti  1905-1994
Die Provinz des Menschen 1942-1972
Fischer Verlag



Het geheime hart van het uurwerk
aantekeningen 1973-1985
Privé-Domein  Arbeiderspers nr 122



Het pantheon van de vergeten dingen
aantekeningen 1954-1971
Privé-Domein 202

Emil Cioran 1911-1995
Cahiers/Notizen 1957-1972 (vertaling oe)
Karolinger Verlag


Godfried Bomans  1913-1971
Aforismen gekozen en ingeleid door Gerd de Ley
Deltos Elsevier 1977

Toon Hermans 1916-2000
80 Gedachten, versjes en verhalen
Uitgeverij de Fontein  1996

Cees Buddingh  1918-1985
Sommige mensen
Aforismen verzameld door Gerd de Ley
Bruna Zwarte beertjes 1462  1971



Hans van Straten 1923-2004
De omgevallen boekenkast
Privé Domein133 1987


Peter Handke 1942-
De last van de wereld
Privé Domein nr 46  1977


De geschiedenis van het potlood
Privé Domein 101 1982

Gerrit Komrij  1944-2012
De buitenkant
Privé Domein-De Arbeiderspers  1995



Botho Strauss 1944-
Paren, passanten

Privé Domein nr. 85  1981

Th. C. W. Oudemans  1951-
Omerta 2008
Bert Bakker

Wordt vervolgd



Heraclites
De Fragmenten

Bezorgd, vertaald en toegelicht door J. Mansfeld
Gezien mijn geringe kennis van de oude Griekse filosofen heb ik de inleiding van Mansfeld gevolgd en waar ik dat nodig achtte toegankelijker gemaakt.

Met de voorsocratische filosoof Anaximander ontstond de idee van een historisch continuüm, een in grote lijnen geordend universum, dat na enige overgangen is voortgekomen uit een ongedifferentieerde oertoestand, waarna goddelijke machten vrij willekeurig opereerden. Nadat echter Thales van Milete (6e eeuw voor Chr.) de zonsverduistering wist te voorspellen wordt een religieuze interpretatie overbodiger, al kwam die in de middeleeuwen door de macht van de kerk weer terug. Anaximander neemt aan dat in een onbeperkt oer-iets (het apeiron) een kiem ontstaat, die opgebouwd is uit een pluraliteit van elkaar beperkende natuurlijke machten die op elkaar inwerken. Deze machten zijn water en vuur. Op de eerste hevige reacties welke tot ontploffing van het apeiron leidden, volgde een toestand waarin de krachtenmassa’s elkaar in evenwicht hielden en dat werd de kosmische ordening zoals Anaximander en zijn tijdgenoten die om zich heen ervoeren, dat wil zeggen een rustende aarde waaromheen hemellichamen wentelden. De krachten bleven wel op elkaar inwerken maar nu zo dat de verschillende krachten beurtelings de overhand kregen. Anaximander beschouwde dit als een proces van agressie en gerechtvaardigde onvermijdelijke contra-agressie. Het evenwicht is niet absoluut en blijvend omdat de krachten begrensd zijn en gedurende de interacties telkens uitgeput raken. Geleidelijk zal de zee (denk aan het water en vuur) uitdrogen en zullen de tegenstanders vermoedelijk weer wegzinken in het apeiron of de uitputting zal dusdanig zijn dat er niets van het oorspronkelijke apeiron zal overblijven. Maar aangezien het apeiron zelf onsterfelijk is, zal het proces zich kunnen herhalen.

Voor Parmenides  was het anders: hij stelde dat datgene waaraan een theorie zou moeten refereren niet uit iets anders (veranderlijks) kan zijn voortgekomen maar zelf onveranderlijk zou moeten zijn. Iets dergelijks echter wordt in onze ervaringswereld niet aangetroffen. Hiermee werd ervaringswereld zelf tot probleem. Hij stelde nu dat de ervaringswereld zelf een illusoire weerspiegeling was van het eigenlijke object van kennen (‘dat wat is’) als onderscheiden van wat nooit object van kennen (‘dat wat niet is’) kan zijn. De wereld van de alledaagse ervaring (dat wat wel en niet is) berust op een ophelderbaar misverstand.
Latere filosofen als Empedocles en Anaxagoras veronderstelden weer dat in de ervaringswereld zelf onveranderlijke kenobjecten aanwezig waren zodat de veranderlijke ervaringswereld toch als een product van onveranderlijke kenobjecten kan worden verklaard. (ps Het begrip ervaringswereld wordt hier niet nader uitgewerkt. Ik weet niet hoe deze Grieken die zagen. Zagen zij die als een projectie van de wereld om hem heen in hun geest of zuiver als voorstelling? Of misschien toch als de wereld zelf waaraan zij hun ervaring als het ware onttrokken: de zichtbare werkelijke wereld dus, die zich echter niet onbevangen aan ieder mens kon presenteren met andere woorden, hier duikt het vraagstuk van de analogie op).

Binnen de zich ontwikkelende natuurfilosofie ontstond er langzaamaan veel diversiteit en gebrek aan consensus. Maar intussen had de nieuwe kosmologie de oude goden de facto buitenspel gezet. Het probleem was wel dat met zoiets als het apeiron enkel een begripsmatige relatie op te bouwen was. De nieuwe kosmologie kon in emotioneel en ethisch opzicht niet met religie en mythe concurreren. De Pythagoreeërs probeerden m.b.v de constitutieve betekenis van het getal, kosmologie en ethiek met elkaar te verzoenen. Xenophanes maakt het natuurgebeuren nadrukkelijk los van de willekeurige aanwezigheid van goden. Zijn godheid kwam overeen met de door de natuurfilosofen al eerder gepostuleerde natuurlijke wetmatigheid. Ook Heraclites probeerde aan te geven wat het onveranderlijk kenobject is maar hij probeerde ook dit zowel te koppelen aan de natuur als aan de ethiek. Democrites stelde naast zijn natuurfilosofie op parmenideïsche grondslag ook een ethiek op.

Heraclites’ synthese

H.is een systematicus die in de Ionische traditie staat van een rationele verklaring van het natuurgebeuren. Dit geldt ook voor de ethiek en de moraal: verantwoord handelen is alleen mogelijk wanneer men een verantwoord inzicht in het geheel der dingen heeft, omdat wij als mensen immers deel van dat geheel uitmaken. Hier zien we het verband tussen de kosmologie die zich op het geheel richt en de ethiek die zich op het specifieke richt. Anders overigens dan Parmenides plaatst hij het kenobject niet naast het door ons ervaren universum en het probleem van de oorsprong van de kosmos lost hij op door het eeuwig voort te laten bestaan. Die overeenkomst tussen de zijnsleer, kennisleer en ethiek komen we laten ook tegen bij mensen als Plato, Epicures en de Stoa. Van H. is het inzicht dat alles, wat bestaat, ervaren en gedaan kan worden, gebaseerd is op de zogenoemde eenheid der tegendelen (of uitersten van de menselijke ervaring). Deze grondstructuur is volgens H. cognitief toegankelijk.

DE FRAGMENTEN

Inleidende opmerkingen

3. Waarmee zij het meest aan één stuk verkeren – met de Logos die het al bestiert – daarvan zonderen zij zich af, en waar zij dagelijks op stuiten komt ze vreemd voor.

5. Zij die zonder begrip voor de samenhang luisteren lijken op doven; het gezegde legt over hen een bevestigende getuigenis af: ‘hoewel aanwezig, zijn zij er niet bij’.

Ps. De logos wordt vaak opgevat als iets dat buiten ons bestaat en weergegeven met de ‘Rede’., ‘Formule der dingen’ of ‘Wetmatigheid’.

Kritiek op de grote namen
12. Heraclites duidt het dichter Homerus euvel, dat hij schreef: ‘Moge tweedracht onder goden en mensen geheel verdwijnen.’

15. (maar) veel geleerdheid leert nog niet, begrip te hebben: anders had zij dat wel aan Hesiodes bijgebracht en Pythagoras, en verder aan Xenophanes en Hecataeus.

Ps. Tweedracht is voor H. juist van levensbelang van het voorbestaan der dingen (leer van de tegendelen).

Kennisleer
26 Natuur pleegt zich verborgen te houden.

33  Zij die goud zoeken woelen een hoop aarde om en vinden weinig.

36 Slechte getuigen zijn voor mensen ogen en oren, wanneer hun zielen van huis uit niet in staat zijn deze te verstaan.

Ps. Om tot inzicht in de ware natuur der dingen te komen is intellectuele moed en volharding nodig, en een zekere distantie en behoedzaamheid: te snelle en partiële conclusies zijn uit den boze. (Ik neem maar aan dat de begeleidende opmerkingen van Mansfeld gebaseerd zijn op zijn kennis van de Griekse manier van uitdrukken en op de werken van Heraclites.)
mbt nr 36: met een ontoereikend verstand haalt de getuigenis van ogen en oren niets uit.

Kern van de leer
39 Ik ging bij mijzelf op onderzoek

40 Luisterend niet naar mij maar naar de uitleg is het wijs ermee in te stemmen dat alles één is.

ps. In het ‘alles is één’ zien we de vereniging der tegendelen.
Leer der tegendelen

45 Verbindingen: gehelen en geen gehelen, samenkomend zich afzonderend, samenklinkend uiteenklinkend; uit alles één en één uit alles.

46 Het strijdige samenkomend en uit het zich afzonderende de schoonste harmonie.

49 Oorlog  (strijd oe) is van allen de vader en de koning van allen: sommigen heeft hij immers goden laten zijn, andere mensen, sommigen tot slaaf gemaakt; anderen vrij.

50 Men hoort te weten dat de echte oorlog iets universeels is en recht tweedracht, en dat alles in tweedracht en noodzakelijkheid tot stand komt.

54 Zee: het zuiverste en tegelijk het meest bedorven water, voor vissen drinkbaar en levengevend, voor mensen ondrinkbaar en dodelijk.

55 Begin en einde vallen op de omtrek van een cirkel samen.

57 De weg op en neer is een en dezelfde

P 50 Volgens Anaximander volgde er op agressie contra-agressie waarbij de tegendelen steeds het eerder bedreven onrecht bestraften. Volgens Heraclites is het woord onrecht niet op zijn plaats omdat wat er gebeurt ‘in orde’ is.
Fysica algemeen

61 De hier besproken ordening, dezelfde in alle gevallen, is noch door een van de goden, noch door een der mensen tot stand gebracht – nee, hij was altijd en is en zal zijn: vuur, eeuwig levend, met mate ontvlammend; in dezelfde mate uitdovend.

64 Koude dingen worden warm, warme koud, vochtige droog, droge vochtig.

72 Ook de roerdrank schift wanneer (niet) bewogen.

73  want, zegt hij, het vuur zal alle dingen (het een na het andere) naderen, oordelen en overmeesteren.

Ps De Milesische natuurfilosofie die al voor Heraclites bestond, probeerde een oorsprong van het universum te vinden (kosmogenie) en uit die oorsprong en aantal fasen af te leiden (zie ook hiervoor). In tegenstelling tot de mythe wordt niet van een goddelijke interventie uitgegaan maar er wordt een situatie verondersteld waaruit de huidige wereldordening noodzakelijk en wetmatig voortvloeit. (Dit zal Popper veel later bekritiseren in zijn opmerkingen over het historicisme; tenminste vooral het idee dat alles als het ware voorbestemd is of vastligt. Maar wat mij bij hem ook opgevallen is dat hij denkt dat met zijn instrumentele opvatting dat er niet zoiets als orde of wetmatigheid bestaat die zich voorbeweegt ondanks dat tijdelijke ‘beheer’ van zaken). Ook Heraclites probeert dat en zoekt een verklaring die zowel de natuur als de specifiek menselijke ervaringswereld bestrijkt. In tegenstelling tot de Milesiërs gaat H. uit van een eenheid der tegendelen en van het feit dat tegendelen zich op alle terreinen doen gelden. H’s opvatting sluit kosmogonie en ondergang van de kosmos uit omdat het eeuwig element waarop de kosmos berust altijd een beweging van tegendelen is. Deze bewegende kosmische ordening berust zowel op het vuur (inclusief warmte en licht) als op het destructieve als levengevende kracht. Vuur verandert in water, water in aarde en tegelijk aarde in water. Het grootschalige evenwicht blijft gehandhaafd omdat de kwalitatieve veranderingen tegen elkaar opwegen. Het feit dat elementaire massa’s in elkaar overgaan maakt ze sterfelijk, het feit dat deze overgang permanent zijn en ieder tekort aangezuiverd wordt, maakt ze onsterfelijk. De eenheid van tegendelen is deze dubbele kringloop van leven en dood, sterfelijk en onsterfelijk. Leven en dood verenigen zich in de hogere eenheid van leven en de hogere eenheid van recht verenigt recht en onrecht. Vermoeidheid treedt op waar geen of onvoldoende wisselwerking plaatsvindt.
Zie nr 72 wat zoveel wil zeggen dat als de impuls wegvalt, de boel uit elkaar zakt.
Astronomie

84 …. De seizoenen die alles aanvoeren en afvoeren.

Ps. H. benadrukt de wetmatigheid van het in hoofdlijnen stabiele en onveranderlijke wereldgebeuren. Deze natuurwet is deels in naar de moraal verwijzende termen uitgedrukt. (zie ook eind inleiding)
De seizoenswisselingen waarin de wetmatigheid van het natuurgebeuren zich manifesteert waren voor de oude natuurfilosofen heel belangrijk.

Fysiologie en Psychologie: ‘rivierfragmenten’
85 Voor zielen betekent het de dood, dat water ontstaat, voor water de dood, dat aarde ontstaat, uit aarde ontstaat water, uit water ziel.

93 In dezelfde rivieren treden wij en treden wij niet, wij zijn en zijn niet.

Ps De ziel (psuchê) fungeert als levenswarmte, levensadem en drager van levensfuncties en anderzijds als ego, als drager van gedachten en emoties. In nr 85 zegt H. dat wij ondubbelzinnig deel uitmaken van het grotere geheel.

95 De grenzen van de ziel zul je niet gaandeweg kunnen ontdekken, ook al bega je iedere weg; zo onuitputtelijk is wat zij te verklaren heeft.

Ps Aangenomen wordt dat de kern van Heraclites’ leer de eeuwig veranderlijkheid der dingen is: panta rhei kai ouden menei (alles stroomt en iets is blijvend). Achter die eeuwige verandering verschuilt zich echter de stabiele structuur, ofwel de eenheid der tegendelen(coincidentia oppositorium). Plato en anderen menen dat het juist door die veranderlijkheid komt dat wij de dingen niet kunnen kennen. Volgens H. kan dat wel al kost het moeite.
Volgens Mansfeld kent het individueel menselijk bestaan, naar de subjectgebonden menselijke ervaring gerekend, niet de permanentie die kenmerkend is voor de kosmische kringloop. De mens kan zich hoogstens bewust zijn van het universele en daarnaar handelen.
Nr 95 Op dit punt is H. wel met Blaise Pascal vergeleken: de mens is eigenlijk niet veel, en toch is het hem gegeven het oneindige universum te begrijpen.

Ethiek
98 Hybris behoort geblust te worden nog veel meer dan en uitslaande brand.

99 De menselijke habitus houdt geen inzichten in, de goddelijke daarentegen wel.

101 Voor de god is alles mooi, goed en rechtvaardig, maar de mensen gaan er van uit dat het een onrechtvaardig, het andere rechtvaardig is.

103 Ezels hebben liever hakstro dan goud.

Ps  Dat hubris of overmoed, het verder (willen) dan met de menselijke beperkingen verenigbaar is, bestreden moet worden, is een algemene Griekse overtuiging.
Nr 101 Het bestaan van onrecht lijkt de noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van recht. Onrecht heeft een plaats in de kosmische ordening. Hier bestaat een probleem voor de ethiek als zij afgeleid wordt van de natuurlijke orde.
Politieke filosofie

109 De burgers behoren te strijden ter verdediging van de wet zoals zij behoren te strijden ter verdediging van de wallen.

110 Wet is ook, te gehoorzamen wat één man wil.

111. Eén is voor mij (evenveel als) ontelbaren, als hij de beste is.

114 Eén ding verkiezen boven al het andere de besten: eeuwige roem boven wat sterfelijk is; de grote massa echter, schaapsgelijk, heeft al genoeg.

Ps De wet (de nomos) wortelt, als alle belangrijke wetten, in één wet die goddelijk en universeel is en wil men de wet kennen en volgen dan zal men die laatste ook moeten leren kennen.

nr 110 H’ meent dat waneer het inzicht van een individu meer in overeenstemming is met wat de voedingsbodem is van alle weten is, het geboden is zo iemand te gehoorzamen. (In zijn boek de open samenleving en zijn vijanden behandelt ook Popper dit probleem en hij stelt daar dat een democratie juist voor een tijdige wisseling van de macht zorgt. OE)
Eschatalogie en slot

120 Eenmaal geboren, willen zij leven en dat is ook: het doodslot bezitten of liever rust vinden, en zij laten kinderen na opdat opnieuw een sterfelijk lot geboren wordt.

123 Voor wat lukraak is verstroomd (of is uitgestort casu quo opgehoopt) is volgens Heraclites het schoonst.

Ps Aan een de ogenschijnlijke willekeurige en toevallige wanorde ligt een ordening aan ten grondslag.

Diogenes over Heraclites:
Alle dingen komen tot stand door tegengesteldheid en het hele universum verstroomt op de wijze van een rivier.

Naschrift
Volgens Diogenes komen bij Heraclites alle dingen tot stand door tegengesteldheid en verstroomt het hele universum op de wijze van een rivier: phanta rhei kai ouden menei, wat wijst op de eeuwige veranderlijkheid der dingen. Voorzover ik het begrijp, waren de oude Griekse filosofen aanvankelijk versteld van de kosmos en het universum, van het beeld van onmetelijkheid, van de noodzakelijkheid, van het stilstaande en het bewegende en van het begin en het verloop daaruitvolgend.

Bij Anaximander was er de oertoestand, het apeiron waarin elkaar beperkende maar tegelijk op elkaar inwerkende krachten (water en vuur) ontstonden en er later weer in terug zouden zinken. Bij Heraclites is er geen oerbegin maar bestaat er juist een eeuwige beweging van tegendelen, een dubbele kringloop van leven en dood. Ook Parmenides dacht na over beweging en stilstand. Volgens hem was het niet mogelijk dat een theorie zou kunnen refereren aan iets veranderlijks en dat ‘iets’ zou buiten onze ervaringswereld moeten bestaan. ‘Waar dat onveranderlijke dus te situeren’ leek een vraag die de oude Griekse filosofen in hevige mate bezighield. Bij denkers als Empedocles en Anaxagoras waren die onveranderlijke kenobjecten juist in de ervaringswereld te vinden en niet er buiten.

Deze Grieken waren kennisgericht ondanks het opkomende belang van de ethiek. Heraclites stelde echter dat men als mens pas dan verantwoord kon handelen als men inzicht in het geheel der dingen had. Dat is in dit tijdperk van de assertiviteit een moeilijk te begrijpen boodschap geworden. Dat begrip voor de samenhang, waarmee de vraag naar boven kwam hoe ‘de dingen’ nu met elkaar verbonden waren (en dat is wezenlijk wat anders dan het armetierige woord verbinding dat tegenwoordig zo klinkt), was belangrijk in hun denken. Bij Heraclites bestond die verbondenheid uit ‘tweedracht’; de strijd was de koning van de beweging en hierbinnen had alles zo zijn plek binnen de orde.  Krachten ontvlamden en doofden uit. Alles met een zekere noodzakelijkheid.

In een wereld als de huidige waar de hybris zo’n grote vlucht heeft genomen, al is onder het voorwendsel van groei, de beteugeling ervan of het ‘goedbedoelde’ altruïsme, zouden de haast eenvoudige ‘oervragen’ van deze denkers voor de moderne ontwortelde mensen van groot belang kunnen zijn om een weg (terug) te vinden, al was het maar in hun hoofd, want de inmiddels geschapen werkelijkheden zullen hun eigen weg moeten gaan; iets dat in gang gezet is, zal nog lang na ebben en moeten uitwerken. En ook dat begrip van noodzakelijkheid is voor de huidige lichting mensen een moeilijk verteerbare gedachte, zo behept zijn ze met hun wensen en het sturen van de gebeurtenissen. Zo behept dat ze nauwelijks meer beseffen dat de gebeurtenissen ook weer op hen vat hebben en zo hun ‘eigen’ weg gaan. Hoe lang geleden deze Grieken ook leefden, ik heb de indruk dat zij in hun denken onmetelijk verder waren dan onmetelijk velen van tegenwoordig.



Gautama Boeddha
Dhammapada

Na het overlijden van Boeddha werd er in de hoofdstad van Magadha onder leiding van Kassapa een Vergadering over zijn leringen belegd en een eeuw daarna werd de Tweede Vergadering bijeengeroepen om de zuiverheid van de leer te bewaren. Er ontstonden twee hoofdstromingen: de Noordelijke school die zich sterk richtte op het ceremonieel en de Zuidelijke school waarin de woorden van Boeddha en hun getrouwe vertolking centraler stonden. Koning Asjoka van Ceylon was in de derde eeuw voor Chr. een belangrijk inspirator van het zuidelijke Boeddhisme. In de tijd dat Siddãrttha Boeddha geboren werd (omstreeks 560v Chr) heerste in India nog het Brahmanisme die in feite een offerdienst was aan verpersoonlijkte natuurkrachten die steunde op de oude boeken, de Veda’s die sterk rustten op een orale traditie en overpeinzingen bevatten over de transcendentale werkelijkheid die schuil ging achter de zichtbare natuurverschijnselen.  Met de komst van de Boeddha kreeg de schrijfkunst overigens weer een nieuwe impuls. De Oepanisjads werden latere toevoegingen aan de Veda’s en leraren benadrukten het innerlijk beleven net zoals we dat veel later tijdens de ontwikkeling van het Christendom ook zouden zien zoals bij het quiëtisme. Ideaal was de bevrijding uit deze wereld der vergankelijkheid. Voor Boeddha hield het leven van de niet-bevrijde enkel lijden in.
Het hebben en koesteren van denkbeelden was voor Boeddha niet zonder risico omdat elke gedachte of elke voorstelling die in de ziel valt een zaad is dat ontkiemt en in stilte verder wroet.

Wanneer de mens door middel van op elkaar volgende geboorten door verlichting aan het rad der Geboorten kan ontsnappen komt hij tot het Nirwana. Hij is dan naar de oever overgestoken waar noch geboorte noch dood bestaat. Dan is alle denkbare onvolkomenheid overwonnen en is er voor het verstand niets meer over. Wanneer het woord vernietiging uitgesproken wordt dan wordt hiernaar verwezen. Kern van de Boeddhistische leer is hoe de mens tot verlossing komt uit deze wereld van lijden. Boeddha benadrukt de eigen waarneming en de eigen ontleding; wanneer deze twee overeenkomen met de rede en tot heil en welzijn van een ieder strekt, zou de mens deze moeten overnemen en zijn leven er op moeten richten.

De Dhammapada omvat als woord het wezen van de begrippen waarheid, deugd en wet en ze werd tijdens de Eerste Vergadering opgesteld. Wat al aan het eerste vers opvalt is de belangrijkheid van het denken dat niet als een bijproduct van het stoffelijk lichaam beschouwd wordt. Er lijken me parallellen met de christelijke Logos, in den beginnen was het Woord maar ik ben te weinig in beide stelsels ingevoerd om er iets verder op in te kunnen gaan. Wanneer over het Boeddhisme gezegd wordt dat de fysieke kosmos door het denken geschapen is als een kosmische ordening van oorzaak en gevolg dan zou ermee bedoeld kunnen zijn dat het denken als een vitale energie beschouwd wordt, zoals ook wel alhoewel anders later door Bergson als het élan vital aan de orde gesteld werd. Mensen gaan altijd wel op zoek naar centrale noties die hun bestaan beïnvloeden. Denken komt in de Dhammapada nogal eens aan de orde. Dat zal dus niet verbazen. Je zou denken kunnen onderscheiden als een soort vitalistische oerkracht en een soort innerlijke en menselijke manier om tot een zekere ordening van waarneming en voorstelling te komen en die door het mentale scheppingsproces van onderscheiding aan scherpte wint. Maar wordt ook in de Dhammapada gezegd, alleen het intellect redt het niet. Alsof gezegd wordt dat als je niet in de stroom des levens opgaat denken een klinische bezigheid wordt. Een vergelijking met het sola fide (alleen door geloof) sola scriptura van het Christendom dringt zich hier op. We stuiten hier op het onopgeloste raadsel van verstand en geloof. Het komt er lijkt me in de wereld van de mens op aan om de zaken die je zelf met al je aandacht en onderscheidend vermogen ‘denkt’ aan de ander voor te leggen en de vraag te stellen: “Hoe kijkt u hiernaar, hoe kijkt u zelf en hoever reikt dat ‘kijken’? In zekere zin stuiten we hier op een interpretatieprobleem van al wat in de Dhammapada gesteld wordt. Want hoe kunnen we denken verstaan? Of onwetendheid? Of een slechte daad? Je zou zeggen dat teksten als deze een ‘gebied’ veronderstellen waarin de zuivere begrippen huizen, een beetje zoals de idea van Plato. Alsof de teksten dus een dergelijk ongerept gebied suggereren. Maar stel al dat we zoiets postuleren dan is de vraag hoe kenbaar die ongerepte begrippen zijn en wie van de mensen kunnen uitmaken wat een ‘ware’ interpretatie is. Misschien is het ook hier belangrijker om te zeggen dat het al goed is dat de mens kan leven met de idee of fictie dat er zo’n niet door taal en menselijke hartstochten bezoedelde ‘kennis’ bestaat. Als dat gevoel maar sterk genoeg is dan kan de mens zijn best doen om zich daarop te richten. Bereiken, reiken naar, is dan belangrijker dan iets bereikt en dus gedefinieerd te hebben.

Alle verschijningen van het bestaande hebben het denken als voorloper, het denken als opperste leider, en uit het denken zijn zij gevormd. Geluk volgt hem die met zuivere gedachten spreekt of handelt, zoals zijn schaduw die hem nooit verlaat.

Haat wordt nooit door haat gestild; door niet - haat wordt haat altijd gestild – en dit is een eeuwige wet.

Hij die gezuiverd is van alle zinnelijkheid, die vast is gegrondvest op morele deugden, die zelfbeheersing en waarheidsliefde bezit, is inderdaad geschikt voor het gele gewaad.

Zij die het niet-werkelijke aanzien voor het werkelijke en het werkelijke voor het niet-werkelijke en zo het slachtoffer worden van onjuiste denkbeelden, bereiken nooit het wezen van de werkelijkheid.

Waakzaamheid is het pad naar onsterfelijkheid, niet-waakzaamheid is het pad naar de dood; de waakzamen sterven niet; de niet-waakzamen, hoewel ze leven, zijn als de doden.

Onbedachtzame mensen van grote onwetendheid verzinken in nalatigheid. Maar de wijze beschermt de waakzaamheid als zijn grootste schat.

Het denken is onbestendig en wispelturig. Het zweeft waarheen begeerte het leidt. Daarom is het goed het denken te beheersen. Een gedisciplineerd denken brengt geluk.

Een slecht gericht denken brengt groter schade tot aan het zelf, dan de en hater de andere, of de ene vijand de andere.

De dwaas die zijn onwetendheid kent, wordt inderdaad alleen al door zo te denken een wijs mens. Maar de zelfingenomen dwaas die zich geleerd vindt, heet terecht een dwaas.

Weinigen onder de mensen steken over naar de andere oever; de menigten die blijven, lopen maar heen en weer op deze oever.

De koorts van de hartstocht teistert niet de heilige die zijn cyclus van wedergeboorten heeft voltooid, die vrij is van verdriet, volkomen vrijgemaakt, en die alle verstrikkingen van de gehechtheid teniet gedaan heeft.

Al zou men een miljoen man in de strijd verslaan, degeen die meester wordt over  zichzelf is de grootste overwinnaar.

Eén levensdag van iemand die duidelijk het ontstaan en verdwijnen ziet van de samengestelde dingen is beter dan honderd levensjaren van iemand die het ontstaan en weer verdwijnen van de dingen niet waarneemt.

Denk niet licht over het kwaad met de woorden: “Mij overkomt het niet”. Door de gestage drup wordt een kruik gevuld; op dezelfde manier raakt de wijze mens vol verdienste door beetje bij beetje het kwade op te hopen.

Spreek geen harde woorden tegen een ander; zij die zo worden toegesproken zullen met gelijke munt terugbetalen; de reactie zal een wanklank zijn en de vergelding zal u spoedig overvallen.

Wanneer iemand in onwetendheid van de Dhamma slechte daden begaat, beseft hij hun aard niet. De domme mens brandt door deze daden alsof hij door vuur wordt verteerd.

De mens met weinig geestelijke kennis groeit als een os; zijn vlees neemt toe, maar zijn wijsheid niet.

Laat een mens zichzelf vormen tot dat wat anderen voorhoudt te zijn. Zo terdege beheerst, kan hij anderen beheersen. Het is inderdaad buitengewoon moeilijk om het eigen zelf te beheersen.

Het is heel makkelijk slechte daden te verrichten die je geen goed doen. Maar het is uiterst moeilijk een daad te verrichten die rechtvaardig en heilzaam is.

Alleen door het zelf wordt kwaad gedaan: alleen door het zelf wordt iemand bezoedeld; alleen door het zelf wordt kwaad niet gedaan; alleen door het zelf wordt men gezuiverd. Reinheid en onreinheid hangen af van de mens zelf: niemand kan een ander rein maken.

Deze wereld is blind. Slechts weinigen kunnen de dingen zien zoals ze zijn. Als vogels aan het net ontsnapt, gaan slechts weinigen naar de hemel.

Door vrees gedreven mensen zoeken hun toevlucht in talrijke schuilplaatsen zoals bergen, wouden, bossen, heilige bomen en heiligdommen.

Overwinning kweekt vijandschap: de verslagene leeft in smart; de mens wiens gemoed kalm is, leeft gelukkig, onverschillig voor zowel overwinning als nederlaag.

Hij die leeft in gezelschap van dwazen moet lang lijden: het is even pijnlijk met dwazen te leven als met een vijand; omgang met de wijzen brengt geluk evenals omgang met verwanten.

Laat daarom niemand zich sterk aan iets binden, aangezien het verlies van wat geliefd is, moeilijk is. Er zijn geen boeien voor hem die genot noch pijn kent.

Men moet waken tegen vormen van opwinding van het denken; men moet het denken beheersen. Na van de zonden van het denken (hebzucht, kwaadwilligheid, verkeerde inzichten) afstand te hebben gedaan, behoort men goed gedrag in het denken aan te kweken.

Maar er is een onreinheid groter dan alle onreinheden – het is onwetendheid. Ontdoe uzelf van deze grootste onreinheid, monniken wees vrij van alle onreinheden.

Maar het leven is moeilijk voor hem die geen pretenties heeft, die onophoudelijk zoekt naar wat zuiver is, ongeïnteresseerd in wereldse zaken, niet opschepperig, die rein is van levenswandel en begiftigd met inzicht.

Hij die een zaak beslist met geweld, wordt daardoor nog niet rechtvaardig. Maar wijs is hij die zorgvuldig onderscheid maakt tussen goed en kwaad.

Voorbijgaand zijn alle samengestelde dingen; hij die de waarheid hiervan ziet, krijgt genoeg van deze wereld van smart. Dit is het pad naar zuiverheid.

Zij die fouten denken te zien waar ze niet zijn, en er geen zien waar ze wel bestaan, zulke mensen, die verkeerde opvattingen koesteren, gaan het rampzalige pad op.

Geef het verlangen naar het verleden op, geef het verlangen naar de toekomst op, geef het verlangen op naar wat daartussen ligt en steek over naar de andere oever. Als het denken volledig is vrijgemaakt, zult u niet terugkeren tot geboorte en ouderdom.

Onkruid is de vloek van de akkers; hartstocht is de vloek van de mensheid; daarom werpen gaven aan hen die vrij van hartstocht zijn overvloedig vruchten af.

Verbreek de vijf ketens, geef de vijf op en beoefen de vijf deugden (geloof, opmerkzaamheid, ijver, concentratie en wijsheid). Hij die de vijf gehechtheden (lust, haat, zelfbedrog, trots en onjuiste denkwijzen) achter zich heeft gelaten, wordt een bhikkhu genoemd die de stroom is overgestoken.
Wanneer iemand duidelijk oorsprong en ondergang begrijpt van de vijf bundels (skanda’s ; lichamelijke vorm, gevoel, waarneming, gedachtenstructuren en bewustzijn, ervaart hij zaligheid en geluk. Voor hen die werkelijk begrijpen, is dit als de nectar der onsterfelijkheid.

Wie vriendelijke, leerzame en ware woorden spreekt, wiens uitspraken niemand beledigen – hem noem ik Brahmaan.




Marcus Aurelius

…. Niet de handelingen zelf verontrusten ons – die immers berusten op hun leidende beginselen – doch alleen onze eigen meningen hierover schrijft de Romeinse keizer Marcus Aurelius Antonius.

Hij wordt tot de laatste van de vijf goede keizers gerekend, werd geboren in 121 na Christus en stierf in het jaar 180. Hij wordt tevens tot diegenen gerekend die de Stoïcijnse levensvisie verder hebben helpen ontwikkelen.
MA onderscheidt bij de mens en de schepping drie werelden: de wereld van de fysieke belichaming (lichamelijke omhulling), de wereld van de denkende geest (die zuivere geest moet worden) en de wereld van hart en intellect. Deze laatste wordt ook wel in verband gebracht met de Logos, het Woord, die de bron is van het menselijk bestaan. De Logos is essentieel goed en de Waarheid zelve, zoals de vertalers van zijn Overpeinzingen in hun inleiding schrijven. De Logos wordt ook wel gekoppeld aan de Rede, die niet zomaar als het werkende verstand beschouwd werd maar veel eerder als de Waarheid en het Goede. De Logos als kern van elk menselijk wezen lijkt oppervlakkig gezien op wat in de Vedanta filosofie als het Brahman-beginsel beschouwd wordt; de opperste transcendente realiteit, die niet onderverdeeld kan worden en zich aan iedere verstandelijke benadering onttrekt. Ieder menselijk wezen draagt in zich een deel van het Brahman, de Atman, alhoewel dat niet met het persoonlijk ‘ik’ verward mag worden. De reden dat mensen lijden is dat in alle mensen Brahman is, maar dat niet alle mensen in Brahman zijn.

De grondstelling van de Upanishads, de bron van de Vedanta filosofie luidt Tat tvam asi, dat zijt gij; en Brahman is de opperste verblijfplaats van alles dat beweegt, ademt en ziet. We zien hier het verlangen naar een roerloos punt van Onbeweeglijkheid zoals we ook bij de Godsidee tegenkomen die ook wel de Eerste Beweger genoemd werd. Ook Plato zocht zoiets toen hij met zijn ideeënleer kwam. De mens leeft in een onvaste en illusoire ‘schimmenwereld’ en de vraag is steeds hoe de mens uit het perpetuum mobile geraakt zoals hij dat voor zich ziet. Het verlangen naar een zekere onbeweeglijkheid waaruit al het andere voortspruit, hoort tot één van de leidende beginselen van de mens, verloren als deze is in de wereld der tuimelende bewegingen.
Het doel van het leven is binnen de Indiase filosofie om uit het door het Maya gesponnen web zien te geraken. Deze Maya, de kosmische illusie, veroorzaakt de verwarrende menselijke bewustzijnsvormen en daarmee Lijden en de mens moet zien te komen tot het zuivere bewustzijn zodat hij een wordt met het Brahman.
Sri Ramakrishna, een belangrijk geestelijke leraar uit de 19e eeuw in India,  formuleert het zo: Maya ontstaat uit begeerte welke de mens belet om geestelijk vooruit te komen.
Shabdar Lama (1841-1922), een zwervende boeddhistische yogi in Tibet, sprak vooral over het ‘Gewaarzijn’ en de leegte die daarop volgt. In ‘de vlucht van de Garoeda’ schrijft hij ergens: ‘terwijl een dergelijk beeld in je geest omhoogkomt, observeer dan de geest die denkt, ‘O, wat een pijn!’ Als je de geest zo waarneemt, hebben beide ervaringen dezelfde smaak van leegte. Of ergens anders: ‘Ontspan, laat jezelf tot rust komen in de vrije ruimte van de oorspronkelijke aard van de geest en neem deze kalme staat van de geest waar. 
Ook bij MA zien we dat kalme waarnemen van de eigen gedachten. Hij spreekt daarbij regelmatig over het ‘hègemonikon’, het Leidend beginsel dat vertaald werd als onderscheidingsvermogen.
Nog tot slot: de activiteiten van de hierboven genoemde werelden vallen uiteen in de zintuiglijke waarneming (aisthèsis), de geestelijke activiteit of gedachtenwereld (fantasia) en de wereld van de kennis (dianoia).

Bij MA bespeuren we het verlangen het beweeglijke van de geest te overstijgen en ‘zuiver’ te maken. De weg hier naar toe lijkt juist het kalme en kalmerende onderscheidende waarnemen. Iets dergelijks, maar dan verder reikend, zien bij de Vedanta, waar het doel is gericht op het bereiken van moksa, de verlossing uit de cyclus van samsara (cyclus van dood en wedergeboorte) en het bijbehorende lijden. MA blijft ‘dichter bij huis’ maar bij zowel de Vedanta als bij hem is er verlangen naar onthechting.


Aan mijzelf

…. Nergens kan de mens zich rustiger en ongestoorder terugtrekken dan in zijn eigen ziel, vooral wanneer hij zulke gedachten koestert dat hij bij de overweging ervan onmiddellijk volkomen op zijn gemak is. Deze gemoedsrust is naar mijn mening niets anders dan een gevolg van goede ordening van de geest…..
…… Onder de meest voor de hand liggende waarheden zijn vooral deze twee van belang: ten eerste dat de dingen zelf uw ziel niet beroeren, doch er onbeweeglijk buiten staan, zodat verstoring van uw zielsevenwicht alleen ontstaat door uw eigen voorstelling van de dingen.

Doorzie de dingen. Laat van geen enkel ding zijn eigenaardige inrichting en betekenis u ontgaan.

De beste manier om zich te wreken is de boosdoener niet met gelijke munt terug te betalen.

Als iemand mij kan overtuigen en aantonen dat ik iets niet goed begrijp of verkeerd doe, zal ik graag mijn mening of handelingen wijzigen. Ik zoek immers de waarheid, door welke nog nooit iemand geschaad werd. Maar wel lijdt schade wie in zijn dwaling of onwetendheid volhardt.

Wie het heden in ogenschouw neemt, heeft alles gezien wat van alle eeuwigheid af geweest is en alles wat in de eeuwige toekomst zijn zal. Want alles is van dezelfde aard en vorm.

Wanneer iemand jegens u heeft misdreven, overweeg dan allereerst welke opvatting omtrent goed of kwaad hem daartoe heeft gebracht. Want zodra ge dit hebt ingezien zult ge medelijden met hem hebben en u noch verbazen noch boos worden. Want óf ge houdt zelf hetzelfde als hij, of iets dergelijks, voor goed – en dan behoort ge hem te vergeven -,  óf ge denkt niet hetzelfde aangaande goed en kwaad en dan zult ge des te gereder welwillend zijn jegens de dwalende.

Denk minder over wat ge niet hebt dan over wat ge reeds bezit……

Wanneer ge door een oorzaak buiten uzelf lijdt is het niet dat ding dat u hindert, maar uw eigen oordeel erover. En het staat in uw macht dit oordeel onmiddellijk uit te wissen. En als iets in uw eigen gestel u hindert, wat belet u dan uw mening daaromtrent te herzien? ……

…… Wanneer iemand bij een heldere, zuivere bron ging staan om haar te beschimpen, zou zij toch niet ophouden drinkbaar water te doen opwellen…..

Wie zondigt, zondigt jegens zichzelf. Wie onrecht doet, doet zichzelf onrecht, want hij schaadt zichzelf.

Onderzoek van elk ding aard en oorzaak en beschouw deze, afgescheiden van zijn materie. Bepaal vervolgens zijn tijd, dat wil zeggen hoe lang een ding van dien aard op zijn hoogst kan blijven bestaan.

Een gezond oog moet al wat zichtbaar is kunnen zien en behoort niet te zeggen: ik wil uitsluitend groene dingen zien; want dat is het kenmerk van een ooglijder. Evenzo behoren een gezond gehoor en een gezonde reuk ontvankelijk te zijn voor al wat er te horen of te ruiken valt. Een gezonde maag behoort zich ten opzichte van alle voedingsmiddelen te gedragen als een molen ten opzichte van alle dingen die hij bestemd is fijn te malen. En zo behoort ook een gezonde geest bereid te zijn om al wat gebeurt te aanvaarden. Maar een geest die zegt: Laat mijn kinderen in leven blijven, of: moge iedereen al mijn daden prijzen, is als een oog dat vraagt om groen en tanden die alleen iets zachts verlangen.

De dingen die u verontrusten wanneer ge ze najaagt of ontvlucht, komen niet uit eigen beweging op u af, maar in zekere zin gaat gij tot hen. Vorm rustig uw oordeel over hen en ook zij zullen in rust blijven en men zal u ze noch zien najagen noch ontvluchten

…. Niet de handelingen zelf verontrusten ons – die immers berusten op hun leidende beginselen – doch alleen onze eigen meningen hierover.

Sokrates noemde de meningen der menigte spoken, boemannen voor kleine kinderen.

Beschouw de werkende oorzaken der dingen, ontbloot van hun omhulling. Let op de bedoeling der daden. Bedenk wat smart, vreugde, dood of roem is; hoe ieder zelf schuld is aan zijn ongeluk; hoe niemand door een ander gedeerd kan worden; hoe alles afhangt van onze voorstelling.

Hoe belachelijk en wereldvreemd is wie zich over ook maar iets in het leven verbaast.

Of er is een onontkoombaar noodlot, een onwrikbare orde, óf een welwillende Voorzienigheid, óf een chaos zonder doel of richting. Zo er nu een onwrikbare orde heerst, waarom verzet ge u dan? Maar zo er een Voorzienigheid is die zich laat verbidden, maak u dan haar goddelijke hulp waardig. Is er echter slechts een richtingloze chaos, verheug u dan in de gedachte, dat ge te midden van een dergelijke maalstroom in uzelf een geest hebt die u kan leiden. En zelfs als de maalstroom u meesleurt: hij moge uw armzalig vlees, uw ziel en heel de rest van affecten meeslepen, uw geest zal hij u niet ontrukken. 


Marcus Aurelius

Overpeinzingen

Wees u ervan bewust dat alles gebaseerd is op de mening die wij erover hebben. Want wat de cynicus Monimus hierover zegt, is duidelijk en praktisch, althans wanneer wij het in verband brengen met de waarheid.

…. Op dezelfde wijze blijven de zielen die in lucht zijn opgegaan, nog enige tijd voortbestaan, dan veranderen zij en worden getransformeerd tot vuur, om opgenomen te worden in het zaadvormende Woord van het Al. Op die wijze maken zij plaats voor die zielen die na hen komen.

Het merendeel van wat wij doen en zeggen is immers onnodig en indien ge er iets van zou nalaten, zoudt ge meer tijd en een grotere gemoedsrust hebben. Daarom moet ge u afvragen bij alles wat ge doet, ‘is dit niet een van de dingen die onnodig zijn?’ Maar niet alleen ons handelen, ook ons denken moet bevrijd worden van wat onnodig is. Immers dan volgen er ook geen handelingen die niet ter zake doen.

Hebt ge dit alles goed in u opgenomen? Zie dan ook het volgende: Laat u niet in verwarring brengen; wees eenvoudig en oprecht. Handelt iemand verkeerd? Hij schaadt zichzelf. Is u iets overkomen? Dat is goed. Alles wat u overkomt, is vanaf het begin voor u weggelegd en in het universele web gesponnen. Hoe kort is welbeschouwd het leven. Maak gebruik van het heden door te handelen in overeenstemming met wat rede en rechtvaardigheid u ingeven. Wees vrij, maar weet hierin maat te houden.

Uw lijden wordt niet veroorzaakt door een kracht buiten u, die bepaalt wat er gebeurt, en ook niet door wisseling en verandering van omstandigheden, waarin u zich bevindt. Waardoor wordt het dan wel veroorzaakt? Door datgene in uzelf dat bepaalt of iets kwaad is.

…..Want uiteindelijk is er één harmonie en zoals alle lichamen geheel worden opgenomen in het grote lichaam dat het universum is, zo gaan alle oorzaken op in die een Oorzaak die het Lot is……

…. Er zijn mensen die een bepaalde bezigheid in de weg kunnen staan. Zij kunnen echter geen belemmering vormen voor mijn wil of voor mijn gemoedstoestand……

Laat het deel van uwe ziel dat de leiding heeft en meester is, niet beïnvloeden door aangename of onaangename beroeringen van het lichaam. Laat het zich daar niet mee inlaten maar zich bepalen tot zijn eigen gebied en die neigingen op hun terrein houden. Maar wanneer die beroeringen in de geest doordringen, omdat geest en lichaam nu eenmaal met elkaar verweven zijn, tracht dan niet de ervaring, die natuurlijk is, tegen te gaan maar let erop dat de rede uit zichzelf geen mening over goed of kwaad aan die ervaring toevoegt.

Doet iemand u kwaad? Ga dan oprecht bij uzelf te rade welke opvatting over goed en kwaad hiervan de oorzaak was. Als ge die kent, zult ge medelijden met deze mens hebben en niet verbaasd zijn of boos worden, want ge hebt hetzelfde idee van goed en kwaad als hij, of een dat erop lijkt. In dat geval kunt ge niets anders doen dan hem vergeven. Als uw begrip van goed en kwaad echter niet hetzelfde is, dan is alles des te gemakkelijker mild gestemd te zijn tegenover degene die het anders zag.

Jammer niet met de andere mee en laat uw hartslag kalm blijven.

Ook al barst u van woede, de mensen zullen geen zier veranderen.

….. Alles heeft een veranderende gedaante, zodat niet gevreesd hoeft te worden voor iets dat nieuw is; alles hoort bij elkaar, zelfs de afzonderlijke delen stammen met elkaar overeen.

Bedenk dat ge even vrij zijt wanneer ge uit eigen beweging van mening verandert als wanneer ge luistert naar iemand die u tot beter inzicht brengt. In beide gevallen volgt uw activiteit uw eigen aandrang en oordeel en stemt dus inderdaad met uw rede overeen.

De een verheugt zich hierover, de ander daarover. Ik verheug mij wanneer mijn onderscheidingsvermogen zuiver is en zich niet laat leiden door mensen of menselijke omstandigheden, maar alles met een milde blik beziet, en elk gegeven aanvaardt en zoveel mogelijk benut.

Niet zijn gevoelens, maar zijn daden bepalen of een redelijk denkend burger goed of slecht is. Zo blijkt ook zijn deugdzaamheid of verdorvenheid niet uit wat hij voelt, maar uit wat hij doet.

Laat de fout van een ander bij hemzelf.

Dring door tot de bron van uzelf, tot die van het universum en die van uw medemensen…..

Of er nu afzonderlijke atomen zijn of een alomvattende natuur, zeker is dat ik een onderdeel van het geheel ben dat door de natuur wordt bestuurd. Verder, dat ik hoe dan ook verbonden ben met verwante delen. …..

Houd u voor ogen dat alles wat u tegenkomt, reeds aan het ontbinden is en veranderen is en als zodanig vergaat en uiteenvalt, met andere woorden: alles komt en gaat.

Maak er bij alles wat iemand doet een gewoonte van u zoveel mogelijk af te vragen, ‘Waarom doet hij dat’, maar begin met uzelf; onderzoek allereerst uzelf.

…. In elke kunst wordt het mindere gedaan ter wille van het hogere. Alzo handelt de hele natuur.

Hoe minder wij ons door de dingen laten raken des te sterker zullen wij worden. Verdriet is in wezen van even weinig betekenis als ergernis. In beide gevallen is immers sprake van gekwetstheid en onstandvastigheid. …..

Sokrates noemde de meningen van mensen vraatzuchtige monsters; schrikbeelden voor kinderen.

Drievoudig is uw samenstelling: lichaam, levensadem en geest. Der eerste twee zijn de uwe in die zin dat ge er alleen voor moet zorgen, de derde is geheel en al de uwe. Maak uzelf, dat wil zeggen uw geest, los van alles wat de anderen doen of zeggen, van al uw eigen handelingen en woorden, en van alle ongerustheid omtrent de toekomst. Maak u ook vrij van alle in het u omhullende lichaam aanwezige verleidingen en de daaraan gekoppelde bewegingen van de geest, alsook van de maalstroom van de omstandigheden. Op deze wijze leeft de zuivere geest, verlost van het lot, in vrijheid…….

….. Men verliest uit het oog hoe groot de verwantschap van de individuele mens is met de gehele mensheid. Zij is geen band van bloed of zaad, maar van geest.



 Luther.

Luther, de augustijner monnik uit Erfurt, kwam in hevige aanvaring met de katholieke moederkerk nadat hij tot het inzicht kwam dat zoals in Romeinen 1:16-17 geschreven stond, de rechtvaardige slechts uit het geloof zal leven. Hij kwam daardoor in aanvaring met de katholieke Kerk die nu juist, sinds de apostel Petrus de kerk ‘stichtte’, zich als rechtmatig vertegenwoordiger van dat geloof beschouwde. Dominant binnen die kerk was de scholastieke stroming, ingezet met Thomas van Aquino, waarin gepoogd werd met behulp van de rede onveranderlijke waarheden te destilleren. In het thomistische systeem  heeft alles in meer of meerdere mate deel aan het zijn, waarvan God de onbeweeglijke oorsprong is. Het leverde een hiërarchisch op enkele basisbegrippen gebaseerd systeem op. Volgens dit ‘ordenende’ denken was het mogelijk om de relatie van de mens tot God te bevatten. Volgens mensen als Luther was dit menselijk begrijpen van God dat als een ladder naar boven werd voorgesteld, een slimmigheid van de sterfelijke mens om op eigen kracht te kunnen opstijgen naar de hemel, een poging eigenlijk van het minder volmaakte om bij te dragen aan het volmaakte. En het gaf de Kerk en haar geleerden uiteindelijk veel macht. Augustinus, een kerkvader uit de vierde eeuw na Christus, zei daarentegen, dat de mens een onderdeel was van Gods schepping waarvoor de mens in nederigheid (humilitas) moest buigen. De christen wordt bij hem in het lijden door God gelouterd. Genade was een sleutelwoord bij Augustinus; het betekende gered worden door God. Juist omdat de mens zichzelf niet redden kan, is de genade de kracht tot die redding zelf. Dacht de mens zich op eigen kracht te redden, dan voegde hij zonde bij zonde toe, aldus Augustinus.  Wie nu gered werd en wie niet, was volgens Augustinus voorbestemd door een ‘ondoorgrondelijke’ God. Deze predestinatie werd een splijtzwam binnen de kerken.

De gedachten van Augustinus resoneerden in de veertiende eeuw onder meer bij de volksprediker Tauler die leerde dat de weg van de ootmoed, de nederigheid, de ‘lage weg’ was, de enige weg. Luther was door deze Tauler geïnspireerd.
Een belangrijk breekpunt met de katholieke macht vormde de aflaat en de leer van de goede werken waarmee de gelovige een plaatsje kon bemachtigen. De kerk beschouwde zich als een bemiddelaar tussen mens en God en had intussen van dat bemiddelen stevig werk gemaakt. Ze voelde zich gerechtigd om de mens vergeving aan te zeggen voor zijn zonden. De kerk legde de zondigende gelovigen allerhande boetedoeningen op, die veelvuldig de kerkelijke kassen spekten. Dit leidde tot grote beroering onder de mensen. Geldelijke boetedoeningen waren ook een sanctiemiddel die de Inquisitie de veroordeelde ketters oplegde: niet iedereen werd verbrand.
Luther wilde de mens ‘leeg’ maken zodat hij ontvankelijk voor God kon worden in plaats van horig te zijn aan de Kerk. Cajetanus, een afgezant van de paus, die in 1518  naar Augsburg kwam om Luther te horen, verlangde van hem dat hij zijn stellingen tegen de aflaat herriep. Dit weigerde Luther. Hij kon het niet, omdat het niet overeenstemde met zijn geweten. Hij kon uiteindelijk het vege lijf behouden door de steun van de keurvorst van Saksen die hem liet onderduiken op zijn kasteel de Wartburg. In de twist met de kerk speelde in de tijd van Luther namelijk ook nog de controverse tussen de wereldlijke en de kerkelijke macht.
Luthers woorden vonden langzaam maar zeker veel weerklank, zoals bij een groep van protestantse vorsten, soms zelfs meer dan hij hoopte.


Tafelgesprekken

God heeft zijn kerk midden in de wereld gezet, met alle problemen vandien, omdat de christenen geen monniken zijn. We moeten midden in de samenleving staan om ons geloof te kunnen uitdragen in onze daden. De samenleving is geen doel op zichzelf maar een middel. Het voornaamste doel van de samenleving is dat we elkaar tot God brengen.

…. Ook als je geloof nog klein en zwak is, moet je er gehoorzaam naar luisteren, want zonder gehoorzaamheid bestaat er geen geloof.

…. En daar hou ik me aan, ook al keert zich de hele wereld tegen me. Ik vraag niet naar het oordeel van de mensen. Ons geloof staat vast in Christus. Zoals Petrus zegt: ‘wij hebben het profetische woord dat vast staat, dus ook al beweert iedereen het tegendeel, wij blijven staande en zeggen: Gods Woord is de waarheid’.

We moeten de Bijbel niet naar ons verstand richten en uitleggen, maar we moeten de Bijbel biddend lezen en op ons in laten werken.

Echte gelovigen zijn steeds bezig om hun geloof te versterken en te verbeteren, en altijd strijden en worstelen ze ermee.

Alles wat er in de wereld gebeurt, gebeurt uit hoop…. Geen mens zou trouwen als hij of zij niet hoopte op geluk. En zo is de hoop op het eeuwig leven de kracht die ons vooruit brengt.

Het verlossingswerk van Christus wordt ons als een geschenk aangeboden. Maar het wordt alleen door het geloof ons eigendom. We moeten er dus wel ‘iets’ voor doen maar dat is alleen het aannemen van wat Hij ons heeft toegezegd en beloofd.

… En er staat ook: aanvaardt de zwakke gelovige (Romeinen 14:1)

Vorsten en hoge heren zijn arme mensen. Daarom heeft de Here God ons opgedragen om de overheid te eren en voor die mensen te bidden.

De mens is een leugenaar, actief en passief, want hij liegt en wordt belogen. Dus wie op mensen vertrouwt, komt bedrogen uit.

Wij hebben de Joden lief, maar wat kunnen ze hoogmoedig en trots zijn. Zij hebben voortreffelijke mannen gehad als Abram, Isak, Jakob, Mozes, David, Samuel, Daniël. Wie zou het niet vreselijk vinden dat zo’n groot en goed volk verloren zou gaan? De profeten noemen de joden en dan speciaal de lijn van Abraham, een mooie tak. En Christus zelf is daaruit voortgekomen, zoals een rank uit de wijnstok. Maar het hout van de wijnstok is nergens anders geschikt voor. Als er geen vruchten meer aankomen, wordt het verbrand, zoals Ezechiel zegt. Zo is de stam van de joden niets meer waard. Ook zijn op hen geënt de profeten en apostelen en Christus zelf. En verder grote mannen als de katholieke Augustinus en de oosterse kerkvader Athanasius, en de hele kerk van Christus.

Ik heb eens bij de kapper tegen iemand gezegd: de erfzonde lijkt veel op de baard van een man, want als je ‘m af laat scheren, groeit hij morgen weer aan en dat gaat door zolang hij leeft. Zo blijft ook de erfzonde ons hele leven doorgaan, maar we moeten telkens weer onder het mes, door de vergeving en de genade.

….. Als ik gedoopt was vanwege mijn geloof, dan was mijn geloof belangrijker dan het Woord van God en de opdracht van Christus. Dan zou de kracht van het Woord van God afhankelijk zijn van ons geloof, van onze zwakheden, en zo is het gelukkig niet. (behandelt de volwassenendoop)

… Waar de Geest werkt, is men niet bang voor de boze geest van deze wereld.

Ik wil met iedereen discussiëren die aanvaardt dat de Bijbel Gods Woord is. Maar ik weiger één woord te spreken met hen die dat niet geloven, want dan ontbreekt de basis voor een gesprek.

Brieven

Aan frater Georg Spenlein:
…. Wat is de verleiding tot aanmatiging en hoogmoed toch groot in onze tijd, vooral bij hen die met alle kracht zo goed en rechtvaardig proberen te zijn.

Aan Georg Leiffer:
Christus’ kruis gaat over heel de wereld, ieder krijgt zijn deel. Werp het niet af, aanvaard het als een heilig relikwie. Geeft het een plaats, niet in een schrijn van goud of zilver, maar in een ‘gouden’ hart vol genade!

Aan Michael Dressel:
Niet diegene heeft vrede die door niemand beangstigd wordt. Dat is de vrede van de wereld. Maar wie door alles en iedereen belaagd wordt en dat alles vreugde en in alle rust uithoudt, die weet wat vrede is.

Citaat van Tauler: prediker uit de tijd van Luther

… Wie wil ontvangen moet leeg zijn, vrij zijn. Daarom zegt Augustinus: giet uit, opdat je gevuld kunt worden. God láát de dingen niet leeg, dat zou tegen zijn natuur, tegen zijn gerechtigheid zijn. Daarom moet je zwijgen opdat het wonder van deze geboorte tot diep binnen in je kan spreken en in jezelf gehoord kan worden, want als jij wilt spreken dan moet Hij wel zwijgen. Je kunt het Woord niet beter dienen dan met zwijgen en luisteren.

Aan Johannes Lang:
Ik lees Erasmus, maar mijn tegenzin groeit met de dag; het is best dat hij monniken en priesters voortdurend en knap te grazen neemt en hun diep geworteld slaperig onbenul laakt, maar ik ben bang dat hij Christus en de genade van God niet genoeg naar voren brengt, daarin is hij nog veel onwetender dan Faber Stapulensis.

In 1517 verschenen de zeven Boetepsalmen, uitgegeven in de Duitse landstaal.
Kort fragment uit de uitleg: Wat met geweld moet worden vastgehouden is niet blijvend; wat van harte vastgehouden wordt, dat blijft bestendig.

Stellingen.

Luther publiceerde in 1517 97 stellingen; het was de gewoonte dat een promotor stellingen verzon waarover de promovendi moesten disputeren. Hier zat een zekere vrijheid maar Luther merkte met zijn stellingen tegen de aflaat dat die vrije ruimte toch gering was. Hier een voorbeeld van de gehanteerde logica bij het disputeren: als a=b en b=c, dan is a=c, maar als b verschilt van c, dan is er ook verschil tussen a en c.
Luther gebruikte ook paradoxen, die hij blijkbaar ‘tegenmeningen’ noemde, en die bakende hij scherp af tegen traditionele leeropvattingen.
18. Uit eigen natuurlijke kracht God liefhebben is een fictief doel, een spookbeeld najagen.
40. Men wordt niet rechtvaardig door rechtvaardige dingen te doen, maar wie rechtvaardig gemaakt is doet rechtvaardige dingen.
85. De wil van de mens is zo gericht, dat men liever als het zou kunnen geen enkele wet zou willen gehoorzamen en vrij zou willen zijn.

Aan de Aartsbisschop Albrecht:
Nergens gebiedt Christus de prediking van de aflaten, maar hij gebiedt met alle kracht de prediking van het evangelie.
Over de praktijk van de kerk aan de aflaat alle aandacht te besteden: ‘ze ziften de mug uit, maar slikken de kameel door’.

De 95 stellingen over de aflaat.

Deze waren niet voor een promotie bedoeld en veroorzaakten veel deining: de macht van de moederkerk was immers in het geding. De kerk had veel macht naar zich toegetrokken in het proces van boetedoening. Wie iets over de inquisitie gelezen heeft zal gemerkt hebben hoe ‘dominant’ de bewijskracht van de kerk was.
1. Toen onze Heer en meester Jezus Christus zei: ‘Doet boete’ enz. wilde Hij, dat het hele leven van de gelovigen één boetedoening zou zijn.
36. Ieder christen die waarachtig berouw heeft, heeft aanspraak op volkomen kwijtschelding van straf en schuld, ook zonder aflaatbrief..
62. De ware schat van de kerk is het allerheiligst Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.

Aan Johannes Lang:
Eén ding hoop ik echt: dat jullie niet gaan discussiëren over de gebreken van de schrijver, maar dat jullie begrijpen waar het in mijn uitlatingen en stellingen werkelijk over gaat- zitten daar gebreken in, laat ze me zien!
(hoe dit te rijmen met zijn hier laatst geciteerde uitspraak uit zijn tafelgesprekken?)

Brief aan Spalatinus:
Je moet dus niet vertouwen op je eigen inspanningen inzicht, maar alleen bouwen op de inwerking des Geestes. Geloof me, ik heb het ervaren.

Brief aan de Bisschop van Brandenburg:
Ik riep dus iedereen in de arena, maar niemand kwam. Toen merkte ik dat mijn stellingen zich veel wijder verspreidden dan ik gewild had en dat ze in brede kringen niet als disputatiethesen, maar als uitspraken opgevat werden.
…. Ze (diegenen die hem van ketterij beschuldigen) zijn zo zonder enig benul van de klassieke en bijbelse letteren, dat het pijnlijk is om met hen om het krijt treden. En juist die onwetendheid maakt ze ongelooflijk brutaal.

Brief aan Christoph Scheurl
Wel vraag ik jullie om jullie overdreven opinie over mij te laten voor wat die is en niet meer van mij te verwachten dan ik kan. Ik ben niets, kan niets en word dagelijks meer ‘niets’!

Brief aan Staupitz:
Ik scholastische kring haten zij mij nu ook, want ik heb meer vertrouwen in de kerkvaders en de bijbel dan in hen en dat kunnen ze niet hebben.

Brief aan Staupitz en aan paus Leo X
Later kwam daar bij, dat ik ontdekte dat het woord boete in het grieks ‘metanoia’ is en van ‘meta’ en ‘noen’ komt, dus van van ‘na’ en ‘geest’ (gezindheid) en dat boete dus betekent: tot inzicht komen en dat ná aanvaarding van het oordeel over onze zonde.
(Erasmus vertaalde de bijbel opnieuw vanuit oude Griekse bronnen)
Wat moet ik nu doen? Herroepen kan ik niet….

Uit ‘over de vrijheid van een christenmens’.

Een christen is in vrijheid heer van alle dingen en niemands onderdaan;
een christen is in dienstbaarheid knecht van alle dingen en ieders onderdaan.
(deze tekst weerklinkt later in de filosofie van Levinas als hij spreekt over het gelaat van de Ander dat hem ‘aanspreekt’)

Uit de uitleg van de lofzang van Maria.
Niemand kan en mag God loven voordat hij hem liefheeft. Je kunt niemand liefhebben zonder hem heel goed en met alle overgave te kennen.


La Rochefoucauld
Maximen


La Rochefoucault leefde in het tijdperk dat inmiddels geassocieerd wordt met het gebruik van de rede. Niettegenstaande schrijft LaRF dat het verstand het altijd verliest van het hart. Hij was er zich van bewust dat de deugden van de mens meestal vermomde ondeugden waren. Hij maakte zich weinig illusies over de mens.  
LaRF heeft in zekere zin voorgangers gehad zoals Petrarca die in de 14e eeuw in een brief over zijn beklimming van de Mont Ventoux’ schreef dat hij de eerste mens was die de bergtop beklom louter en alleen uit begeerte om zijn bijzondere hoogte nader in ogenschouw te nemen. Ruim twee decennia voor de geboorte van LaRF overleed Michel de Montaigne, schrijver van de Essais waarin hij met name het wel en wee van de mens zelf bestudeerde. ‘Wat weet ik?’ , was zijn motto. In tijd nog dichterbij dan Montaigne stond Balthasar Gracián die zijn ‘Handorakel en de kunst van de voorzichtigheid’ schreef. LaRF was bekend met zijn werk. Ook Gracián bestudeerde de mens zelf. Onder intelligente mensen, zo schrijft hij ergens, vindt de een bijval voor wat hij zegt, terwijl de ander leert van wat hij hoort. In tegenstelling tot LaRF zijn de aforistische teksten van Gracián eerder opgezet als aansporing om zus of zo te handelen. Alle vier de hier aangehaalde schrijvers vonden de mens als studieobject op zichzelf al voldoende net zoals later het landschap zelf voor de schilders een voldoende motief werd.


Hartstochten maken dikwijls de verstandige mens tot een dwaas en de dwaas tot een verstandig mens.

Hartstochten zijn onrechtvaardig en zoeken zichzelf, zodat het gevaarlijk is ze te gehoorzamen en men moet ze wantrouwen, juist als ze erg verstandig lijken.

Men vergist zich als men spreekt van de kracht of de zwakte van de geest; in werkelijkheid zijn deze slechts het gevolg van een goede of slechte werking van de organen.

Om aanzien te verwerven doet men zoveel mogelijk alsof men reeds in aanzien staat.

Wat de schoonheid is voor het lichaam is het gezonde oordeel voor de geest.

Zwijgen is de veiligste weg als men niet zeker is van zichzelf.
Iedereen klaagt over zijn geheugen, niemand over zijn oordeel.

Men is nog geen verstandig mens als men bij toeval tot een inzicht komt, wel als men dit te danken heeft aan kennis, onderscheidingsvermogen en smaak.

Om iets werkelijk te doorgronden moet men alle details kennen en aangezien het aantal hiervan vrijwel oneindig is, blijft onze kennis aaltijd oppervlakkig en onvolmaakt.

Men is nooit zo belachelijk door de eigenschappen die men bezit als door die welke men voorwendt.

Het is eenvoudiger opgewassen te lijken tegen verantwoordelijkheden die men niet draagt, dan tegen die welke men wel draagt.

Schijnbaar beschaafde mensen verbergen hun gebreken voor zichzelf en voor anderen. Mensen met een werkelijke beschaving kennen hun eigen tekortkomingen en komen er voor uit.

Niemand verdient om zijn goedheid geprezen te worden als hij de kracht mist om slecht te zijn; ook in andere gevallen is goedheid meestal luiheid of gebrek aan wilskracht.

Beperktheid van geest leidt tot koppigheid; wij (daarentegen-oe) geloven niet gauw iets dat ons bevattingsvermogen te boven gaat.

De zwakke kan niet oprecht zijn.

Er bestaan middelen om iemand van de waanzin te genezen, echter niet om een gebrek aan gezond verstand goed te maken.

Als onze haat al te fel is, plaatst hij ons onder hen die wij haten.

Kleine geesten veroordelen gewoonlijk alles wat hun bevattingsvermogen te boeven gaat.

Het gevaar van scherpzinnigheid is niet dat men zijn doel niet bereikt maar dat men zijn doel voorbijschiet.

Vertrouwen verrijkt een gesprek meer dan intelligentie.

Niets staat natuurlijkheid meer in de weg dan het verlangen natuurlijk te lijken.

Niets is zeldzamer dan werkelijke goedheid; zij die zelf menen die kwaliteit te bezitten, zijn gewoonlijk slechts inschikkelijk of zwak.

Kwaadspreken doet men gewoonlijk eerder uit ijdelheid dan uit goedheid

Er is meer luiheid in onze geest dan in ons lichaam.

Onze angsten zijn die van sterfelijke mensen, maar wij begeren alles alsof we onsterfelijk zijn.


Als wij iemand liefhebben, heeft deze bijna altijd meer macht over ons dan wijzelf.


G C Lichtenberg

Lichtenberg werd in 1742 ten zuiden van Darmstadt geboren als zoon van een dominee. Hij studeerde wiskunde, natuurkunde en anatomie. Hij hekelde  metafysische vaagheid, intolerantie en christelijke geestendrijverij en vooral in zijn Kladboeken legde hij zich toe op filosofie, zelfwaarneming, kortom tot natuurkunde van het hart en van de ziel. Pas dan kon men, zei hij, voor alle tijden schrijven. Hij benadrukte het leren, al waarschuwde hij er herhaaldelijk voor niet overmatig te lezen. Dat is volgens hem schadelijk voor het denken. Leren betekende voor hem het verleggen van grenzen van onze wetenschappelijke of anderszins nuttige kennis, het ongedaan maken van een dwaling, het verkrijgen van zekerheid omtrent zaken waarover de mens lange tijd onzeker is geweest en het vormen van duidelijke begrippen van wat voor ons voordien onduidelijk was enzovoorts. Enige overeenkomst van zijn aforistische werkwijze en belangstelling is te vinden met het werk van la RocheFoucauld. Het zijn beiden waarnemers van de mens, zijn denken, zijn geest en de manier waarop deze zich voordoet. Uiteraard moet hier ook Montaigne genoemd voor wie zelfwaarneming belangrijk was. Vele schrijvers na Lichtenberg noemden en prezen hem, zoals Goethe, Kierkegaard, Hebbel, Schopenhauer, Nietzsche en Canetti.


Het ontdekken van de belangrijkste waarheden is van een subtiele abstractie afhankelijk, en ons dagelijkse leven, met al zijn vaardigheden, gewoonten en routine, vormt, bij de een meer dan bij de ander, een ononderbroken poging ons daartoe onbekwaam te maken. Het is de taak van de filosofen die kleine blinde vaardigheden, die wij door middel van waarnemingen van kindsbeen hebben verworven, weer af te leren. Een filosoof zou dus redelijkerwijs als kind al op een bijzondere manier moeten worden opgevoed.

Er bestaat in het Engels een spreekwoord dat luidt:’ Hij is nog te dom om een dwaas te worden’, een spreekwoord dat van een fijnzinnige opmerkingsgave getuigt.

Men moet vaak datgene onderzoeken wat de mensen meestal vergeten, waarnaar zij niet kijken en zozeer als bekend wordt verondersteld dat het geen onderzoek meer waard wordt geacht.

Doordat wij vroegtijdig en in vele gevallen zelfs te vaak lezen, ontvangen wij een grote hoeveelheid materialen die wij niet gebruiken en om iets te bouwen en wordt ons geheugen eraan gewend ons gevoel en onze smaak te beheren. Daarom is vaak een diepgaande filosofie nodig om ons gevoel van aanvankelijke onschuld te hergeven, opdat wij ons een uitweg verschaffen uit het puin der dingen die ons vreemd zijn, beginnen zelf te voelen, zelf te spreken, eindelijk ook eens zelf te bestaan.

…. Filosofie, zelfwaarneming, kortom natuurkunde van het hart en van de ziel, zowel op zichzelf beschouwd als in hun onderlinge betrekkingen – daarop moet men zich toeleggen wanneer men voor alle tijden wil schrijven.

Ook ik ben ontwaakt, vriend, en heb de graad van filosofische bezonnenheid bereikt, waarbij liefde voor de waarheid de enige gids is en ik alles wat ik als een dwaling beschouw met het mij verleende licht tegemoet treedt, zonder meteen hardop te zeggen: ‘Dat beschouw ik als een dwaling’, en nog minder: 'Dat is een dwaling’.

Aan de vaak ondoordachte eerbied voor oude wetten oude gebruiken en een oude religie hebben wij al het kwaad in de wereld te danken.

Juist het tegengestelde doen is ook nabootsen; het betekent namelijk het tegendeel nabootsen.

Over het welzijn van tal van landen wordt bij meerderheid van stemmen beslist, terwijl toch iedereen toegeeft dat er meer slechte dan goede mensen zijn.

Het regende zo hard, dat alle varkens schoon en alle mensen smerig werden.

De omgang met verstandige mensen is iedereen ten zeerste aan te raden, omdat een domkop op die manier door nabootsing verstandig kan leren handelen. De grootste domkoppen kunnen immers nabootsen, zelfs apen, poedels en olifanten kunnen het.

Twijfel moet uitsluitend waakzaamheid zijn, anders kan hij gevaarlijk worden.

Door het vele lezen hebben wij ons een geleerde barbaarsheid op de hals gehaald. 

Kladboekmethode, ten zeerste aanbevolen. Geen zegswijze, geen uitdrukking onopgeschreven laten. Rijkdom verwerft men ook door het opsparen van waarheden van een cent.

Over niets wordt vluchtiger geoordeeld dan over de karakters van mensen, en toch is er niets waarbij men behoedzamer tewerk zou moeten gaan. Bij geen enkele andere zaak gunde men zich minder de tijd het geheel te leren kennen, dat toch eigenlijk het wezen van het karakter bepaalt. Ik heb altijd bevonden dat de zogenaamd slechte mensen meevallen wanneer men hen beter leert kennen, en de goede tegenvallen.

De mensen denken over wat zich in het leven voordoet niet zo verschillend als zij erover spreken.

Om het in ieder mens sluimerende systeem te doen ontwaken is schrijven een voortreffelijk middel, en iedereen die ooit heeft geschreven, zal hebben ontdekt dat schrijven altijd iets wakker maakt dat men voordien niet duidelijk besefte, hoewel het in ons lag besloten.

Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat er weliswaar vele rechtschapen christenen zijn, zoals overal en in alle standen deugdzame mensen worden aangetroffen, maar zoveel is zeker: de christelijke gemeenschap en wat christenen als zodanig hebben ondernomen is nooit veel waard geweest.  

Voldoende stof tot zwijgen.

Het doet mij altijd pijn wanneer een begaafd man sterft, want de wereld heeft begaafde mensen meer nodig dan de hemel.

Zeer vele en waarschijnlijk de meeste mensen moeten, om iets te vinden, eerst weten dat het er is.

Van waarzeggen kan men in de wereld heel goed leven, maar niet van het zeggen van de waarheid.

De welsprekendheid loopt voor de overtuiging uit en bestrooit haar pad met bloemen.

Iemand beschreef een rij wilgen die op bepaalde afstanden van elkaar waren geplant als volgt: eerst stond er één boom, dan geen boom, dan weer wel een boom en dan weer geen boom.

Ik ben herhaaldelijk berispt wegens fouten die ik had begaan maar die diegeen, die mij berispte, door ontoereikende kracht en esprit niet kon begaan.

…. Iedere menselijke ziel bezit een zekere indolentie waardoor ze geneigd is vooral datgene te doen wat haar gemakkelijk afgaat.

Er bestaat geen grotere hindernis voor de vooruitgang in de wetenschappen dan het verlangen het resultaat ervan al te vroeg te willen bespeuren. Dat is bij uitstel eigen aan opgewekte naturen; daarom presteren zij meestal ook niet veel, want zij verslappen en worden neerslachtig zodra zij merken dat zij geen vorderingen maken. Zij zouden wel vorderingen gemaakt hebben wanneer zij zich met gebruikmaking van weinig kracht veel tijd hadden gegund.

Tegenwoordig probeert men overal wijsheid te verbreiden; wie weet of er over een paar honderd jaar niet universiteiten bestaan om de vroegere onwetendheid in haar oorspronkelijke staat te herstellen.

Houdt ons begrip van God soms iets meer in dan gepersonifieerde onbegrijpelijkheid?


Waarnemen is weinigen gegeven, lezen kan iedereen.



Shabkar Lama
De vlucht van de Garoeda

Inleiding

Dzokchen dat direct naar de werking van de geest verwijst, wordt binnen de Tibetaanse boeddhistische traditie beschouwd als het hoogste, meest verregaande onderricht. Volgens Robert Hartzema is een bekende indeling van het Boeddhisme de hinayana, het streven om zelf te ontsnappen aan de cyclus van het bestaan; mahayana, het streven naar de verlichting specifiek om anderen te bevrijden; en vajrayana, de manier waarop je in jezelf in één leven verlichting kunt verwezenlijken.
Een andere indeling is die volgens de oorspronkelijke teksten. De oudste zijn de vinayateksten, waarin de belangrijkste leefregels staan. De soetra’s, toegeschreven aan de Boeddha, zijn gericht op het nalaten van alles wat ons van de bevrijding afhoudt en op het ontwikkelen van het volmaakte Inzicht (dzokchen) en de tantra’s zijn teksten die gericht zijn op de transformatie van de negatieve krachten in onszelf.
Een belangrijke term binnen de dzokchen is rigpa die verwijst naar een volstrekt heldere, transparante geest – bewustzijn, zintuigen en gevoelens – waardoor alles in volmaakte helderheid gekend kan worden, en er geen scheidingen meer bestaan tussen object en subject, binnen en buiten, emoties en denken. Deze rigpa wordt veelal vertaald met gewaar-zijn. Het woord kennis wordt als minder toereikend beschouwd omdat het teveel naar het denken verwijst en bewustzijn verwijst teveel naar het ik dat zich bewust is. Bij  Shakbar Lama zien we dat het streven eerder is om zich aandachtig op dat Ik te richten, zodat we de oorspronkelijke leegte van dat Ik gewaar  worden en het Gewaarzijn het als het ware van het Ik overneemt. Dit gewaarzijn heeft drie kwaliteiten: essentieaard en manifestatie Essentie verwijst naar de leegte en openheid, aard naar de kwaliteit van licht en uitstraling en manifestatie naar het feit dat dit licht zich in een oneindige verscheidenheid kan manifesteren.
Essentie, aard en manifestatie zijn min of meer identiek met de drie energielichamen of zijnsniveau’s van de Boeddha; de dharmakya die verwijst naar openheid, ruimte en tijdloosheid; de sambhogakaya die daarvan de manifestatie is als licht of als meditatieve energie die zichtbaar kan worden in de meest uiteenlopende verschijningsvormen en de nirmanakaya, die de meer tastbare manifestatie is zoals een concrete menselijke manifestatie van gewaarzijn.

De Garoeda verwijst naar een mythologische vogel, de khading of khyung uit de oude legende van de bon, de sjamanistische religie die voor de komst van het boeddhisme in Tibet overheerste (waarin verondersteld wordt dat de zichtbare wereld met onzichtbare krachten of geesten is doordrongen om het leven van de mensen te beïnvloeden en waarin de sjamaan - hij die weet - optreedt als bemiddelaar). Dezelfde naam wordt gebruikt voor de Indonesische luchtvaartmaatschappij. In de boeddhistische mahayana (zie hierboven) ontstond het beeld van de vleugels van de garoeda die eendrachtig bewegen om het één-zijn van de dualiteit te demonstreren.

In de vlucht van de Garoeda neemt de geest een prominente plaats in. Van de geest kunnen we niet iets substantieels vinden en daarmee wordt deze tegelijk raadselachtig, mystiek, transcendent en magisch. Het zoeken naar de aard van de geest wijst het bewustzijn in de juiste richting. Dit zoeken kan met metafysische verbeelding omschreven worden die als gids fungeert voor dit één-zijnde gnostische gewaarzijn. In de staat van Gewaarzijn zijn rust en beweging identiek: de kalmte op de bodem van de oceaan is vergelijkbaar met de niet-actieve gedachtenloze geest, terwijl de golven aan het oppervlak van de oceaan de actieve geest voorstellen. Aldus een metafoor van Shabkar Lama.

Noot: ik heb de inleiding van Robert Hartzema en die van Keith Dowman gevolgd. 

Ik ben niet enorm thuis in de boeddhistische geschriften maar ik lees sommigen om enigszins vertrouwd te raken met een andere blik op het dualisme, dat het westen zo overheerst. Belangrijk bij Shabkar Lama is volgens mij de aandacht van de persoon voor zichzelf waarmee tegelijk het dualistische karakter van die persoon oplost en hij in zijn oorspronkelijke lege gedaante verschijnt. Wanneer deze aandacht zich in volkomen kalmte voltrekt, stijgt de waarnemer op in een staat van volkomen Gewaarzijn, de dokzchen.  
Bij mezelf herken ik soms een toestand van rust waarin mijn blik naar buiten onaangeraakt lijkt door de eigen onderscheiden aard van de verschillende verschijnselen die zich voor mij etaleren en waarbij ik zelf als waarnemer zelfs verdwenen lijk en onderdeel geworden is van dat waarnaar ‘het ik kijkt’; het is een soort staren. Tegelijk weet ik dat ik mijn onderscheidend vermogen weer nodig heb om de wereld te verstaan en daarnaar te handelen. Wat ik wel probeer in deze tumultueuze wereld waarin de mensen allerlei posities ten opzichte van elkaar innemen en daar van op een nogal heftige of ondoordachte manier blijk geven, om die posities met enige kalmte te observeren en vervolgens te bezien wat ik daaraan kan ontlenen. Ik probeer dus ook mijn opkomende weerzin zelf weer te observeren en meestal blijkt dan dat die misschien niet zozeer verdwijnt als wel minder iets wordt waarvan ik luid en duidelijk moet blijk geven. Aandacht geven is een belangrijke energie om het gif uit je eigen denken en handelen te krijgen al blijft het een activiteit die telkens opnieuw beoefend moet worden omdat de negatieve emoties telkens weer de kop op steken te midden van al het ongearticuleerde.


De drie zijnsniveaus (Kaya’s) van de Boeddha – essentie, aard en manifestatie – de vijf meditatieboeddha’s, en de vijf aspecten van oorspronkelijk gewaarzijn, zijn allemaal volmaakt aanwezig in het natuurlijke, stralende intrinsieke gewaarzijn van het hier en nu.

Vanaf het begin zijn de drie zijnsniveaus leeg en volstrekt zuiver. Je moet begrijpen dat zij in essentie dezelfde zijn, de eenheid van uitstraling en leegte. Ervaar hen vanuit de staat van onthechting.

Der oorspronkelijke kennis van Gewaarzijn is het alles weerspiegelende gewaarzijn vanwege de manifeste helderheid van zijn onbelemmerde essentie. Het is gewaarzijn van de gelijkheid van alles omdat het alles doordringt. Het is onderscheid-makend gewaarzijn vanwege het gehele scala van verschillende verschijnselen die uit zijn creativiteit ontstaan……

Kijk vanuit de onverstoorbare ruimte van het natuurlijk gewaarzijn naar elke ervaring, als een illusie, als de weerspiegeling van de maan in het water. Het is onmogelijk om verschijnselen en leegte van elkaar te onderscheiden.

Alle levende wezens, die zwerven door de drie werelden van samsara, blijven gevangen in dualisme, totdat zij beseffen dat in hun eigen waarnemen het oorspronkelijke gewaarzijn vertoeft dat de ultieme identiteit is van alle ervaringen van samsara en nirwana. Door de kracht van de bedrieglijke tweedeling van subject en object, beschouwen zij samsara en nirwana als verschillende bewustzijnsstaten. Zij worden niet bevrijd omdat zij dualiteiten zien waar in werkelijkheid geen dualiteiten zijn.

Het is onloochenbaar dat alle verschijnselen je eigen waarnemen zijn. Als je kijkt vanuit deze staat van onverstoorbaar gewaarzijn, dan is alles wat verschijnt en bestaat een weerspiegeling. Vormen zijn leeg, geluiden zijn leeg: je eigen aard is van nature leeg.

Verschijnselen leggen niets vast. Het komt door onze gehechtheid eraan dat wij eraan gebonden raken. Snijd alle paranoïde gedachten door, kinderen van mijn hart!

Alle verschijnselen zijn onzeker en dubbelzinnig, zodat wat sommigen zien, anderen niet zien.
Van de levende wezens op deze wereld zien sommigen de aarde als aarde, sommigen de aarde als vuur, sommigen de aarde als rijkdom, sommigen de aarde als lijden…..

Omdat alle verschijnselen gevormd worden door denkbeelden, zijn zij het spel van de geest dat zichzelf opvoert, en zijn dergelijke manifestaties in werkelijkheid leeg. 

Alle vreugde en pijn die de levende wezens van de zes werelden ervaren, worden slechts geschapen in hun eigen geest. Wees er daarom vast van overtuigd dat alles het denkbeeldige magische spel is van je eigen geest, het zin immateriële verschijnselen die wezenlijk leeg zijn. En blijf daarom in volmaakte gelijkmoedigheid.

…. Alles wordt door de geest geschilderd. Alle wezens die een infantiele geest bezitten, worden verleid en verlokt door de beelden die door hun gedachtenstromen worden geschilderd.

Ieder van jullie is ooit wel eens door anderen gekwetst…… en kijk terwijl deze haat ontstaat naar de directe essentie ervan, naar de haat zelf. Onderzoek dan eerst waar deze haat vandaan komt, vervolgens waar hij nu is en tenslotte waar hij naar toe gaat. Ongetwijfeld is je woede uiteindelijk leeg en ongrijpbaar. Verwerp je woede niet! Hij is de wijsheid van het alles weerspiegelende gewaarzijn zelf.

Als je op deze manier de aard van je hartstochten (woede, begeerte, matheid/onwetendheid, trots en aversie) intuïtief leert kennen, transformeren de emotionele reacties in primair gewaarzijn. Hoe dwaas is het om te denken dat je je hartstochten moet onderdrukken om oorspronkelijk gewaarzijn en leegte te vinden! Hoe tragisch is het om je hele leven te besteden aan het zoeken van iets op een plek waar je het onmogelijk kunt vinden. (aandacht is verschijnen in leegte. oe)

Wikkel een zachte zijden lap om je lichaam heen, en observeer de geest die denkt, ‘Wat zacht!’ Wikkel dan een harde deken van yakwol om je lichaam en observeer de geest die denkt, ‘Wat ruw!’ Als je de geest zo waarneemt, hebben beide ervaringen dezelfde smaak van leegte……

Ontspan, laat jezelf tot rust komen in de vrije ruimte van de kalme oorspronkelijke aard van de geest en neem deze kalme staat waar. Terwijl je deze stille geest waarneemt, verblijf dan in de oneindige ruimte van Gewaarzijn. Weet daarom geliefde kinderen van mijn hart; een kalme geest is het gewaarzijn van een lege geest.

Mensen die vertrouwen stellen in een analytisch inzicht, zijn geleerd, maar zij kennen slechts de smaak van dode woorden en oordelende denkbeelden…. Zij onderzoeken de geest, maar houden vast aan dualiteiten…. Zij mediteren, maar hun meditaties bestaat uit mentale structuren. Het is zeker dat de intellectueel met zijn analytisch inzicht, geen enkele verbinding heeft met de hart-essentie van de volkomen volmaaktheid, de dzokchen nyingthik traditie.

…. De belangrijkste oefening is om de transparante naaktheid van Gewaarzijn ononderbroken aanwezig te laten zijn.

Er wordt gezegd dat het belangrijkste inzicht in het stadium van het Doorsnijden, het inzicht in gewaarzijn is, en dat de stralende helderheid van Gewaarzijn versterkt kan worden door de geest uit te kleden tot hij naakt is. Dit vitale punt is van uniek belang: honderd zinnen worden samengevat in deze een zin.

Er zijn ontelbare doeleinden, maar in de moeiteloos verworven, inherente kennis van de drie zijnsniveaus, die spontaan ontstaat, is er geen dualiteit tussen de verworvenheden en degene die zijn doel bereikt. Streef dus niet naar een doel, maar zoek naar degene die streeft. Als je hem zoekt, en hem niet vindt, dan sta je op het punt van verwezenlijking…….

Als er geen onderscheid meer is tussen verschijnselen en leegte, dan is het volmaakte inzicht verwezenlijkt….. Als er geen onderscheid mee is tussen je eigen geest en de Boeddha, dan is je doel verwezenlijkt.

Laat elke gedachte voorbijgaan als de vlucht van een vogel die in de lucht geen sporen nalaat, laat elke huidige gewaarwording voorbijgaan als volstrekt heldere ruimte, en laat alle gedachten over de toekomst voorbijgaan als het water in een watermolen waarvan de sluis gesloten is…..

Verwijd en verdiep, zonder gevangen te raken in de gedachte aan het verlangen naar geen-gedachten, de dimensies van het je gewaarzijn.

Vajrassattva is niet daarbuiten; hij bestaat binnen in je. Hij is de alles weerspiegelende wijsheid, de uitdrukking van gewaarzijn als onbelemmerd Gewaarzijn, de zuivere essentie van de spontaan bevrijde woede. Dat is de ware Vajrassattva.


Friedrich Hebbel
Een blinde bij zonsopgang


Friedrich Hebbel (1813-18630) is een Duitse schrijver en dramaturg. Het dagboek dat hij schreef bevat gebeurtenissen uit zijn leven, ontmoetingen, verliefdheden, kwellingen die hem parten speelden, vijandschappen, actualiteiten uit de toenmalige literaire wereld. Je komt korte of langere teksten tegen, notities, zinspreuken, maximen, apercu’s en aforismen. Wanneer een schrijver zijn nut al heeft door een enkel accent dan kan dat zeker van Hebbel gezegd worden al moet je om die parels tegen te komen door tal van ontboezemingen en andere oppervlakkigheden heen  worstelen. Maar het was er misschien ook de tijd naar. In Hebbels tijd waren er meer schrijvers die schreven vanuit een wat sombere psychologische introspectie.

Hanny van der Harst schreef in 1981 over hem: ‘Zijn figuren zitten gevangen in hun eigen conventies; zij lijden er onder maar zien geen uitweg. Van sociale kritiek is geen sprake.’ Maar met een tekst als deze:  ‘Wij mensen zouden er goed aan doen als uitgangspunt niet de waarheid te nemen, maar het punt tot waar we door kunnen dringen‘ dringt Hebbel misschien verder tot ons door dan welke kritiek ook kan bewerkstelligen.

Hebbel zag voor de kunstenaar, de dichter/schrijver een belangrijke taak weggelegd: de schrijver is het morele zenuwcentrum van de wereld. De kunstenaar dient het raadsel van de wereld te verstaan; de in haar verborgen wetmatigheid trachten te ontdekken. Kunst moet aan het licht brengen welke invloed de wereld op het individu uitoefent. Vooral in het drama moet de strijd tussen het individu zichtbaar worden en de algemene ‘Welwille’. 

Tot slot nog een opmerking over het schrijven van aforismen en andere teksten. Het verwijt dat al die tekstenvloed op iets kunstmatigs wijst, is begrijpelijk. Maar vooral begrijpelijk voor die mens die niet in een stroom van gedachten en opwellingen leeft. In al die teksten komt de rijkdom van leven van al die schrijvers en schrijfsters naar voren. Het is die rijkdom die soms contrasteert met de schraalheid van veel levens, tenminste voor zover zoiets al te zeggen valt. Misschien dat een stagnerende cultuur juist gekenmerkt wordt door het overweldigende en dominerende aantal verschraalde geesten die niet zo heel ver van de actualiteit kunnen raken. Voor mij geldt: liever de geestelijke rijkdom van enkelingen dan de massale geestelijke en intellectuele onbeweeglijkheid, wat iets anders is dan eenvoud. Maar misschien kan geen enkele samenleving bestaan met een overmaat aan fijner besnaarde geesten. Een zekere ruwheid en ongepolijstheid brengt de mens vaak tot daden en helpt hem de dagen door.


----------------------------

Het grootste verschil tussen de tegenwoordige tijd en die van weleer is dat er vandaag de dag alleen maar massa bestaat terwijl er eertijds slechts opmerkelijke individuen leefden.

Humor is inzicht in tegenstrijdigheden.

De mens is wat hij denkt.

Omdat de Duitsers weten dat wilde dieren in vrijheid leven, zijn ze bang dat vrijheid hen tot wilde beesten zal maken.

‘Werp weg opdat je niets verliest!” is de beste stelregel van het leven.

Alleen de nobelste mensen komen in de hel van het leven terecht; de anderen staan ervoor om zich op te warmen.

De ars lulliana, de kunst om over van alles en nog wat zonder enige kennis van zaken te wauwelen, werd bedacht door Raimundus Lulles, een berucht scholasticus uit de dertiende eeuw. (Lichtenberg, Schriften deel I)

Een waarlijk belangrijke geest kan gewoonweg niet in een tijd terechtkomen waarin het hem onmogelijk wordt gemaakt zijn grote potentie te ontplooien. Komt hij terecht in een futloze, uitgeputte eeuw, dan wordt die eeuw zelf tot zijn opgave.

De stomste schapen zijn zonder mankeren tevens de meest verscheurende wolven.

De schittering van een vallende ster zie je alleen maar als ze ten onder gaat.

Met ieder mens verdwijnt er een geheim uit de wereld. (Onverschillig om welk mens het gaat) Een geheim dat vanwege zijn specifieke opzet slechts door die ene mens kan worden ontdekt en dat niemand na hem zal ontdekken.

Medelijden is de goedkoopste van alle menselijke gevoelens.

Wij mensen zouden er goed aan doen als uitgangspunt niet de waarheid te nemen, maar het punt tot waar we door kunnen dringen.

Het varken is het non plus ultra van het geluk. Het voelt zich echter wel het lekkerst in zijn eigen drek.

‘De smart is het geheime teken waardoor twee zielen elkaar herkennen.'

We moeten handelen; niet om ons tegen het noodlot te verzetten, dat zou nooit lukken, maar om het een eindweegs tegemoet te komen.

De massa doet nooit een stap vooruit.

Een echo is het leegste wat er bestaat, maar het lijkt het volste.

Sterven aan je geboorte.

Wanneer niemand een goede eigenschap zou hebben, zou geen mens er ooit naar talen.

Hoe langer je leeft, des te minder weet je waarom je leeft.

De vogels hebben vleugels omdat er zoveel bomen op de wereld zijn.

De mens is een blinde die droomt van het zien.

….. Onze deugden zijn veelal bastaardkinderen van onze zonden.

Allen omdat de zon van niemand is, behoort zij ons allen.

Als er nu maar een ding helemaal verklaard was, dan was alles verklaard.

De schepping is het keurslijf van de godheid.

Een man wijkt uit voor een steen die hem dreigt te verpletteren en ….. metselt hem in zijn huis.

Mensen met een doorzichtige slaap.

De menselijke maatschappij als geheel, als gemeenschap beschouwd, is even slecht als haar slechtste individu. Haar wetten en instituties komen op hetzelfde neer wat moord, roof en doodslag voor de enkeling betekenen. Verschrikkelijk maar waar.

Het is nog maar de vraag of wij persoonlijk bestaan.

Wie geen grenzen kent, is geneigd het universum tot zijn individualiteit te rekenen.

…. Behalve die van het dualisme bezitten we in het geheel geen ander fundamenteel idee……

Het geweten is de wonde die nooit heelt en waaraan niemand ooit sterft.

Iemand die, om ze te sparen, zijn ogen vaak dichtknijpt.

Standbeelden zouden feitelijk gesloten ogen moeten hebben.

Het hele leven is een mislukte poging van het individu vorm te verwerven. Aan een stuk spring je van de een vorm in de andere en vind je elke vorm of te nauw of te wijd, totdat je het geëxperimenteer beu wordt en je je, óf door de laatste vorm laat verstikken óf uiteenscheuren. Een dagboek bakent de weg af, dus ga je er maar mee door.

God is alles omdat hij nets is, niets bepaalds.

Zag onlangs in een droom doden die aten.

God schiep de wereld omdat hij haar kon scheppen.

Als wij sterven eet de natuur.

Opnieuw in je wieg of in je graf gelegd te worden komt in wezen op hetzelfde neer.

Een mens die geen lering trekt uit de ervaring kun je maar beter niet de les lezen. Wat er via de oren niet in wil, wil er via de rug vaak nog wel in. Maar wat er zelfs via de rug niet in wil, gaat er via de oren al helemaal niet in.

Slaap is genoten dood.

‘De kannibalen hebben het uiteindelijke doel van de geschiedenis het best begrepen. Ze doen nu al wat er uiteindelijk zal gebeuren: ze vreten elkaar op.’

‘Niemand is onafhankelijk, nog niet eens een mens die zich aan een balk zou verhangen, hij blijft afhankelijk van de balk.’

‘Heeft een mens zoveel bloed in zijn lichaam dat hij erin zou kunnen verdrinken?’

Je hersens kammen!

Pianovirtuozen voor de piano werd uitgevonden.

Het zijn is een uit knopen bestaande lijn.

Wie niet voldoende materiaal heeft voor een klok, die moet maar een vingerhoed gieten en die als klok ophangen in een lilliputterkerkje.

De ziel is het enige artikel dat men kan verkopen en desondanks houden. Daarom verkopen zoveel mensen haar ook.

Hegel slaat het leven dood en beweert vervolgens dat hij het uitputtend behandeld heeft.

De bovenste helft staat in brand, van onderen is het ondermijnd en op de middelste verdieping slaan ze elkaar de koppen in om het bezit ervan.

Mensen die je kunt uitstaan, kun je niet zien eten.

Doden zien er bijna altijd vredig-opgewekt uit, ja zelfs bevrijd alsof de stof even blij is de geest kwijt te zijn als omgekeerd.

Abstraheren komt neer op lucht melken.

Het merkwaardigst in de geschiedenis van de mens is dat, terwijl hij altijd op de vlucht is voor de waarheid, hij de spiegel heeft uitgevonden.

‘Als iemand oprecht om je weent wanneer je gehangen wordt, dan hoef je daaruit nog niet te concluderen dat hij zich oprecht zal verheugen wanneer de galg breekt of wanneer iemand het touw doorsnijdt.’


 Søren Kierkegaard  


Wat ik,  Søren Kierkegaard, wil? Heel eenvoudig: ik wil redelijkheid.

Hoe graag zou ik blijven lezen en lezen; dat is voor mij a.h.w. de weg terug. Maar toch geloof ik dat ik alleen maar verder kom met geduld, op die lange en moeilijke weg waarop ik de dingen zelf moet doordenken.

Mijn standpunt is dat van de bewapende neutraliteit.

Wie een partij sticht om in de oppositie te gaan, krijgt alleen maar kwantitatieve macht; dat is geen dienst aan de waarheid. Daarom heb ik mij altijd tegen aanhangers verzet.

Naar mijn opvatting betekent overwinnen niet dat ik overwin, maar dat het ideaal overwint, ook al moet ik daarvoor geofferd worden.

Het ethische is datgene in de mens waardoor hij wordt wat hij is.

Men is niet zozeer onpopulair omdat men zich kunstzinnig uitdrukt, maar omdat men zo consequent aan één gedachte vasthoudt. Daarom wekte Socrates ergernis, want vasthouden aan je ‘onwetendheid’ eist veel meer inspanning dan heel de filosofie van Hegel.

In publiek en massa is er geen enkeling: in een gemeenschap wel maar ook daar is de enkeling de voorwaarde voor de gemeenschap.

‘Geest’ is de macht die het inzicht over het leven heeft.

Als men zich een huis voorstelt met kelders, begane grond en een bovenetage en men vergelijkt de mens daarmee, dan is het even bedroevend als belachelijk dat de meesten bij voorkeur in de kelder wonen.

Men zegt dat de ervaring de mensen wijs maakt. Dat is een kromme redenering. Als er niets hogers dan de ervaring zou bestaan, zou de mens krankzinnig worden.

Elke gevestigde orde heeft voortdurend een ‘horzel’ nodig om niet in slaap te vallen of, wat nog erger is, om niet te vervallen in zelfvergoddelijking.

Stel je voor dat iemand een spreekbuis zou uitvinden waarmee men hem door heel het land moest beluisteren. Zou de politie dat ding niet onmiddellijk moeten verbieden? Men verbiedt toch ook wapenbezit!

Wat is geleuter? Het is de opheffing van de hartstochtelijke tegenspraak tussen zwijgen en spreken; alleen wie werkelijk zwijgen kan, kan werkelijk spreken.

Er blijft maar één mogelijkheid over: de massa in mootjes hakken en de enkeling weer op zichzelf te attenderen, hem existentieel weer onder het ideaal plaatsen. Dat is mijn levensopdracht.

Het kwade principe in deze wereld is en dat heb ik altijd gezegd: de massa – en het geleuter; niets demoraliseert erger dan het geleuter.

Wie zichzelf niet wil regeren zal door een vreemde worden getiranniseerd.

Onze tijd nivelleert alles, zodat alles voorwerp wordt van jaloezie en haat. Straks worden er nog mensen vervolgd omdat ze toevallig intelligenter zijn of wat harder werken dan anderen.

De communisten strijden voor de rechten van de mens. Ik doe dat ook en precies daarom bestrijd ik uit alle macht de tirannie voor wat ‘men’ ervan denkt; en dat is de tirannie van het communisme.

De taal vervangt het concrete door het abstracte. Zo beeldt de mens zich onmiddellijk in dat hij datgene waarvoor hij het woord weet ook feitelijk kent.

In al zijn denken behoort de mens mede te bedenken dat hij sterfelijk existeert.

De mensen hebben, net als bunzings en stekelvarkens, een instinctief verweer tegen ‘geest’: laten we zorgen dat we een massa worden.

Elke hervorming sticht onheil zolang zij niet betrokken blijft op datgene waartegen zij ageerde.

Vader in de hemel, op vele wijzen spreekt U tot de mens, want U wilt zich toch niet voor de mens verstaanbaar maken. Maar laat ons nimmer vergeten dat U ook spreekt als U zwijgt.

Geloven is dat je tot elke prijs een mogelijkheid vasthoudt.

De grondverwarring in de moderne tijd, die in alles zichtbaar wordt, is: dat men de gapende kloof van het kwaliteitsverschil tussen God en mens heeft dicht gekletst.

De waarheid mededelen betekent dat je moet lijden; lijd je niet, dan spreek je ook de waarheid niet.

Telkens als iemand de zaak existentieel één duim heeft verder gebracht, duikt er direct een hele generatie van docenten en sprekers op, die deze vooruitgang weer omzetten in een doctrine, d. w. z de hele zaak tuimelt weer naar beneden.

Zoals kinderen oorlogje spelen, zo speelt tegenwoordig heel het christenvolk christendommetje, onder aanvoering van de geestelijkheid.

Niemand wil er mens worden en christen nog minder. Maar alle lopen zich te pletter om iets te worden: kanseliersraad, escadron-chirurg enz enz.

In het begin was er geen enkele christen; toen werden we allemaal christen, met als gevolg dat er weer geen christenen zijn. Zo staan we weer aan het begin.

Stel je voor dat Socrates apostel was en men zei hem: “We hebben er vandaag drieduizend zielen bij gewonnen. ” Zou hij zich dan niet met achterdocht hebben afgevraagd hoe men voor zo’n hoog ideaal als het christendom drieduizend in een uur vangt?

Het was wel een dankbaar reformeren, dat van Luther: met lasten af te werpen en het leven licht te maken, krijg je veel vrienden. Ware reformatie maakt het leven altijd moeilijker. Daarom wordt de ware hervormer ook altijd als een mensenvijand doodgeslagen.

Gelukkig was er op Gogoltha nog geen professor aanwezig want die zou namelijk onmiddellijk professor worden in het feit dat Jezus gekruisigd werd.

Er bestaat een ‘hoe’ waarmee (indien het nauwkeurig opgegeven is) ook het ‘wat’ gegeven is. Dat is het ‘hoe’ van het loof: hier is de innerlijkheid op haar maximum tegelijk weer de objectiviteit.

Wat het christendom ten diepste verward heeft en aanleiding werd tot het idee van een triomferende kerk, is het feit dat men het christendom als waarheid in de zin van resultaat ziet, in plaats van als ‘de weg’.


Het christendom is in die zin asociaal, dat het de enkeling eerst in isolatie tot een persoonlijke Godsverhouding wil brengen.


Dagboeken 1834-1854
‘Van alle categorieën is de categorie van de realiteit de middelmatigste’, schreef Kierkegaard. Zo vreemd is deze verzuchting dus niet van een man die al vroeg besefte dat het enige dat voor hem weggelegd was, de ‘reflectie’ was. Vreemd ook niet zijn nadruk op de enkeling voor wie ‘geest’ de macht is die inzicht over het leven geeft. De enkeling moet alleen durven staan met zijn mening, zelf al wordt die duizendvoudig gedeeld. Geest is nu juist iets waartegen verzet heerst. Mensen lijken aldus Kierkegaard met hun verzet tegen geest op stekelvarkens en bunzings. ‘Laten we massa worden’, roepen zij in koor. Wil je dus comfortabele teksten, dan moet je Kierkegaard zeker niet lezen. Geluk is met de blinden.
Voor mij is het lezen van schrijvers als Kierkegaard, een samenzijn met hun teksten – die een enkele keer ook al zo min of meer door mijzelf verwoord zijn – een troost in schrale tijden. Ik leef in een op drift geraakte samenleving die gekenmerkt wordt door een virulente overtuigingsagressiviteit, door een onbestemde begripsangst, een grenzenloze kwebbelzucht en een blinde handelingsdwang. Verbazing is er op de meeste lippen niet te lezen. Wel een tot waarheid gebombardeerd zeker weten of een mat overlevingsinstinct. 
Het westen is moe maar kent nog wat welvaart en een onbegrepen echo van vrijheid. Is niet elk begrip een echo van iets dat ons in feite onbekend is. Het Westen is door die weldoorvoede leegte en die vrijheidslokroep populair geworden onder potentiële migranten. Geestelijk en intellectueel gezien echter brokkelt datzelfde Westen echter gestaag af. Het teert nog op oude instincten. Niet zomaar leuteren allerlei politici over deugden en waarden. Maar ook zij zijn kinderen van deze tijd door te menen dat je deze zomaar kunt injecteren. Dus ja, in dat verschraalde milieu strekt mij eigen schrijven en zelfs soms mijn werk als kunstenaar nog tot troost en voel ik mij thuis bij die mensen uit het verleden en heden voor wie denken en verbeelden geen vies woord is of alleen maar een politieke dimensie kent.


…. Waar het op aankomt is te begrijpen wat mijn bestemming is, te zien wat God wil dat ik zal doen; waar het op aankomt is een waarheid te vinden, die een waarheid voor mij is; de idee te vinden  waarvoor ik wil leven en sterven…..

Hoe dicht leeft de mens, ondanks al zijn kennis, niet bij de waanzin? Wat is waarheid anders dan leven voor een idee? Uiteindelijk is alles gebaseerd op een postulaat; maar op het moment dat het als zodanig niet langer buiten hemzelf staat maar in hem woont, houdt het op en postulaat voor hem te zijn.

…. Levens die niet met zichzelf in het reine zijn gekomen vertonen noodzakelijkerwijs een oneffen zijoppervlak; zij zijn stil blijven staan bij de losse feiten en de daarbij behorende disharmonie…..

De filosofie werpt met elke stap die ze doet een huid af, daar kruipen de dommere volgelingen in.

Per slot van rekening heeft men geen naaste; want het ‘ik’ is tegelijk zichzelf en zijn naaste, het gezegde luidt immers: je bent jezelf het naast (dat wil zeggen, je bent je eigen naaste).

Ik leef tegenwoordig min of meer als een gedistilleerde afdruk van een originele uitgave van mijzelf.

De mensen maken zelden gebruik van de vrijheden die ze hebben, de vrijheid van denken bijvoorbeeld; in plaats daarvan eisen ze als compensatie de vrijheid van meningsuiting.

De paradox is het eigenlijke pathos van het intellectuele leven en zoals alle grote zielen blootgesteld worden aan hartstochten, zo worden alleen grote denkers blootgesteld aan wat ik paradoxen noem, die niets anders zijn dan onvoldragen grandioze gedachten.

Mijn houding is de gewapende neutraliteit.

Zolang ik leef, leef ik in tegenspraak, want het leven zelf is tegenspraak. Aan de ene kant heb ik de eeuwige waarheid, aan de andere kant de veelsoortige existentie, waarin de mens als zodanig niet kan doordringen, want dan zou hij alwetend moeten zijn.

Hoe meer iemand gebruik durft te maken van het medium overzicht, hoe gemakkelijker, want vanwege de uitgebreide omvang lijkt het toch of men door de volstrekt abstracte beschouwingen iets te zeggen heeft wat algemeen bekend is. Maar hoe concreter de opgave hoe moeilijker.

In onze tijd kan willekeurig wie over willekeurig onderwerp wel een artikel schrijven, maar niemand wil of kan de inspannende arbeid opbrengen één enkele gedachte tot in zijn meest vertakte consequenties door te denken……

….. Als een mens ethische krachten heeft willen de mensen een genie van hem maken, alleen maar om van hem af te zijn, want zijn leven houdt een eis in.

Wat zou ik niet graag willen lezen, lezen, lezen: ik heb zo het idee dat dit een kortere route zou betekenen. Maar toch geloof ik dat ik verder kom door geduldig te zijn – via de lange weg van het zelfstandig denken.

Vanaf mijn prilste jeugd heeft een pijl van verdriet in mijn hart gezeten. Zolang die erin zit ben ik ironisch - wordt hij eruit getrokken, dan sterf ik.

…. En wat is het absurde? Het absurde lijkt iets heel simpels te zijn, het absurde is dat ik, een verstandsmens, moet handelen in gevallen waarin mijn verstand, mijn reflectie, mij zegt: je kunt evengoed niet handelen  - terwijl ik toch moet handelen.

Het trieste voor alles wat eruit springt is dat het op dit moment lijkt dat iemand met een buitengewone begaafdheid de enige is die niets tot stand brengt; zelfs een dorpsonderwijzer, ja, iedere familievader, enzovoort, brengt meer tot stand dan hij; zij doen iets goeds op praktisch gebied, terwijl de buitengewoon begaafde er alleen is voor de idee. Het komt er op neer dat de buitengewoon begaafde er in feite is om een nieuwe prijs vast te stellen, de prijs op te schroeven, wat geen mens eigenlijk interesseert. Alle anderen die in de bestaande orde, in dat wat gegeven is leven, opereren door handel te drijven tegen de vastgestelde prijs.

De vooruitgang van de beschaving, de opkomst van de grote steden, de centralisatie en alles wat daarmee samenhangt en wat het in feite heeft voortgebracht, de pers als middel tot middel tot communicatie, hebben het hele leven een volstrekt foute richting opgestuurd. De persoonlijke existentie verdween………..

…. En nu ethisch bezien! Hoe gemakkelijk wordt de mens er niet toe gebracht aan de mens (aan het abstracte) te denken in plaats van aan zichzelf, dat immens concrete. Daarom was het ook zo juist gezien dat het pythagorische onderwijs begon met zwijgen. Dat betekende bezinning op het concrete.

De meeste mensen zijn niet zozeer bang er een verkeerde op na te houden dan wel alleen te staan in hun mening. 

Doordat er voor het publiek geschreven wordt, worden ze daartegen beschermd. Dan weten ze dus dat ze niet de enigen zijn met die mening. Dit is eveneens demoraliserend; iedereen moet leren alleen te staan met zijn mening, zelfs als het zo is dat die mening door velen gedeeld wordt.

Persoonlijkheid is iets aristocratisch - het systeem is een plebeïsche uitvinding: met behulp van het systeem (die omnibus) kan iedereen meekomen. Derhalve heet het in de menselijke dieventaal, waarin een hoop onzin uitgekraamd pleegt te worden, altijd: hij was alleen maar een persoonlijkheid, hij had geen systeem, wat erop neerkomt dat de mensen het lagere tot het hogere willen verheffen.

God schept alles uit niets - en alles wat God wil gebruiken maakt hij eerst tot niets.

……..  ach nee, hoe esthetischer de inhoud, hoe groter de afstand tot het existentiële.

… Mijn leven verloopt uiterst moeizaam; ik voel me o zo vreemd. Ik sta zo heel anders tegenover dat wat de mensen in het algemeen bezighoudt. Dag in dag uit voel ik bij praktisch elk contact mijn anders-zijn.


…. Wat roet in het eten gooit, is het voordeel dat de mens boven het dier bezit: hij kan praten. Dit stelt hem in staat met de mond het hoogste uit te kramen, te beweren dat dit zijn leidraad is, terwijl hij met zijn leven het laagste uitdrukt…..


Sri Ramakrishna
Mens en boodschap

Inleiding  (Italo Diana en George Hulskramer)

Filosofie van de grote moeder Kali: de wereld is geschapen en wordt onderhouden door twee polaire beginselen waarvan Shiva de absolute onbeweeglijkheid is en Shakti voortdurend de wereld schept. Bevrijding houdt in dat de gemanifesteerde levensenergie of het lichamelijk bewustzijn zich van de buitenwereld losmaakt en zich verenigt met het zuivere in zichzelf besloten bewustzijn.
De Upanishads, geschreven tussen 800 en 400 v chr vanuit een monistische idee geven aan dat er eenheid is te midden van de veelheid. Het Brahman, de transcendente opperste realiteit kan niet onderverdeeld worden en onttrekt zich aan verstandelijke benadering. Het onveranderlijke Atman-beginsel, dat niet hetzelfde is als het persoonlijk ‘ik’,  maakt onderdeel uit van het Brahman.  Door reflectie en meditatie komt men tot kennis van de Atman. De grondstelling van de Upanishads is dan ook: Tat tvam asi. Dat zijt gij.

Vier uitgangspunten van de Indiase filosofie.

A. De wet van de universele veroorzaking: het rad van geboorte en sterven. Hierin speelt karma een belangrijke rol en het verbindt de mens met datgene waarop hij zich richt. Door middel van talloze incarnaties raakt het karma uitgewerkt: de bindingsenergie is als het ware opgebrand.

B. In het voortdurende proces van schepping raakt de mens verstrikt door zijn eigen willen. Dit proces noemt men de sluier van Maya, de kosmische illusie. Onwetendheid ten aanzien van de eigen realiteit en loochening door de zintuigen voeden dit proces.

C. Het zuivere bewustzijn aan gene zijde van de door Maya geweven kosmische illusies, moet in het innerlijk van de mens gerealiseerd worden.

D. Middelen hiertoe zijn de verschillende yogasystemen.
Yoga is afgeleid van yuj dat te zamen binden betekent. Doel is onthechting (itt vervlechting Oe).

Sri Ramakrishna: de zintuiglijke ervaring toont ons niet het ware wezen der dingen maar slechts de verschijningsvorm. Ziet men door de sluier van Maya heen dan realiseert men zich dat ons zuivere zelf Atman verschillend is van alle uiterlijke verschijningsvormen. Men hoort te streven naar het zuivere onveranderlijke en het eeuwige.

Selectie uit de Leringen van Sri Ranakrishna

3. Maya ontstaat uit begeerte welke de mens belet om geestelijk vooruit te komen.

12. Het ik-bewustzijn dat een mens aan begeerte en genot hechten berust op begoocheling……

17. Evenals water de ene kant van de brug aan komt stromen om onveranderd aan de andere kant weer tevoorschijn te komen, gaat de raad van een wijs man bij de aardsgezinde het ene oor in om zonder effect het andere weer te verlaten.

21. Het hart van de wereldse mens gelijkt een worm  in een vuilnishoop: deze kan er niet buiten en is voor altijd gedoemd er in te leven. Indien iemand hem uit zijn natuurlijke verblijfplaats zou halen en op het blad van een lotusbloem zou plaatsen dan zou hij spoedig aan de geur bezwijken.
Overeenkomstig hiermee zal de wereldsgerichte mens geen ogenblik in staat zijn de troebele atmosfeer van zijn persoonlijke aard achter zich te laten. (Interessant is hiermee de predestinatieleer te vergelijken. Hoe komt de mens trouwens van zijn ‘geaardheid’ af? oe).

32…. , bestaat de enige methode om de aardse mens uit zijn begoochelende harnas te bevrijden in een aanval (door wie? oe) op zijn meest kwetsbare punten, namelijk de objecten van zijn gebondenheid. Alleen hierdoor zal hij tot inzicht komen.

67. Velen warmen zich vaak aan vuur waarvoor een ander met zoveel moeite de brandstof bijeen zocht. Overeenkomstig hiermee doen velen hun voordeel met geestelijke kennis welke de verlichte mens met veel moeite en inspanning verwierf. (Dit veronderstelt een ‘ontvangstmogelijkheid’ bij de te verlichten mens. oe)

96. Er bestaan twee soorten ego’s: de een kan men als rijp, de andere als onrijp omschrijven. ‘Niets behoort mij, zelfs mijn lichaam niet, wat ik ook moge zien, horen of ruiken. Ik ben de enige, alwetende en onbeperkte; aldus de gedachten van het gerijpte ego. Het onrijpe ego daarentegen uit zich door middel van gedachten als: ‘Dit is mijn huis, dit is mijn land, dit is mijn bezit.’ Enzovoort. ( Deze gedachte is nu actueel maar in extremo doorgevoerd vormt ze een ontwrichtend potentieel voor een samenleving. Ik denk wel dat deze gedachte gezien moet worden tegen het licht van de distantie van de wereld. oe)

120. Overeenkomstig de huur welke de huurder voor het gebruik van een huis moet betalen, vormt ziekte de vergoeding van de ziel voor het gebruik van het lichaam.

121….. Zuiverheid kan men alleen verwerven door zich van de wereld te distantiëren.

128. Indien men een reinigende substantie, bijvoorbeeld een stuk aluin, in een vat vuil water dompelt, zullen ongerechtigheden naar de bodem zinken en het water zal een heldere kleur verkrijgen. In het menselijk bewustzijn bestaan de twee volgende reinigende middelen, namelijk geestelijk onderscheid en gelijkmoedigheid onder wisselende omstandigheden.

134. Over de genade. …. De heilige boeken vermelden dat het dezelfde God is die de mens aan de stof bindt en hem er tenslotte weer uit bevrijdt. Niets kan dan ook tot stand worden gebracht tenzij de voorzienigheid hiermee instemt. (God en voorzienigheid worden hier aan elkaar gekoppeld. oe)

136. De geest is alles; indien deze zijn vrijheid verliest is een mens verloren. Daarentegen schept een vrij mens. Verderop: bevindt de geest zich te midden van toegewijden dan zal hij zich gemakkelijk richten tot God. (Deze tekst richt zich op de verwarrende werking van gezelschappen. Dit komt ook bij iemand als Luther terug wanneer hij zegt dat hij slechts met eenders gelovigen wil discussiëren. oe )

140. Over de eigen aanschouwing….  Dienovereenkomstig is het gesteld met onwetenden: zolang zij nog ver van God verwijderd zijn zullen zij omtrent zijn wezen slechts nietszeggende woorden en uitdrukkingen vernemen. (Dit gaat over de afstand ten opzichte van de aanschouwing. Hier wordt binnen de hele idee van rationele argumentatie erg weinig aandacht aan besteed. oe )

149. Elk mens dient zijn eigen godsdienst trouw te blijven….. (Je proeft hier een zienswijze waarbinnen niet alles en iedereen zomaar ‘van positie’ kan veranderen. oe)

151. Men wordt wat men over zichzelf denkt. Men beweert dat een kakkerlak zich met behulp van zijn inbeelding tot insect transformeert. Dienovereenkomstig wordt een mens wiens gedachten voortdurend naar de absolute werkelijkheid uitgaan, hieraan gelijk. (Zie de leer van de Karma. oe)

153. Iemand sprak eens:’ De natuur van iets kan niet veranderen.’ Een ander sprak hem als volgt tegen: ‘Indien een stuk houtskool vlam vat, wordt zijn zwartheid erdoor verteerd.’ Overeenkomstig hieraan is het gesteld met de geest: indien deze door het vuur van inzicht wordt aangegrepen, lossen haar samenstellende delen zich op en openbaren zij zich als begoocheling. (Verwant met de idee van de openbaring, wat een hermetisch verschijnsel blijft. Bestaat er een gevulgariseerde ‘openbaring’ en een openbaring die slechts weinigen (uitverkorenen, ingewijden?) ten deel kan vallen? oe)

158. …. Dienovereenkomstig is het gesteld met Gods naam: de ene wendt hem aan om er verlichting mee te veroveren terwijl de ander er gebruik van maakt voor slechte doeleinden. De waarheid zelf echter blijft daarbij steeds aan zichzelf gelijk. (Zie ook de prima verita,s die slechts tautologisch gedacht moet worden, bij Leibniz. Stel ook eens dat ‘de waarheid’ door gebruik wel zou veranderen? Misschien zou het concept van de waarheid zelf moeten veranderen in een veranderlijke duiding  maar zonder dat elk alternatief aan het andere gelijk is. oe)

165. Zuivere kennis en zuivere liefde zijn één en dezelfde. (Het goede, het ware, het schone. oe)

171. Ervaar de een en gij weet alles. Door het plaatsen van nullen achter de een kan men de getalswaarde tot in het oneindige verhogen. Heeft men echter de een doorgestreept, dan vervalt deze gehele waarde tot niets; deze steunde immers op de een. Dienovereenkomstig heeft het vele slechts door haar betrokkenheid op het een betekenis. (Komt in zekere zin ook terug bij Marcus Aurelius wanneer hij stelt dat kennis van het enkele geval alle soortgelijke gevallen omstrekt. Tegenwoordig zie je een gevulgariseerd besef van getallen zoals in de financiële wereld behept als ze is met nullenproductie en bij iemand als de linkse Leo Lucassen die als het over de immigratie in een bepaald jaar gaat, achteloos wijst op het feit dat het om slechts 1% van de Europese bevolking gaat. Bij beiden een gemankeerd werkelijkheidsbewustzijn. oe)

175. Gelijk een in kwik gedompeld stuk lood er spoedig in oplost, verliest de individuele ziel, nadat zij zich in Brahman verloren heeft, spoedig haar afzonderlijke identiteit.  (Zie per analogie de multiculti’s waarbij de multiculturele mens in, ja in wat, opgelost is. oe)

195. Alles is een zaak van involutie en evolutie. Men keert tot het goddelijke bewustzijn terug waarbij de persoonlijkheid zich in een absolute vergetelheid oplost. Vanuit dit hogere zelf kan men tenslotte een staat van inzicht ontwikkelen van waaruit men op zijn aardse ontwikkeling kan terugblikken en terugkeren tot het punt waarop het universum en het eigen ego zich uit het al-bewustzijn losmaakten. God, mens en natuur zijn daarom in wezen identiek zodat men door deel van de een uit te maken tevens bij de anderen betrokken is. (Mijns inziens voorbeeld van het monisme waar ik eerder over sprak. oe)

198. Een lamp welke een gedurende duizenden jaren verduisterde grot wordt binnengedragen zal deze op slag verlichten. Dienovereenkomstig schijnt het licht van inzicht in de individuele ziel waarin langdurige duisternis tot een einde gekomen is. (Ik heb dit nog nooit zo meegemaakt maar of ik hier nu het licht van inzicht bedoel? Bij Sri lijkt dit Licht op een flits, mijn inzicht met een kleine letter is eerder een proces dat misschien bij de herkenning van een klein lichtje begonnen is.  is bij hem toch geen sprake van een soort duaal denken? Licht versus duisternis? Terwijl beiden toch voortdurend verstrengeld zijn, als deze begrippen al helder te markeren zijn. oe)

204. Vraag: Hoe is de begoocheling van veelheid en individualiteit tot stand gekomen? De dialectici van de Advaita-school beantwoorden deze vraag eensluidend met ‘Ik weet het niet.’ Het antwoord op deze vraag kan immers slechts uit verlichting voortspringen. Zolang men zegt ‘Ik weet’ of ‘Ik weet niet’, beschouwt men zichzelf als een individu. Als zodanig zal men deze onderscheidingen als werkelijk ervaren. Eerst nadat de persoonlijkheid in absolute samadhi is opgegaan wordt de absolute werkelijkheid ervaren. Alleen dan komt er een einde aan problemen als begoocheling, inzicht, onwerkelijkheid enzovoort. (Je merkt hier een soort eschatologische visie op de aardse gebeurtenissen: er lonkt een einde, een oplossing. Wordt hier niet voor een praktisch probleem, te weten de beperktheden van de mens, een kosmische universele eindoplossing van stal gehaald? oe)

213. ….. De mens echter die zijn vuur van inzicht heeft laten vormen, zal nimmer meer herboren behoeven te worden. (Dat lijkt me wel wat maar kan dat misschien ook gemakkelijker door gewoon te zeggen dat het niet meer zo nodig hoeft? oe)

226. Terwijl het schijnsel van een lamp de omgeving verlicht zal er onder de lamp steeds een schaduw bestaan. Overeenkomstig hiermee zullen de meeste mensen die in de onmiddellijke nabijheid van een profeet verkeren zijn boodschap niet verstaan. Degenen echter die in tijd en ruimte ver van hem verwijderd zijn worden in de regel door hetgeen hij doet aanzienlijk meer geboeid. (Vergelijk dat eens met een stoplicht: fietsers die ‘te’ dicht op het stoplicht staan zien niet dat het op groen springt. Dienovereenkomstig  enzovoorts. oe)

Naschrift.


Ik ben nog een tekst vergeten die erover ging dat wat betreft het verwerven van inzicht het zo gesteld is dat men redeneren kan zoveel men wil maar dat het beslissende is, dat men aangeraakt wordt. Die vraag kan men ook stellen als men al die debatten aanhoort: door wie of wat worden mensen nu ‘aangeraakt’. Is eeuwig misverstand en conflict de weg van de mens in zijn leven met anderen? Ik denk het wel. Mensen hechten zich haast altijd aan hun meningen en aan de taal- en communicatievormen waarin die zich hullen en waaraan zij gewend aan zijn geraakt. Daaraan ontsnappen, zeker wanneer men met elkaar geconfronteerd is, lijkt onmogelijk. Misschien zou je eerst iedereen moeten isoleren. Maar ja, wie zou dat moeten proberen en het gaat al niet. Daarbij komt dat we in een cultuur leven waarin het ‘meerdere’ van een ander niet meer erkend wordt en dus ook niet herkend. In een hiërarchisch bestel was dit misschien een kleiner probleem omdat daar gehoorzaamheid, onderwerping en aanpassing het individu een deel van een groter geheel liet zijn. Hoe bereik je nu (besef van) eenheid in het vele en divergente dat manisch veranderlijk is gemaakt en geworden? Een onmogelijke opgave.






Multatuli (multa tuli: ik heb veel leed verdragen)
Ideeën



Misschien is niets geheel waar, en zelfs dat niet.

Om een gedachte uit te drukken, moet die geworden zijn tot beeld, dat is: tot denkbeeld. Zo’n beeld moet men leren tekenen.

Ik geloof niet aan bovennatuurkunde voor men mij goed verklaart wat benedennatuurkunde is.

Wat hebt gij gemaakt van de wereld, o christenen? Ik wend het oog af van uw walgelijke Historie… die gij hebt vervalst en omgeknoeid bovendien: ad Majorem Dei gloriam. Die Konstantijn noemt ge groot, en de rest is even waar als die grootheid. Ik wend het oog af van de Geschiedenis, om het te richten op iets wat ge niet verdraaien, niet verkerkvaderen kunt, op uw huisgezinnen, op uw dochters. Wat hebt ge dáárvan gemaakt? Wat hebt ge gemaakt van de vrouw?

…… Dit immers staat er, dat de vrouwen onderdanig moeten zijn. Tot hoeverre? Waar is de grens? Dat staat er niet, er wordt niet gesproken van grens. De apostel laat het over aan de discretie ven de heren.

… .. Maar wie moet dán heersen? ’t Antwoord is zeer eenvoudig: er wordt niet geheerst.
-Goed! Maar wie behoort het meeste invloed te hebben?
-Wel, die ’t verdient.
-Nog eens goed, maar … wie verdient het?
-Wie ’t meest ontwikkeld is als mens. De geslachtsdelen hebben hier evenmin mee te maken als de kleur van ’t haar.
Maar… wie als hij of zij die ’t meest ontwikkeld is als mens, niet slaagt in ’t verkrijgen van de invloed die hem of haar zou toekomen?
Dan twijfel ik aan die meerdere ontwikkeling, en raad hem of haar ernstig aan, zich verder te ontwikkelen.

’t Is zonderling dat zovele mensen zich verstouten kinderen te hebben.
In Artis ken ik ’n oppasser die met tijgers weet om te gaan. Een ander is geschikt voor de vogels. Ook de kunstmatige visteelt heeft z’n specialiteiten. Maar kinderen houdt ieder.

Parlementaire regeringsvormen stellen ’n systeem van assurantie tegen misbruik voor, maar ik beweer dat de som der premiën hoger is dan de vermoedelijke tirannenschade.

Ik houd zoveel van Heine, dat ik blij ben hem nooit ontmoet te hebben. 

Geloof is slaap. Twijfel is begeerte. Onderzoek is arbeid. Het aantal werklieden is gering.

Sommigen worden beheerst door ’n idee fixe. Hun vooroordeel is ’t heilige huisje waaraan niet mag geraakt worden op straffe van anathema! (banvloek). ‘Praat wat je wilt… dát, dát of dát is ’n paal boven water!’ ‘Is mij wel en ik erken, dat er iets palerigs is aan zulke redeneringen. Jammer maar dat zo’n paal gewoonlijk reeds was ingeheid in de dagen van grootvader of… vroeger, en dat het dus de moeite waard wezen zou, eens na te zien of men dat ding nog altijd voor dukdalf gebruiken kan? Hoe komt het bijvoorbeeld …. om nu nog eens over godsdienstigheden te spreken – dat bijna alle kinderen over erfzonden, transsubstantiaties, pauselijke macht of Mahomet’s verdienste, juist zo denken als de ouders? Is ’t niet toevallig, dat in de meeste huisgezinnen de Vrije Studie van heden dezelfde resultaten geeft als de vrije studie van ’n vorig geslacht?
‘O, zegt men, dat is zeer natuurlijk! Zulke begrippen zijn de kinderen ingeprent.’
Geen Vrije Studie alzo! Juist wat ik bewijzen wilde.

Neen, geen hulp! Ook hier moet de wet gelden van de liberaal opgevatte industrie, dat de verhouding tussen vraag en aanbod – zonder de minste bijbeschouwing – de prijs regelt. Bezit de artiest de bekwaamheid niet om z’n Leistungen geldswaardig te maken, om ’t even, of dit voortvloeie uit ’t gebrekkige van z’n arbeid, of uit mangel aan schattingsvermogen van de menigte – welnu, dat hij bezwijke! Wie niet sterven kan, verstaat ’t leven niet.

Wat wachten wij van ’t onderwijs. ……
Ik meen dat het denkvermogen hoofdzaak is, en vorder van de onderwijzer – VRIJE STUDIE – dat hij…..
…. Het instampen van een ’n beetje weten werkt schadelijk. Om ’t weten niet, en om ’t beetje niet, maar om ’t stampen.
Vanwaar toch komt het, dat we redelijk geslaagd zij in ’t ontleden van de zin der meeste grieks-mythologische vertellingen en ons eigen JEHOVAH nog altijd zo letterlijk opvatten?
Dat zij die beweren iets van ’n God te weten, alle studie in de bronnen van zedelijkheid ontberen kunnen, is duidelijk. Sedert eeuwen beweerden de voorgangers der Volkeren, dat het ware enige richtsnoer waarlangs men tot ‘het goede’ geraken kan, te vinden was in de geloverij. Zij ontzagen zich niet de bijbel te verdraaien, te verminken en vooral aan te vullen, om dat boek dienstbaar te maken aan hun doel. Met verregaande onbeschaamdheid heeft men weten te bewerken dat de woorden ‘godsdienst en christelijk’ in ’t spraakgebruik gelijkbetekenend geworden zijn met goed, een bedrog waartegen mijn zedelijkheidsbegrippen zich zeer ernstig verzetten. Dat erin de zogenaamde heilige Schrift hier en daar lessen voorkomen, die de behartiging waard zijn, kan niet ontkend worden. het tegendeel is dan ook niet te verwachten in een zo veelkleurige verzameling. Maar ’t blijft ’n onwaarheid dat de goede voorschriften die men uit de bijbel sprokkelen kan, ’t privatief eigendom van de Christenen wezen zouden.

Nederland is vol van principes.

Nederland zal ondergaan aan bovenmatig gebruik van gewoonheid. Men heeft het gewild!
Zou er daarentegen op dit ogenblik nog iets aan te doen zijn? Thans, na een ’n kwart eeuw van versnippering van kracht? Na dat knotten van al wat uitsteekt? Na ’s stelselmatig smoren van elke individualiteit? Na ’t ontmannen van wat veerkracht had? Na ’t van de baan dringen der weinigen – juist die weinige hadden we nodig! – die niet pasten in ’t bekrompen kadertje van de ‘Thorbeckse’ beginselen?





Jules Renard
Dagboek 1887-1899


Wat maakt het uit wat ik doe! Vraag me wat ik denk!

Stijl, dat is alle stijlen vergeten.

Het is erg jammer dat onze smaak vooruit gaat wanneer in ons talent geen beweging zit.

Zijn ziel: een luchtbel in een vleesbal.

Een anekdote: ‘Een man die achter een begrafenisstoet aanloopt vraagt aan een andere meneer: “Weet u wie er dood is?”- “Ik weet het niet. Ik geloof de man in het eerste rijtuig.”

Vrienden bestaan niet; er bestaan momenten van vriendschap.

Ik verafschuw originaliteit.

We zijn niet gelukkig: we hebben geluk als het ongeluk zich koest houdt.

De wind haalt zijn onzichtbare hand door de bladeren.

Er is geen druppel regen die vandaag niet is gevallen.

Gaan zitten op de plaats waar mijn vader graag ging zitten en dan proberen dezelfde dingen te denken als hij.

De mens is een dier dat soms het vermogen heeft aan de dood te denken.

Naar een zonnestraal kijken in een donkere kamer. Hij zit vol stof. Niets is zo smerig als een zonnestraal.

De boom laat zijn schaduw de straat oversteken.


Jules Renard
Dagboek 1900-1910


Goed zijn betekent dat onze boosheid slaapt.

Het beste in ons in onmededeelbaar.

De helft van de schors van de boom weet van het bestaan van de noordenwind niets af.

Ik keer terug naar het platteland om mijn schuchterheid te herstellen.

Ieder jaar een tekortkoming meer. Ziedaar onze vooruitgang.

God is geen oplossing. Men schiet er niets mee op.

Vrijdenker. Denker zou voldoende moeten zijn.

Socialisme. Gezuiverde afgunst.

Nageslacht! Waarom zouden de mensen morgen minder stupide zijn dan vandaag?

Om de haverklap doof ik en steek mezelf weer aan. Mijn ziel ligt vol afgebrande luciferhoutjes.


Marcel Proust

Geluk is voor het lichaam, verdriet ontwikkelt onze geestelijke krachten.

Voor het voeren van een gesprek is het kennen der opinies niet zo nodig als het gebruiken van nieuwe uitdrukkingsvormen.

Liefde is misschien niets anders dan de wijder wordende kring die ontstaan is naar aanleiding van een ontroering aan de oppervlakte van ons gemoed, en die zich zoekend tracht uit te breiden.

De mens die wil waarnemen en de dingen alleen van buiten ziet, ziet niets.

Zwijgen is een vreselijk wapen, dat beminde wezens ter beschikking staat. Dit wapen verhoogt de beklemmende angst van wie op antwoord wacht. Niets trekt zo hevig naar iemand toe als wat ons ervan gescheiden houdt. En welke hinderpaal is dan onoverkomelijker dan zwijgen?

De toekomst stellen wij ons voor als een weerkaatsing van het heden, die in een ledige ruimte geprojecteerd wordt, terwijl de toekomst in werkelijkheid het resultaat is van nabije oorzaken waarvan wij ons grotendeels geen rekenschap geven.

De standvastigheid van een gewoonte is meestal evenredig met haar duisterheid.


Paul Léautaud

Ik houd niet van veranderingen of nieuwigheden. Ik heb behoefte aan de diepste intimiteit, de grootste lichamelijke vrijheid. In tegenstelling tot zoveel anderen is de gewoonte voor mij een voorwaarde voor mijn genot.  Hoe meer herinneringen en beelden van vervlogen genot, des te groter is mijn genot van het ogenblik.

Wat men perfectie noemt, is volkomen onbelangrijk, op allerlei gebied. Perfectie heeft geen persoonlijkheid.

Er zijn sommige dingen die ik opschrijf en die ik niet hardop zou durven zeggen.

Ik trad graag op de voorgrond , toen ik nog niets gepresteerd heb. Vandaag de dag, nu ik iets gepresteerd heb, houd ik me achteraf.

De grote massa is stom, te koop en haatdragend. Maar de grote massa heeft het voor ’t zeggen. Dat is nu democratie, tenminste zoals wij er een hebben. Misschien is elke andere regeringsvorm wel, om steeds weer andere redenen, even weinig waard! De ware wijsheid: verdragen, zonder mee te doen.


Oswald Spengler

Het eerste dat mensen als noodlot tegemoetkomt wat geen denken begrijpt en geen wil veranderen kan, is de tijd en plaats van hun geboorte: een ieder is in een volk, een religie, een stand, een tijd, een cultuur, geboren. Maar daarmee is eigenlijk alles al bepaald.

Elke daad is noodlot, verkleed als wil.

Niets, dat eenmaal een feit is, laat zich terugnemen. Na een beslissende politieke ommekeer moeten…. allen in deze richting verdergaan, of zij deze gewild hebben of niet. Het zou kortzichtig en laf zijn, neen te zeggen. Wat de enkeling niet wil doen, zal de geschiedenis met hem doen.

Weten is een late vorm van het geloof.

In wezen is niemand tolerant.

Het christendom is de enige religie in de wereldgeschiedenis waarin het menselijk noodlot in het tegenwoordige, tot symbool en middelpunt van de gehele schepping geworden is.

In het religieus bepaalde medelijden offert de machtige aan de machteloze zijn superioriteit op. De mede-lijdende doodt iets in zichzelf.

In hoofdzaak is de wil identiek met levenskracht. Mensen zonder ras zijn zonder wil.

Leven is handelen en lijden. Hoe wetender een mens is, hoe dieper zijn zielepijn.

Gemeenschapsgevoel en kuddegeest zijn twee geheel verschillende zaken- het ene offert het Ik op, het andere klontert door het gebrek aan dat Ik, samen.

Nabijheid zonder noodzaak kweekt haat.

Elke daad verandert de ziel van de handelende.

Geschiedenis houdt in dat er iets gebeurt, anders wordt als het was: dat betekent dat tegenspraak en tegenstand  aanwezig zijn, die te boven gekomen moeten worden. Geschiedenis is dus strijd tussen het maakt niet uit welke machten. Waar geen verzet is, daar gebeurt niets.

In de historische werkelijkheid regeert niet het ideaal, het goede en de moraal – hun rijk is niet van deze wereld - maar het besluit, de tegenwoordigheid van geest, het praktische talent. Met klagen en zedelijke oordelen schaft men het feit niet af. Zo is de mens, zo is het leven, zo is de geschiedenis.

De vergissing van een groot denker is waardevoller dan de waarheid van een middelmatig denker.
…………

Hoger denken is  vrij van doelen, net zoals de kunst; ze is een drang die men volgen moet.

Gelijk hebben is een uitdrukking van macht.

Elk gegroeid recht is het resultaat van plichten.

Politieke begaafdheid van een menigte is niets anders als vertrouwen op de leiding.

Van tien mensen die zich met de politiek bezighouden, willen er negen slechts haar principes verwerkelijken en niet het politieke leven, zoals het werkelijk is, verder brengen.

Of iemand gelijk heeft of geen gelijk, daarop komt het in de geschiedenis niet aan. Of men in praktische zin superieur is aan zijn tegenstander, dat bepaalt het succes.

De samenleving berust op de ongelijkheid tussen mensen. Dat is een natuurlijk feit. Er zijn sterke, zwakke, tot de leiding geroepenen en ondergeschikten, scheppende en onbegaafde, luie, eerzuchtige en stille naturen. Een ieder heeft zijn plek in het geheel. Hoe belangrijker een cultuur is, hoe meer haar vormgeving op die van het dierlijke of plantaardige leven lijkt, hoe groter ook zijn de verschillen van de opbouwende elementen; de verschillen, niet de tegenstellingen, want deze worden standsgewijs naar binnen gedragen.

Eigendom is een wezenstrek van alle leven. Als ergens een eik wortel schiet, dan is alleen al dit feit een ‘aanspraak’ op de grond, waarop nu geen andere boom meer groeien mag en kan. Dat is een symbool van de eigendom, die men … diep moet doordenken, om hieraan te kunnen aflezen wat eigendom oorspronkelijk betekent.

Eigendom is een verbreding van de persoonlijkheid…. Wie geen instinct voor bezit heeft, is geen persoonlijkheid.

De domheid van een theorie was nog nooit een hinderpaal voor haar succes.
Zelfs een goede gedachte is weinig waard wanneer ze door een domkop uitgesproken wordt.

Alle revolutionairen zijn humorloos.

Alles wat groot geworden is, gaat ten onder door de kleinheid van de erfgenamen.

Pacifisme houdt in dat men de geboren niet-pacifisten de heerschappij overlaat.

Elke vorm, elke gestalte is begrenzing.



Fernando Pessoa

Ik ben de schaduw van mijzelf, op zoek naar datgene waarvan hij de schaduw is. 

Soms blijf ik naast mezelf stilstaan en vraag me of ik gewoon een idioot ben of misschien buitengewoon mysterieus.

Het hebben van meningen is zich aan zichzelf verkopen. Het niet hebben meningen is bestaan. Het hebben van alle meningen is een dichter zijn.

De enige gelukkige mens is hij die niets serieus neemt. Hoe serieuzer iemand de dingen neemt, hoe ongelukkiger hij is. En hij die het lot van de mensheid serieus neemt, is bijna de ongelukkigste aller mensen…. Bijna, want wie het lot van de wereld en het raadsel van het universum serieus neemt, is nog ongelukkiger.

De mensheid is een ziekte van de natuur.

Eén van de vormen van gezondheid is ziekte. Een perfect mens als die zou kunnen bestaan, zou de meest abnormale zijn die men kon vinden.

De politiek is de kunst om samenlevingen te besturen terwijl niemand weet hoe die bestuurd moeten worden. Het hebben van politieke ideeën is de gemakkelijkste manier om geen ideeën te hebben.

….De afkeer van de wetenschap en van de natuurwetten; dat is wat de populaire mentaliteit karakteriseert. Het volk wil een wonder, dat is wat het begrijpt. En of het wordt het wordt verricht door Onze Lieve Vrouwe van Lourdes of van Fatima, of door Lenin; daarin het hem het verschil. Het volk is fundamenteel, extreem en onverbeterlijk reactionair. Liberalisme is een aristocratisch begrip en daarom volstrekt tegengesteld aan democratie.

Wanneer ik het bestaan van de dingen in twijfel trek, maak ik een onderscheid tussen het bewustzijn en het bestaan; maar zonder bestaan is iets gelijk aan niets. Daarom staat het bestaan van de dingen niet ter discussie.

Voor de paganist heeft elk ding zijn nimf of genie. Elk ding is ene gevangen nimf, of een dryade gevangen door onze blik; daarom heeft alles voor hem een verbazingwekkende onmiddellijke werkelijkheid, en hij voelt broederschap met elk ding zodra hij het ziet en vriendschap wanneer hij het aanraakt. Voor mystieke christenen, pantheïstische dromers, materialisten en mannen van de rede, bestaat de wereld louter uit hun gedachten. De Christelijke fout de natuur te vervangen door de mens is een ziekte die hen allemaal vanaf de geboorte heeft uitgewoond.

Er zijn waarheden schandelijker dan leugens.

De enige basis voor waarheid is jezelf tegenspreken. Het universum spreekt zichzelf tegen, want het is vergankelijk. Het leven spreekt zichzelf tegen, want het sterft. De paradox is de norm van de Natuur. Daarom openbaart alle waarheid zich in paradoxale vorm.

Alle zinnen in het boek des levens, mits tenminste tot het einde toe gelezen, blijken te eindigen met een vraagteken.

De liefde verwezenlijken is zich de illusie ontnemen.

Het is zinloos te discussiëren met welke filosoof dan ook, want zijn filosofie is niet afhankelijk van zijn intellect maar van zijn karakter.

Allen hij die nooit gedacht heeft, heeft eens en conclusie bereikt. Denken is aarzelen. Doeners denken nooit.

In de hele menselijke filosofie en in alle wetenschap zal er altijd een fundamentele idee zijn-die per systeem en wetenschap verschilt- die wij vergeten te bewijzen.

Alle gevoelens zijn mooi, zolang men ze niet probeert te reduceren tot handeling. Een handeling is een gevoel dat je weggooit.

Voelen is begrijpen. Denken is zich vergissen. Begrijpen wat iemand denkt is het met hem oneens zijn. Begrijpen wat iemand voelt is die persoon zijn. Iemand anders zijn is metafysisch gezien erg handig. God is iedereen.

God is goed, maar de duivel is ook niet slecht.

Normen bestaan niet. Elk mens is de uitzondering op een regel die niet bestaat.

Psychiaters weten misschien hoe de zieke geest werkt, maar in elk geval niet hoe een gezonde geest werkt.

Wees eerst vrij; vraag dan pas om vrijheid.

Leefregels
6. Streef niet na om iets te hervormen, want aangezien we niet weten aan welke wetten de dingen gehoorzamen, weten we niet of de natuurwetten in overeenstemming zijn met hetzij de gerechtigheid, hetzij ons idee van de gerechtigheid.
3. geef nooit onmiddellijk je mening over iets, tenzij iets direct is op te lossen volgens vaste principes.

Kunst om de kunst is in wezen niet meer dan kunst om de kunstenaar.

De oude zeevaarders hadden een schitterende leuze: varen is noodzaak, leven niet. Op mij is het wezen van deze zin van toepassing, in een enigszins aangepaste vorm, zodat hij beter past bij wie ik ben. Niet leven maar scheppen is noodzaak.

Schoonheid definiëren is haar niet begrijpen

Ik heb me nooit mezelf gevoeld, behalve met behulp van een idee van mezelf.


Ludwig Wittgenstein

In het voorwoord voor zijn ‘Losse opmerkingen’ schrijft Patricia de Martelaere dat het bij Wittgenstein nooit echt gaat over grote existentiële of metafysische vragen, maar eerder om de onmogelijkheid om dergelijke vragen zelfs maar te stellen. Zijn filosofie is meer een geste, die  gedaan wordt voor er met het eigenlijke spreken is begonnen.
W. schrijft dat zijn ideaal een zekere koelheid is. een tempel, die dient als omgeving voor de hartstochten, zonder te verwachten hen te overtuigen.

Toen ik als adolescent in mijn dromen een politieke partij wilde oprichten was één van de aanleidingen dat ik terwijl ik de politici op de radio hoorde, ik de indruk had dat als zij elkaar beter konden verstaan en effectiever met elkaar konden praten zij wat nader tot elkaar zouden kunnen komen. Ik had toendertijd graag Wittgenstein gelezen en ik had er vermoedelijk veel in herkend. Inmiddels moet ik toegeven, dat er van de aansporingen om zo en zo te kijken, te denken en te spreken, die in Wittgensteins werk, waarvan de ‘Opmerkingen over de kleuren’ maar een onderdeel is, verborgen zitten, weinig bovendrijft in het opgewonden discours dat de samenleving kenmerkt. Mensen zijn teveel door hun wat opgeslokt.

----------- In elk enigermate filosofisch probleem reikt de onzekerheid tot beneden aan de wortels. Men moet er altijd op bedacht zijn iets geheel nieuws te leren.

Stellingen worden vaak op de grens van logica en empirie gebruikt. Zodat hun betekenis over de grens heen en weer gaat en zij nu eens als uitdrukking van een norm gelden, dan weer als uitdrukking van een ervaring.

Ik zeg niet (zoals de Gestalt-psychologen) dat de indruk van wit zo en zo tot stand komt. Maar de vraag is juist: wat de betekenis van deze uitdrukking, de logica van het begrip is.

Er is weliswaar geen fenomenologie, maar er zijn wel fenomenologische problemen.

De moeilijkheden die wij bij het nadenken over het wezen van de kleuren ondervinden (waarover Goethe zich in de Kleurenleer een oordeel wilde vormen) liggen al besloten in de onbepaaldheid van ons begrip van gelijkheid van kleuren.

Als de psycholoog ons leert ‘Er zijn mensen die zien’, dan kunnen wij hem vragen: ‘En wat noem je “mensen die zien”?’ Daarop zou het antwoord moeten zijn: mensen die zich onder die en die omstandigheden zo en zo gedragen.

Lichtenberg zegt dat slechts weinig mensen ooit zuiver wit hebben gezien. Dan gebruiken dus de meesten het woord fout? en hoe heeft hij het juiste gebruik geleerd?- liever gezegd: hij heeft uit het feitelijk gebruik een ideaal geconstrueerd. zoals men een meetkunde construeert. Maar met ideaal is hier niet iets bijzonder goeds bedoeld, maar slechts iets dat op de spits gedreven is.

Men moet in de filosofie niet alleen in elk geval leren wat er over een voorwerp te zeggen valt, maar hoe men erover moet spreken. Men moet altijd weer eerst een methode leren volgens welke het moet worden aangepakt.

Wij zijn in het leven van alledag bijna alleen door onzuivere kleuren omgeven. Des te merkwaardiger dat wij een begrip van zuivere kleuren ontwikkeld hebben.

Het zuivere kleurbegrip bestaat niet.

Dat het de mensen zo toeschijnt, is hun criterium ervoor dat het zo is.

Als een ziende nooit van een blinde zou hebben gehoord, - kon men hem dan het gedrag van de blinde niet beschrijven?

Waarom kan men zich geen grijze vloed voorstellen? Waarom kan men zich deze niet voorstellen als een geringere graad van witte gloed?

Waarom verdrinkt groen in zwart, en wit niet?

Wat men de ‘gekleurde’ totaalindruk van een oppervlak kan noemen, is niet maar een soort rekenkundig gemiddelde van alle kleuren van het oppervlak.

Ik kan niemand een spel leren dat ik zelf niet kan leren. Een kleurenblinde kan de normaal ziende niet het normale gebruik van de kleurwoorden leren. Is dat waar? Hij kan hem het spel, het gebruik niet demonstreren.

Wanneer blinden, zoals ze zo graag doen, spreken van de blauwe hemel en andere specifiek visuele verschijnselen, zegt de ziende vaak:’Wie weet wat hij zich daarbij voorstelt’. Waarom zegt hij dat echter niet van elke andere onjuiste uitdrukking ?-

Wat is eigenlijk de ‘wereld’ van het bewustzijn? Hier zou ik graag zeggen: ’Wat in mijn geest plaatsvindt, nu erin plaatsvindt, wat ik zie, hoor….’ Zouden wij dat niet kunnen vereenvoudigen en zeggen: ‘Wat ik nu zie.’-

Men neemt niet waar om te zien wat men niet zou zien als men niet waarnam.


Men zegt bijvoorbeeld: ‘Beschouw deze kleur voor enige tijd.’ Dat doet men echter niet om meer te zien dan men op  het eerste gezicht had gezien.



Denkbewegingen

In zijn teksten zoals hier in zijn Denkbewegingen zie je dat W. zich terugwerpt op de breekbare waarde van zijn eigen persoon. In zijn zelfgesprekken staat de taal in zoverre centraal dat hij zich afvraagt hoe je iets kunt zeggen. Het domein van het ethische, dat ook zo bij Kierkegaard naar voren komt, wordt hier al zelfanalyserend en voorstellenderwijs onderzocht langs de weg van de taal. Niet dat anderen ook niet de taal niet gebruiken, maar bij W. is de taal een breekbaar hulpmiddel.  Dat zien we ook bij de opmerkingen over de kleuren. Zoals al bij zijn vaststelling dat de moeilijkheden bij het nadenken over het wezen van de kleuren al besloten liggen in de onbepaaldheid van ons begrip van gelijkheid van die kleuren. Ik denk dat hij zich er van bewust van was dat de instrumenten waarmee wij ons uitdrukken zelf al problematisch zijn. Als ik het wel heb, zijn woorden cq begrippen bij Heidegger ook problematisch maar hij beschouwt ze eerder als een historisch-etymologische bron waaruit hij, de weg teruglopend, probeert te putten. Alsof er ergens oude betekenissen zijn geweest die nog in onze taal werkzaam zijn, maar dan wel versluierd. Bij W. zie je, zo is mijn eerste indruk, eerder een spel met de taal en met de logica, soms gedrenkt in een hulpeloze haast kinderlijke onzekerheid met betrekking tot zichzelf.

Het duurt uitzonderlijk lang voordat me iets duidelijk is. Dat geldt voor de uiteenlopendste gebieden. Hoe bijvoorbeeld mijn relatie met andere mensen is, wordt me altijd pas na lange tijd duidelijk. Het lijkt alsof het reusachtig veel tijd kost vóór de grote mistbank optrekt & het voorwerp zelf zichtbaar wordt. Al die tijd ben ik me van mijn gebrek aan helderheid niet eens heel duidelijk bewust. En opeens zie ik dan hoe de zaak werkelijk is of was. Daarom ben ik wellicht overal onbruikbaar waar vrij snelle besluiten genomen moeten worden genomen. Ik ben om zo te zeggen enige tijd verblind & daarna pas vallen de schellen van de ogen.

In de beschaving van de grote stad kan de geest zich alleen maar in een hoekje verstoppen. Tegelijk is de geest echter niet zozeer atavistisch & overbodig, maar hij zweeft boven de asresten van de cultuur als eeuwige getuige – bijna als wreker van de godheid.

Een tragedie zou nog steeds kunnen beginnen met de woorden: ‘Er zou helemaal niets gebeurd zijn, als niet…”.

Misschien bezit ik slechts in zoverre een zelf, als ik me daadwerkelijk verworpen voel.

Geest, verlaat mij niet! Dat wil zeggen. Moge het zwakke spiritusvlammetje van mijn geest niet uitdoven!

Ik heb soms het gevoel dat mijn verstand een glazen stok is, waarop een last drukt & die elk moment kan breken.

Mijn inzicht is eigenlijk: hoe vreselijk ongelukkig de mens kan worden. Het besef van de afgrond; & ik zou graag zeggen: God geve dat dit inzicht niet helderder wordt.


Bekritiseer de serieuze dingen niet die serieuze mensen hebben geschreven, want je weet niet wat je bekritiseert. Waarom zou je over alles een meningen moeten vormen. Maar dat wil niet zeggen: stem met dit alles in.

Henry de Montherlant

Spelen met stof


‘Ik ben solidair met niets of niemand. Altijd de onafhankelijke buitenstaander, maar altijd de schijn wekkend ergens toe te behoren’. Is getekend Henry de Montherlant, schrijver van les Jeunes Filles, toneelstukken en carnets met aantekeningen. Pleegde in 1972 zelfmoord omdat hij de last van zijn kwakkelende gezondheid niet verder wilde of kon dragen.

Over mensen schrijven vereist een zekere distantie. Maar dan zijn er nog mogelijkheden. Je hebt mensen die zich altijd buitenstaander voelen en je hebt mensen die zich hoewel zij zich de rol van buitenstaander aanmeten, zich toch levend onderdeel voelen van de menselijke soort. Elias Canetti lijkt me zo iemand. Emile Cioran hoort denk ik bij eerste categorie evenals vermoedelijk de Montherlant, want een onomstotelijke blik hebben we niet van de mensen en eigenlijk ook al nauwelijks van onszelf. Kunnen we ooit met precisie onze kern onderscheiden van de rol die we spelen, van het zelfbeeld dat zich ergens in ons hoofd genesteld heeft van al die voortdurende zo verleidelijke bevestigingen of van al die quasi toevallige gedachten die in ons hoofd spoken? Een probleem van de distantie van diegenen die zich echter ook nog eens buiten of aan de rand van de soort wanen is dat dit met hun schrijven bevestigd wordt. Je kunt nooit meer terug. Als er al een oude plek van onbekommerdheid bestaat. Ik vermoed dat mensen gedreven worden vanuit het diepste van hun ‘ziel’. Langs die onafwendbare maar moeilijk kenbare hoofdaders van hun geest meandert hun leven maar keert altijd weer terug naar de ‘moederstroom’. Leven is magnetisch geladen.

-----------------
Men vroeg aan Gladstone hoeveel redevoeringen een man kan voorbereiden in een week. Hij antwoordde: ‘Als het een uiterst bekwaam man is, één enkele. Een middelmatig twee of drie. Een domkop een dozijn.

Ik geef de voorkeur aan een onafhankelijke schelm boven een achtenswaardige hielenlikker.

Mensen kunnen elkaar slechts verstaan op het punt van hun vooroordelen.

Ik ben niet verliefd op X.... Ik ben verliefd op de wijze waarop ik haar veroverd heb.

De mens lijkt vast te zitten aan een touw: zestig jaar lang graast hij in dezelfde cirkel. Maar het is geen vreemde instantie die het uiteinde van het touw vasthoudt, hij is het zelf. Ik wil daarmee beweren dat het onze geest is die, door gebrek aan kracht, niet doordringt of op zoek gaat buiten een bepaalde cirkel, en dat zestig jaar lang.

Mensen hebben geen behoefte aan waarheid, maar aan ‘zekerheden’’, en aan verklaringen.

Hoe minder ontwikkeld een mens is, des te sterker zal hij een literair werk beoordelen vanuit een zedelijk oogpunt.

Iemand die ijdel is ziet zijn tekortkomingen niet en accepteert geen kritiek, Iemand ie trots is, ziet zijn tekortkomingen en houdt van kritiek.

Er zijn mensen die zichzelf respecteren, en zij die dat niet doen. Deze laatsten zijn de overwinnaars.

Ik heb twintig boekwerken over de grote mystici gelezen. Zij hebben mij niet overtuigd dat de mystieke toestand van een hogere orde is dan die van duizeligheid of zeeziekte.

Lyriek en ironie irriteren de middelmatigen omdat hij het niet begrijpt. De diepte echter, die hem eveneens ontgaat, irriteert hem niet. Hoe komt dat?

Je herkent de vrije mens aan het feit dat hij tegelijkertijd of achtereenvolgens wordt aangevallen door tegengestelde partijen.

Het hindert mij bij de oude Grieken de zedelijke wet terug te vinden volgens welk het geluk gekocht moet worden met het lijden. Het zou ook ten grondslag liggen aan de offers aan de goden: in ruil voor een goed dat men vraagt staat men iets af wat men bezit. De vulgariteit van ons Christendom avant la lettre.

Ik geloof niet in dit soort dingen (idealen), en soms zou ik willen sterven om de mensen niet meer te zien die er wel in geloven, zozeer vervelen zij mij.

Geschiedenis? Hetzelfde stuk gespeeld door andere acteurs.

Het kenmerk van de intelligentie is de onzekerheid. Het tasten is haar gereedschap.

Het feit niet na te denken alvorens tot handelen over te gaan wordt geprezen onder de naam van ‘besluitvaardigheid’. Het heeft mij mijn leven lang ontbroken aan besluitvaardigheid.

Bij anderen onderdak zijn is een vorm van gevangenschap.

Wij houden niet van blanke, zachte, slappe handen. Maar mocht er iemand komen die wij begeren en bezitten, en die ze heeft, dan aanbidden wij deze blanke, zachte en slappe handen.

Zich zoveel mogelijk afzijdig houden van alles.

Soms schijnt het of ons denken op gang is dat wij er deel aan hebben. Het denkt in ons, zoals het sneeuwt op het land.

Er zijn momenten waarop er teveel mensen in ons leven zijn. Het opschrift ‘vol’. Op zulke momenten verspert men de nieuwkomer de toegang, hoe sympathiek hij ook mag zijn, eenvoudigweg door dit ‘vol’. Sterker nog, om tot een helder inzicht te komen evenals om ons voldoende aan onszelf te kunnen wijden, moet men mensen uit zijn leven stoten.....

De keien bezeren het beekje als het over hen heen stroomt, en het kreunt dan zachtjes.

- Hij is niet gevaarlijk.  
- Een menselijk wezen is altijd gevaarlijk. Wanneer het niet door zijn boosaardigheid is dan is het door zijn domheid. Wanneer het niet door zijn domheid is dan is het door zijn intelligentie.

Mensen die er een absolute overtuiging op na houden stuiten mij tegen de borst zelfs als hun overtuigingen in de richting gaan van wat ik geloof of van datgene waarvan ik houd.

Wie medelijden met anderen heeft, heeft medelijden met zichzelf.

Ik voel mij meer op mijn gemak wanneer men mij beledigt dan wanneer men mij prijst.

‘Je moet met de tijd meegaan’ ‘Je moet met de rede en met de eerlijke oprechtheid meegaan, met, zonder, of tegen je tijd.

De mensen voeden zich met hun eigen handen, maar zij denken met de hersens van anderen.

Het belangrijkste verschijnsel van de twintigste eeuw is de almacht van de reclame die ertoe leidt dat het menselijk oordeel in diskrediet wordt gebracht, of zo u wilt dat de mens als denkend wezen in diskrediet wordt gebracht.

De cultuurloosheid die stelselmatig bevorderd wordt in een land maakt dat er enkel nog een gemeenschappelijke taal bestaat voor oppervlakkige zaken. Voor zaken die dat niet zijn spreek je in eigen land een vreemde taal....

Er ontbreken vele dingen in de wereld van vandaag. Maar vóór alles, intelligentie -de echte, niet die van intellectuelen -, en barmhartigheid, - de echte, niet die van mensen die carrière maken in de naastenliefde.

De drie hartstochten die een mens op de been houden tot het einde, tot het allereerste moment, zijn de ijdelheid, de ambitie en de hebzucht.

Het ongeluk valt slechts te troosten met het ongeluk van anderen.

In een klein dorpje woonden enkele blinden. Op een dag vestigde zich daar een niet-blinde. Hij was minzaam van aard en stond onmiddellijk voor iedereen klaar. Al spoedig trof men hem vermoord aan. Vermoord door blinden.

Mijn lichtpuntjes zijn de plezierige momenten die ik geschonken heb, niet die welke ik ontvangen heb.

De spraak is aan de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen, evenals het ontbreken van gedachten. De liefde voor de menselijke soort is een verzinsel van literatoren. Zij heeft nooit anders bestaan dan in abstracto, behalve bij zeer zeldzame individuen.

De vrienden van de waarheid bezitten bezitten geen vrienden. Beminnen doet kennen. Kennen maakt onbemind.

Geef de mensen geen sleutel om de wereld te openen en te zien waar hij in werkelijkheid uit bestaat. Ze willen de wereld niet openen en zullen je met jouw sleutel de schedel inslaan.

-Ik ben zover gekomen dat ik iedereen wantrouw.
- Iedereen? Dat is niet genoeg.

Ik heb het leven getoond zoals het is. Dat is iets wat men nauwelijks vergeeft.

Ik denk na. Dat wil zeggen dat ik geen meningen heb.

Hoe meer men zich verklaart, hoe onbegrijpelijker men wordt. Ik praat tenminste voor mijzelf.


Wat verworven wordt door de rede gaat verloren door het gevoel.



Elias Canetti

Die Provinz des Menschen
(vertaling oe)

In het ‘Pantheon van de vergeten dingen’ schrijft Canetti dat hij alles wil beleven waaraan mensen hebben geloofd. Maar, zegt hij verder, ik wil het in de toestand leren kennen toen het nog geloofwaardig was, niet in de afgematte uitlopers ervan. Canetti luisterde graag naar mensen. Hij was sterk geïnteresseerd in hun verhalen. Dat blijkt ook uit zijn aantekening over de Oxfordse filosofen die net zo lang schaven totdat er niets mee overblijft. Ook in de biografie van Canetti door Sven Hannshek wordt die drang naar verhalen benadrukt. Hij is dus geen analyseerder tot op het bot zoals Wittgenstein of een rascynicus als Cioran. Daar is hij te nieuwsgierig voor naar de mens zelf met zijn verhalen. Dat maakt hem voor mij soms niet scherp genoeg, maar niettemin is het altijd een verademing teksten te lezen van schrijvers en aforisten, zoals ook Canetti, die met een  nieuwsgierig gemoed naar zichzelf en de wereld kijken. Zeker in een moralistisch land als Nederland of een hedonistisch getinte moralistische periode als nu. Een kenmerk van bijzondere aforismen is hun paradoxaal of tegenstrijdig karakter. Tegenspraak of paradox zijn , in tegenstelling tot bevestigingen, instrumenten om inzicht te krijgen in de mens, zijn drijfveren en de gevolgen daarvan. Ook bij Canetti kunnen we dat zien.

Hij schrijft dat de grote aforisten zich zo laten lezen alsof zij elkaar gekend hebben. Ook bij het lezen van zijn werk heb ik regelmatig de ervaring dat ik iets dergelijks - of het tegenovergestelde - ook al gedacht en opgeschreven heb. Dat geeft mij een grote vreugde, niet om me bevestigd te weten maar om het gevoel te hebben dat meer mensen zo om zich heen kijken.  Het is die open blik die ik hier zo mis en die blijkbaar alleen als politieke wens kan bestaan. Maar dan spreken we slechts over een politieke open blik en dat is dan toch eerder een blik verlangens dat opengetrokken wordt.

-----------------
Het woord vrijheid dient ertoe om een belangrijke spanning uit te drukken, misschien wel de belangrijkste die de mens kent. Altijd wil men weg, en wanneer dat geen naam heeft waarheen men wil, of wanneer het onbestemd is en men daar geen grenzen trekt, dan noemt men dit vrijheid.

Het bewijs is het erfongeluk van het denken.

Wie men ziet slapen, kan men nooit meer haten.

De Engelsen hebben hun wetten nooit opgeschreven, zij dragen hen met zich mee.

Ik heb nog nooit van een mens gehoord die de macht heeft aangevallen, zonder die tevens voor zichzelf te willen, en de religieuze moralisten zijn hierin het ergste.

Elke domkop kan, wanneer ook hij de lust daartoe heeft, een gecompliceerde geest verstoren.

Ik kan mij er niet mee tevreden stellen: de beperking tot iets afzonderlijks, alsof het alles is, is te verachtelijk.

De wind, het enig vrije in de beschaving (Zivilisation).

De grote aforisten lezen zich zo alsof zij elkaar allemaal gekend hebben.

Er zijn geen grootse woorden meer. Men zegt menigmaal ‘God’ , enkel om een woord uit te spreken dat eens groots was.

De geschiedenis geeft de mens haar valse vertrouwen terug.

Distantie is de Engelse nationale deugd. Het bepaalt haar historische invloed op het karakter van de moderne natuurwetenschap.

De waarheid is een zee van grashalmen, die wiegt in de wind; ze wil als beweging gevoeld, als adem opgezogen worden. Een rots is zij nu slechts voor diegene, die niet voelt en ademt; hij zal er zijn kop bloedig op stukslaan.

Bij het jongste gericht zal uit elk massagraf een enkel schepsel opstaan. En deze zal het aandurven God te oordelen.

Steeds onverdraaglijker wordt het toevallige van alle overtuigingen voor mij.

Niet meer spreken; de woorden stom naast elkaar leggen en naar ze kijken.

Het zal beter worden. Wanneer? Wanneer de honden regeren.

Een Chinees steelt in Cambridge een Oedipuscomplex  en brengt deze heimelijk China binnen.

Hoe gemakkelijk men zegt: zich zelf vinden. Hoe men schrikt wanneer dat werkelijk gebeurt.

Het is de schoonheid gegeven zich te vermenigvuldigen; en zo sterft ook zij zelfs.

De moraalkitsch van de puritein: in zijn diepste en door wroeging verteerde zelfaanklacht stelt hij zich zelf nog honderd maal beter voor dan hij in werkelijkheid is. 

Een filosoof die zonder ook maar één enkel antwoord door het leven gaat. Maar hoe hij vraagt!

Elke oorlog bevat alle voorgaande.

Een land, waarin niemand het aandurft naar de hemel te kijken en wanneer iemand naar buiten gaat buigt deze het hoofd.

Deze filosofen uit Oxford schaven en schaven, totdat er niets meer overblijft. Ik heb veel van ze geleerd: ik weet nu dat het beter is nooit met dat schaven te beginnen.

Alles hangt van het foute voorbeeld af, de vergissingen van de mens daarvan af, dat zij hun voorbeelden in een of ander ogenblik toevallig opdoen en niet meer door hen losgelaten worden.

Men denkt, men denkt, totdat alles zichzelf denkt, en dan heeft het niets meer te betekenen.

De sprong in het algemene is zo gevaarlijk dat men hem steeds weer vanaf dezelfde plek moet beoefenen.

De waarheid bezit een dubbele zwaarte. Haar ontdekkingen en doorzetten is slechts het ene gezicht van deze zwaarte, veel belangrijker is het tweede gezicht, die van de verantwoording……..

Het is niet voldoende te denken, men moet ook ademen. Gevaarlijk zijn die denkers die niet genoeg geademd hebben.

Men neemt meer op dan men weet. Maar hoe beschikt men daarover?

Hij legt zinnen als eieren, maar hij vergeet ze te bebroeden.

Zijn verantwoording: dat hij op niets een antwoord heeft.

De vreugde van de zwakkeren: de sterke iets te geven.

Wanneer de Bakairi met hun hoofdman ontevreden zijn, verlaten zij het dorp, en verzoeken hem om alleen verder te regeren. (Von dem Steinen)

Men wil, zegt men, het beter hebben,  maar men wil het alleen gemakkelijker hebben.

Een samenleving waarin men slechts eenmaal per jaar ademhaalt.

Iemand die zich alles voorstelt, opdat er maar niets hoeft te gebeuren.

De succesvollen aanvallen? Overbodig, want zij hebben het succes als bederf in hun lijf.

Er zijn belachelijke zwetsers. Er zijn echter ook belachelijke zwijgers.

Er bestaat een klaagmuur van de mensheid, en hiervoor sta ik.

Er schijnt in de geschiedenis slechts een negatief leren te bestaan. Men merkt bij zichzelf wat men anderen aangedaan heeft, om het hen vervolgens aan te rekenen.

Alles wat hij bezat, vermaakte hij aan de oudste man van Europa.

Wie al zijn gewoontes zou kennen, zou niet meer weten wie hij was.

…. Het gaat slechts om de mogelijke houdingen in het leven en niet om de zogenaamde begrippen.

Het bewijs vernietigt. Zelfs het ‘waarste’ wordt door het bewijs vernietigd.

Omkeringen: God stopte de rib weer in Adam terug, blies hem de adem uit en vormde hem weer terug tot leem.

Ik weet precies wat burgerlijk is. Maar zodra ik het woord uitspreek, weet ik het alleen weer niet.

Een land waarin de rechters zich zelf mee bestraffen. Geen gerechtigheid die ook niet in hun eigen vlees snijdt. Geen straf die ook niet henzelf treft. Geen vrijspraak die ook ten gunste van hen komt, alleen kost ze niets. (de laatste toevoeging is mij nog niet helder)


Het mag dan wel belangrijk zijn wat men dagelijks denkt. Maar nog veel belangrijker is waaraan men dagelijks niet gedacht heeft.


Canetti
Het geheime hart van het uurwerk

De openbaarheid ontneemt de mens zijn redelijkheid. Bestaat er nog een mogelijkheid van openbare waarheid?
Het eerste vereiste daarvoor zou zijn dat men zijn vragen zelf stelt en niet alleen zelf beantwoordt. De vreemde vragen vervormen, men past zich eraan aan, men aanvaardt woorden en begrippen die men tegen elke prijs zou moeten vermijden.
Men zou alleen woorden mogen gebruiken die men van een nieuwe betekenis heeft voorzien.

Een land dat eens in de tien jaar van taal wisselt. Taalwisselkantoren.

Het moeras van de zelfgenoegzaamheid droog leggen.

Een land waar mensen met een zachte knal ontploffen. Dan zijn ze spoorloos verdwenen.

Dat wantrouwen tegen alles wat wordt gedacht, alleen omdat het zich aaneensluit en nader toelicht!

Steeds vaker betrapt hij zich op de gedachte dat er voor de mens geen redding bestaat. Is dat een poging om de verantwoordelijkheid af te wentelen?

God werd door de mens onderbroken.

Als God het onbepaalde was, zou jij hem dan aanhangen?

Aartsvader Jakob sprak: “Het is waardevoller om vreemdeling te zijn dan om vreemdelingen onderdak te verlenen’
Wijsheid der vaderen.

Hij trok zich uit tot een draad en vlocht een kooi van zichzelf.

De man wie hij de weg vroeg, wees vier verschillende richtingen uit.

Kranten, om de vorige dag te vergeten.

De eeuwigheid afgeschaft, wie wil er nog leven?

Hij heeft het gevoel alsof hij uit tien gevangenen bestaat en een vrije man, die hun opzichter is.

Uit angst voor complicaties bleef hij analfabeet.

De beperktheid van de natuur ligt besloten in haar vermenigvuldigingskracht. Zij verstikt zichzelf en wij zijn niets dan haar leerlingen als wij ons verstikken.

Nieuwsgierigheid naar alle soorten mensen is geen verdienste. Ruimte voor hen allen is nog geen verdienste. Rijkdom aan afwisseling is nog geen verdienste.
Zich tegen begrijpelijkheid verzetten.

Iemand besluit de Grieken uit de wereld te laten verdwijnen, van het begin af aan.
Er blijft over: een gestamel.

Een atmosfeer vervalsen, door zekerheid.

Hij leert niets meer. Hij leert alleen beter vergeten.

Men wordt graag geprezen, maar verlangt gretig naar vijandschap.

Hij laat de woorden een jaar lang uitrusten.

Ter wille van zijn adem begon hij weer te vertellen.

Men heeft tijd nodig om zich van verkeerde overtuigingen te bevrijden. Geschiedt het te plotseling, dan etteren ze voort.

In nee-zeggen schuilt een immense kracht en soms schijnt deze mij zo groot dat men alleen van haar zou kunnen leven.

Te midden van vele gelovigen valt het geloof men het moeilijkst.

Een verstikkende geleerdheid…… Drieduizend antwoorden op iedere vraag. Welke vraag is daartegen bestand?

Mensen, zo dom dat zij alleen nog maar kunnen onderhandelen.

‘Dialoog’ zeggen zij die willen praten.

In plaats van tanden heeft hij woorden in zijn mond zitten. Daarmee kauwt hij. Ze vallen nooit uit.

Het gaat er niet om hoe nieuw een gedachte is; het gaat erom hoe nieuw zij wordt.

Wij waren heel hoogmoedig en noemden elkaar broeder.

Hij offert de klok en ontloopt de toekomst.

Probeer niet te oordelen. Beschrijf. Er bestaat niets walgelijkers dan de veroordeling. Ze is altijd zus of zo en altijd is zij verkeerd. Wie weet er genoeg om iemand te veroordelen? Wie is daarvoor onbaatzuchtig genoeg.

Hij heeft zijn ongeluk eerlijk verdiend en denkt er niet aan het terug te geven.

Altijd bezig met de verkeerde dingen. Ken jij de goede?

Volkeren mededelen wat zij elkaar schuldig zijn. Schuldenlastfeesten.

Een gebied, zo groot als Europa, bewoond door vier mensen.

Door mensen voelt hij zich overweldigd, door schilderijen gestimuleerd.

Iemand die zich op iedere hoek zelf arresteert.

Aan niemand bekend het geheime hart van het uurwerk.

Indringende voorstelling dat de aarde een bepaalde dichtheid aan mensen moet bereiken, voordien mag zij niet exploderen.

Nog kan hij ‘mens’ zeggen, nog wendt hij zich niet vol afkeer of verveeld af. Horen kan hij het niet.

Beter wil het niet worden, maar misschien langzamer.

Hij praat onaflatend, totdat alles uiteenvalt.

Het geraas van de stommen.

De som van een leven, minder dan zijn delen.

Hij zoekt naar iets dat hij ongestraft kan aanbidden.


Te veel namen in het hoofd, als spelden.

Canetti
Het pantheon van de vergeten dingen


De tweede ontmoeting vernietigt altijd de eerste. Moeten er eigenlijk alleen maar eerste ontmoetingen bestaan?

De meeste mensen, zei hij, zijn slaven van een oud ongeluk dat hun onbekend is.

Het is waar dat ik alles wil beleven waaraan mensen hebben geloofd. Maar ik wil het in een toestand leren kennen toen het nog geloofwaardig was, niet in de afgematte uitlopers ervan.

Onbegrijpelijk worden jezelf, stamelen.

Ik ben blij met mijn broer Pavese. Maar het mag niet al te vaak gebeuren. Je leert alleen van mensen die heel anders zijn dan jij. Van bloedverwantschap kom je tot bedaren.

Alleen boven wit papier adem ik vrij. Mijn âtman zit in het papier, de wereldziel.

Het verst van de mythe af staat de beschrijving. Ik denk dat ik me er daarom voor schaam.

Je zou vrij en onbekommerd door de wereld willen gaan, alsof je nooit iets hebt beweerd. Wat moet je met die holle gelijkhebberij.? Wil je de dingen ondervinden of wil je gelijk krijgen? Het ontbreekt je bepaald niet aan gevoelens en je haat berekeningen die sluiten als een bus.

Nadeel van de religies: ze gaan altijd over dezelfde dingen. Misschien is dat een van de redenen waarom levendige geesten als Stendhal niets van religies willen weten.

De dingen die men grondig onderzoekt, lossen zich op. Dat is een gevaar. Maar de dingen die men grondig onderzoekt, vergroten ook: ze worden zwaarder, een ander gevaar.

Ik was niets anders dan wil, nu ben ik klank.

Het mooiste nooit meer zien.

‘De mensen denken alleen maar ontwijkend!’
Uit Goethe’s gesprekken

‘I know what you mean’ - ‘Ik weet wat je bedoelt’- De belangrijkste holle frase van deze psychologiserende tijd. In werkelijkheid betekenen de woorden dat je afziet van de poging de ander te begrijpen, nog voordat je naar hem hebt geluisterd. Je begrijpt iedereen al nog voordat ze iets hebben gezegd.

Een land waar iedereen achteruit loopt om elkaar niet uit het oog te verliezen. Een land waar iedereen elkaar de rug toekeert: angst voor ogen.

Gedenkdagen: knooppunten van het verkeerd begrepene.

De authentieke tederheid voor mensen overmant je als ze weg zijn.

De gelovige koestert zijn wantrouwen om niet in geluk te verdrinken.

Prachtig die gesprekken die je niet voert.

De vraag, de verschrikkelijke vraag: kan een mens werkelijk veranderen? Plato zegt in zijn Symposion van wel alsof hij zojuist Heraclites heeft gelezen. Een leven lang dragen ze dezelfde naam, zegt hij, maar het worden voortdurende andere mensen, alles aan en in hen is telkens anders. Ik vertrouw de zaak niet, ik ben er helemaal niet zeker van. Ik weet, in hoeverre ik dezelfde ben die ik altijd ben geweest. Het is moeilijk zelf te bepalen, in hoeverre je veranderd bent.

Zichzelf worden door zijn aversies te noteren.

‘Waar vind ik de mens die de woorden vergeet zodat ik met hem kan praten?’
Tsjwang-Tse

Het ‘besmet’ worden door de tegenstanders, een van de werkzaamste verschijnselen in de politiek, te weinig onderzocht.

Een land waar je de mensen nooit ziet eten. Heimelijkheid van het eten.

Hij houdt vooral van mensen die hij nooit terug zal zien.

Iemand die aan de dingen ontkomt, door hun namen.

Ik vind het moeilijk nog iets te leren, iets dwingt me meteen op alles te reageren.
Ik kan niets onaangetast bewaren.

Acht oeroude mannen leven van een munt die door niemand wordt erkend.



Emil Cioran


Ik heb mijn redding in de utopie gezocht en alleen in de apocalyps gevonden.

Schreeuwen, tegen wie? Dit was het enige probleem in mijn leven….

Alles is schijn – maar schijn van wat? Van het Niets.

Het kwade is net als het goede een scheppende kracht. Van beide is het eerste evenwel het actievere, want vaak ligt het goede braak.

Een religie is op dat ogenblik ten einde, wanneer zij geen ketters meer baart.

De gerechtigheid is naar de letter gezien een middelmatig ideaal.

Alles wat civilisatie is, is afgeleid en alles wat afgeleid is, is niets waard.

Een zin van een moslimse mysticus, Meister Eckhart waardig: “Een waarheid die niet het schepsel verstoort, is geen waarheid”.

Nadenken houdt in  leegte om zich heen scheppen, het werkelijke verwijderen, van de wereld slechts het noodzakelijke voorwendsel bewaren voor de beproevingen en kwalen van de geest. Het nadenken onderdrukt; het vernietigt alles, behalve zichzelf.

Zo onactueel zijn als een steen.

Alle westerse naties – opulente lijken.

Niemand waagt het in het Avondland over de ‘Afgrond van de geboorte’ als evidentie te spreken, een uitdrukking, die in de Boeddhistische geschriften veelvuldig voorkomt. En toch is de geboorte een afgrond, een diep gat.

Ik interesseer me niet voor mijn ervaringen maar voor mijn reflecties op deze ervaringen.

De eenzaamheid is de enige zaak ik hoogacht. En toch, wanneer ik alleen ben - heb ik angst. 

… sinds wanneer moet de waarheid een hulpmiddel voor het leven zijn? Zodra men zich in een zaak verdiept, merkt men, dat niets en niemand je behulpzaam zijn kan.

Elk probleem wordt onoplosbaar, zodra men het verdiept.

De ‘goede’ mensen, de onbaatzuchtigen, die zich graag om de ander bekommeren, zijn haast altijd toegedane sympathieke snoevers. Goedheid is een edele vorm van ijdelheid en snoeverij.

Elke analyse die met een aanmerking over de hoop eindigt, offert zich op aan de conventie en vernietigt zichzelf.

Alles om mij heen spreekt over doctrines en haast niemand over de realiteit en de ervaring. Denkers, critici, schrijvers, geleerden - variëteiten van de uiterlijke mens.

Elke overtuiging is een hindernis naar de vrijheid

Sinds ik begonnen ben om na te denken, ben ik ontnuchterd geraakt en dat is sindsdien niet meer veranderd.

Elke generatie leeft in het absolute, dat wil zeggen zij reageert als of zij het hoogtepunt van de geschiedenis bereikt heeft. Het grote geheim van iedereen: zich als middelpunt van de wereld voelen. Precies dat doet ook elk individu.

Ik ben erg slecht toegerust voor de ‘overlevingsstrijd’. Omdat het leven mij niet genoeg interesseert, om er in zijn naam voor te vechten.

Zonder illusie is er niets. Het is merkwaardig om het geheim van de werkelijkheid in de onwerkelijkheid te vinden.

Onmogelijk om zich met iemand te verstaan die niet een verborgen wond heeft.

Als ik naar mijn diepste instincten zou luisteren dan zou ik van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat “help, help” brullen.

Hoe ouder ik word, des te meer geloof ik dat het diepste dat de mens beweegt, het verlangen is zich te wreken. Niemand verdraagt een belediging noch een vernedering, hoe onbeduidend ook. De wraak is een fundamenteel  feit van het universum.

Elk moreel oordeel is in de grond fout. Het goede en het kwade hebben geen eigenlijke realiteit; omdat ze om precies te zijn oordelen zijn. De onthouding is dwingend voor diegenen die over deze zaken heeft nagedacht.

‘Beoordeel niemand voor  je je in hem hebt verplaatst.’ Dit oude spreekwoord maakt elk oordeel onmogelijk omdat wij nu juist iemand beoordelen door zelf juist niet zijn plaats in te denken. Begrijpen betekent niet alleen vergeven, maar zich ook onthouden, zelfs afstand doen van het idee van een uitspraak.

Ik ben nu zo ver gekomen dat ik zelfs met een stuk metaal medelijden heb, met willekeurig wat dan ook; mij lijkt het dat alles wat bestaat, verlaten, zonder geluk en onbegrepen is. Graniet lijdt misschien ook. Alles wat vorm heeft, en wat van de chaos gescheiden is om een afgezonderd noodlot te hebben, lijdt. De materie is alleen. Alles wat is, is alleen. Niemand, geen God, die de wereld van die onvoorstelbare eenzaamheid kan bevrijden. 

De betrekkingen met de mensen zijn moeilijk. Het is een zeer grote troost te weten dat er dingen zijn.
(Later zal EC ergens zeggen dat die mens het verst is als hij zonder de dingen kan)

Mijn missie is, rebelleren tegen de mensen. Ik kom daar niet los van.

Het grootste probleem was voor mij altijd al het handelen, het is het probleem van de wilszwakken. Deze zo eenvoudige aangelegenheid – handelen – is voor hen een mysterie. Een ontoereikende activiteit…..

Je kunt de mens in twee categorieën indelen: diegenen die de zin van het leven zoeken zonder hem te vinden en diegenen  die hem vinden zonder hem te zoeken.Het drama van Duitsland is dat het geen Montaigne gekend heeft. Welk voordeel voor Frankrijk dat het met een scepticus begonnen is.

In het scepticisme is de twijfel geen middel maar doel en het heil zelf. Want slechts de twijfel kan ons bevrijden en ons van onze bindingen bevrijden. Wat voor de gewone stervelingen een bijna ondraaglijke toestand is, ja een nachtmerrie is, is voor de scepticus een weg naar de volmaaktheid, in ieder een succes, een positieve toestand.

Rabbi Michal bekende op een dag aan zijn zoon: ” De zegen van mijn leven is, dat ik nog nooit iets nodig gehad heb voordat ik het bezat..” (Chassidische vertellingen)

Ik stel bij elke ontmoeting vast dat ik met de mensen, met diegenen met wie ik mij tref, haast niets meer gemeen heb; ik zou willen zeggen, met de mensen in het algemeen niet.

Ik zou zonder enige beperking van de naïviteit houden, als men ze altijd van de domheid zou kunnen onderscheiden.

Wanneer men van het christendom naar het boeddhisme overgaat, is de  superioriteit van de laatste overweldigend. Wij hebben veel tijd verloren door ons aan het kruis te onderwerpen.

Een schrijver moet niet zijn ideeën uitdrukken, maar zijn wezen, zijn natuur, wat hij is en niet wat hij denkt. Een echt werk kan men alleen dan tot stand brengen als men in staat zichzelf te zijn.

Mijn filosofische positie kent een dubbele verleiding: die van de Vedânta en die van de Madyanikas. Het absolute en de leegte; de hoogste werkelijkheid en de hoogste onwerkelijkheid.

Elk ‘levensconcept’ is een hindernis voor de waarheid. Men moet een systeem afleggen net zoals oude kleren. Een vrij mens heeft over alle concepten getriomfeerd, als hij met de zijne begonnen is. Alle gezichtspunten zijn tevergeefs.

Dat wat ik weet, verstoort dat wat ik wil.

Volgens de leer van Boeddha zijn er vijf hindernissen voor de geestelijke vooruitgang: de sentimentaliteit, de vijandigheid, de psychische en morele traagheid, de onrust en de twijfel.
Ik ken alle hindernissen goed en ik kan de eerste vier wel overwinnen maar niet de twijfel aangezien de twijfel voor mij het kwaad par excellence is, mijn hindernis voor welke vooruitgang dan ook.

Ik geloof dat ik de levensangst als een herinnering aan de toekomst gedefinieerd heb. Inderdaad is de angstige mens iemand die zich herinnert, die ziet, neen, die gezien heeft, wat hem zal overkomen.

De Andere: iemand die mij hindert Ik te zijn.Wanneer men alleen is, is men onbegrensd, is men als God. Zodra er iemand is, stoot men op een grens en men is al snel niets meer, noch slechts een ding.

Zodra iemand zich bekeert tot een geloof (religieus of politiek) benijdt men hem eerst, maar al snel geringschat men hem.

Het zijn is niet noodzakelijk: het is een ruïneuze luxe. Men zal moeten leren zich van alles, wat is, te ledigen, te ontdoen.

De vraag naar de verantwoordelijkheid heeft alleen dan zin, wanneer men ons voor onze geboorte gevraagd had en wij daarin toegestemd zouden hebben, diegene te zijn die wij nu zijn.

Met de tijd brengt de tolerantie meer kwaad voort dan de intolerantie – dat is het werkelijke drama van de geschiedenis. Als deze bewering inderdaad klopt, dan is zij de grootst mogelijke aanklacht tegen de mensen.

Onmogelijk om te discussiëren met degene die zich op zijn God beroept.

Ik ben een nieuwsgierige die moe is van alle wereld.

De angst stimuleert en fascineert ons, zij regelt al onze opwellingen en gevoelens, en zij beschikt over ons. Het is daarom verstandig haar te vertrouwen en al het goede te verwachten van datgene wat zij ons kan meedelen.

…. Het centrale idee van de utopische systemen is niet de vrijheid maar de gelijkheid. Zou het namelijk de vrijheid zijn, dan zouden utopische constructies moeilijk zijn, zo niet onmogelijk.

Mensen, mensen, overal mensen, op elk uur van de dag en van de nacht!

Vanaf een zeker punt in haar ontwikkeling bezit een natie eerder het genie van de capitulatie.

Ik moet toegeven dat het een genoegen is te praten met iemand die door niets afgestompt is.

Hoe meer innerlijke vooruitgang wij boeken, hoe minder zal het getal zijn van diegenen met wie we werkelijk kunnen communiceren. Op het laatst verliezen wij iedereen en blijft aan ons slechts alles. (dat laatste zinsdeel begrijp ik niet helemaal of het moest slaan op die innerlijke vooruitgang)

Mensen volgen enkel diegenen die hen illusies verschaffen. Men heeft nog nooit een verzameling van gedesillusioneerden gezien.

… Alles wat de mens uitvindt, elke machine verliest vroeg of laat haar primitieve functie. Dit verschijnsel kan men het verraad van de voorwerpen noemen. De mens heeft geen enkele kans: alles wat hij vindt en uitvindt is hem maar een ogenblik van dienst, en dan keert het zich tegen hem.

Niet de hoop op een andere wereld maar de vermoeidheid met deze wereld maakt religies interessant.

Ik leid niet alleen een randbestaan, ik ben als zodanig een randverschijnsel. Ik leef aan de periferie van de menselijke soort en weet niet, bij wat of wie ik me zou moeten aansluiten. 

Een ongeletterde zal diepere geestelijke ervaringen hebben dan een geletterde, omdat hij niet de mogelijkheid heeft aan iets anders te denken,  terwijl hij zich met wat hij gewaarwordt identificeert en tot het einde zal gaan, terwijl hem elke mogelijkheid tot bedriegen, de verzoeking van het intellectuele spel, vreemd is.

Men moet zich tot elke prijs van zijn oorsprongen bevrijden. De trouw aan de eigen stam behoort niet tot een vorm van verafgoding te degenereren (de Joden). Het nationalisme is een zonde tegen de geest – ze is helaas een universele zonde -.
De Stoïcijnen waren zo gek nog niet; met heeft nog niets beters bedacht dan hun concept  van de mens als burger van de kosmos .

Ik ben geen schrijver omdat ik niet graag schrijf. Ik zoek geen waarheid maar de werkelijkheid, in die zin, waarop een kluizenaar die zoeken kan en voor wat hij alles heeft verlaten.

Beckett schrijft mij naar aanleiding van Demiurg; “ In uw ruïnes voel ik mij geborgen.”

De oorsprong van al onze slavernij ligt in de aanhankelijkheid. Hoe meer men naar vrijheid streeft, hoe minder men zich aan mensen of dingen bindt. Wanneer men eenmaal gebonden is, welk een drama er van los te komen. Wij beginnen ons leven, met het aangaan van bindingen  en die worden met de toenemende ouderdom sterker. Er komt een moment dat er louter kettingen zijn en dat te laat is ze van zich af te schudden omdat we er te zeer aan gewend zijn.

Fanatisme is de dood van elk gesprek.

Volgens een leerling zei Alain gewoonlijk: “Alles wat slecht gaat, gaat vanzelf.”

…. Daarom is de universele geschiedenis niets dan dat energieën en krachten elkaar aflossen. De klok slaat voor dan  deze dan voor een andere natie…….

Men heeft beweerd dat een christelijke filosoof strikt genomen geen filosoof zijn kan, omdat hij niet meer zoekt, maar gevonden heeft. Ja misschien is dat zo. Maar een christelijke filosoof riskeert altijd zijn geloof te verliezen, als hij eenmaal gelooft haar te bezitten; en dit risico dat zijn onrust voedt bewerkt dat hij nooit werkelijk vindt.

Ik  lees de gedichten van Alvarao de Campos (Pessoa) en stuit op de zin ‘Hoe dan ook, het is beter om niet geboren te zijn.’

Elke binding is lijden en oorzaak van het lijden. Zolang men zich niet  van de mens losmaakt leeft men in volledige kwetsbaarheid.

‘Bevrijd mij van mijn geboorte!’ Dat zou een christen nooit zeggen. Maar dit is de oude roep van heel Azië en de Griekse tragedie, in feite van elke tragedie.

De mens bevuilt alles wat hij geschapen heeft. Gelukkig blijven er een paar bomen over met wie hij niets kan.

….. ‘Om rond het denken grenzen te trekken, zouden wij aan beide kanten van de grens moeten denken.’ (Wittgenstein)

De revolte is een teken van vitaliteit en tegelijk van metafysische armoede. Wanneer men tot de kern, ik wil niet zeggen van de dingen, maar slechts van één enkele zaak is doorgedrongen, kan men zeker nog wel revolteren, maar men gelooft er niet meer in.

Ik ben een ongelovige die enkel religieuze denkers leest. De diepste reden daarvoor is dat alleen zij bepaalde afgronden aftasten. Voor ‘leken’ zijn die afgronden ontoegankelijk of ongeschikt.

Toen ik, even geleden, de Messias hoorde, herhaalde ik steeds: ‘Het gevoel alles te zijn en de evidentie niets te zijn’ (Valéry).  Deze symmetrische tegenstelling bevat alles wat ik gedacht en gevoeld heb. Dat is mijn credo, mijn devies, en elke keer wanneer ik ze herhaal, verwijt ik mijzelf, Valéry niet ridderlijk behandeld te hebben.

De enige revolutie, de enige omwenteling, die mij interesseert en die ik in waarheid begrijp, is de apocalyps. Een sociale verandering is niet belangrijk genoeg.

Het onverwachte zwijgen midden in een gesprek voert je plotseling tot het wezenlijke, het wordt je duidelijk wat de mens verloren heeft, toe deze het woord uitvond.

De Thora, het wetboek van Mozes, werd het ‘draagbare vaderland’ genoemd.

‘…. Ik behoor niet meer tot mijzelf” – zo luidt de definitie van de mens tegenwoordig. Zich zelf niet langer meer toebehoren, dat is wel wat vervreemding betekent, het meest smakeloze woord dat bestaat.

Om het leven te verdragen moet men cynisch dan wel onnozel zijn.

Geen ander gesprek meer delen dan die met God, met de grote Zwijger.

Iemand heeft eens heel juist gezegd: “ Ik ben wat ik niet heb gedaan.” Daar moet men onder verstaan, dat de handelingen die wij niet verricht hebben, terwijl wij zonder ophouden aan ze gedacht hebben, de enige inhoud van ons Zijn uitmaken. Met ander woorden, ik ben waar ik spijt van heb.

Luther:  “ De Heilige Geest is niet sceptisch.” Jammer!

De aandrang tot vernietiging is de dynamische uitdrukking van de droevigheid.

Existeren betekent verleden produceren.

Vijf uur durende wandeling in de mist, tussen Étampes en Dourdan. De mist, het enige dat mij nooit teleurgesteld heeft, het mooiste resultaat op het oppervlak van de aarde.

Het is de hardnekkigheid waardoor men succes heeft, en hierdoor gaat men ook ten onder.

God is, zelf wanneer hij niet is.

Hoe meer het bewustzijn toeneemt, hoe meer het zich richt tegen de dingen en de mensen. Het streeft naar absolute oppositie.


Ophouden mens te zijn…. van een andere vorm van verval dromen.



                                                                                                  Godfried Bomans


Er wordt nooit iets nieuws gezegd.
Er wordt altijd iets nieuw gezegd.

Indien je een woord veel hoort, weet dan dat het begrip ervan verdwenen is.

Humor is overwonnen droefheid.

Eerst als het geloof in bepaalde waarden is uitgehold, ontstaat het gevoel voor betrekkelijkheid dat humor mogelijk maakt. Het is een bloem die bloeit op de mestvaalt van het verval.

Je hoort bij ons zelden discussies in de zin van een gedachtenwisseling. Je hoort twee monologen. Degene die niet aan het woord is, staat hoofdschuddend te wachten. Hij luistert niet. Hij voelt zich onderbroken. En hij duldt deze pijniging alleen door het besef dadelijk weer aan de beurt te zijn.

Met een Nederlander valt niet te disputeren. Hij heeft tot het einde toe gelijk en daalt met deze zekerheid opgewekt het graf in.

Alles wat uitsteekt wekt in de Nederlander de onweerstaanbare drang om het gelijk te maken met zijn omgeving.

Hollanders hebben niet de gewoonte om, geconfronteerd met een probleem, zo’n probleem op te lossen. Wij stichten liever een commissie en die commissie, ook niet lui, formeert terstond een subcommissie en daarna gaan allen naar bed met het besef dat er toch iets gebeurd is.

De mens is een geketende en de ketting is zijn eigendom.

De mensen onthouden je door datgene waarin je van hen verschilt, niet door dat waarin je met hen overeenkomt.

Geluk wordt pas zichtbaar als het voorbij is.

Ga nooit terug naar en plek waar je ooit gelukkig bent geweest. Dat loopt altijd op een teleurstelling uit. Je hebt er in de herinnering iets bij opgeteld en dat blijkt er dan helemaal niet te zijn. En in plaats van dat er weer af te trekken, geef je de plek de schuld.

Echte kunst verraadt zich door het vermogen om de dingen te verzwijgen en toch kenbaar te maken.

Niets veroudert zo snel als wat de tijdgenoten voor volstrekt nieuw aanzien.

Een ketter is altijd een vernieuwer.

Geloven en weten zijn twee rails die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten, behalve bij het kind.

Het fascisme is niet zozeer een systeem, als wel een gesteldheid. Het kan als atmosfeer in een progressieve zaal hangen.

Een methode is in het rijk van de geest te vergelijken met een kruk. De ware denker loopt vrij.

We doen alles voor de laatste keer.

Vroeger kon je iets doén als je er bijstond. De tv dringt de kijker in de positie van een ooggetuige die tegelijk machteloos is.

Progressiviteit krijgt alleen gestalte tegen de achtergrond van het verzet.

Nagenoeg alle ellende in de wereld is voortgekomen uit het nalaten van die dingen waarvan we wisten dat ze goed voor ons waren.

De worp reikt altijd verder dan waar de steen valt.

Iets constant verzwijgen is ook vorm van indoctrinatie.

Een statisticus waadde vol vertrouwen door een rivier die gemiddeld één meter diep was. Hij verdronk.

Bezie uw werk als de spaanders van de plank die ge had willen zagen.

In de democratie zit een absurditeit en dat is dat de waarheid ten slotte kwantitatief wordt bepaald.

Zodra een gedachte populair wordt, vermindert haar diepgang. Het is zoals bij irrigatie: hoe breder het bevloeide oppervlak, hoe dunner de waterlaag.

Met verstandige dingen kun je halverwege ophouden, absurditeiten dienen echter voltooid te worden, omdat zij geen andere rechtvaardiging dan hun consequent doorzetten bezitten.

Een geslaagd decolleté houdt juist daar op waar het vermoeden zekerheid wordt.


Toon Hermans


De meester legde precies uit hoeveel meeldraden er in een bloem zaten, maar over de schoonheid van de bloem wist hij vrijwel niets te vertellen.

Er is geen ‘samen’ in onze ‘samenleving’.

De ander is een vreemde.

Het ene deel van de mensheid is zo eenzaam, omdat het andere deel zo egoïstisch is.

Verdriet verwerken is zoiets als gewichtheffen: het maakt je sterker op den duur en je tilt niet meer zo zwaar aan de dingen.

Eén oogopslag kan je leven veranderen.


Cees Buddingh.


Arme mensen krijgen niet gemakkelijk gelijk.

Om goed te schijnen is de mens bereid tot alle kwaad.

Het zijn juist de mensen die het liefst gelijk willen hebben, die zich het minst om de waarheid bekommeren.

Het zijn vaak de standaardmensen, die het hardst schreeuwen over de gelijkschakeling van deze eeuw.

Als ik onder humanisten ben, voel ik mij een anarchist; als ik onder anarchisten ben, voel ik mij een humanist.

Hoe meer zielen, hoe meer leugens.

Iedereen houdt van gevaren die hij niet vreest.

Men zou zijn ogen moeten kunnen schoonmaken zoals men zijn bril schoonmaakt.

Wie pleegt na te denken, is zelden geestdriftig.

Hoe leger een hoofd, hoe minder men er in kan gieten.

Sommige principes houden er een hoop mensen op na.

De waarheid is alleen langs een dwaalweg te vinden.

De utdrukking:’ een goed Europeaan’ is afkomstig van een Duitser, maar het zijn juist de Duitsers die het een mens moeilijk maken een goed Europeaan te zijn.

Niemand hoeft tegen mij te zeggen wat hij denkt. Als hij maar niet zegt wat hij niet denkt.

Wat mij de plezierigste maatschappijvorm lijkt: de klassenloze maatschappij waarin men elkaar met u aanspreekt.

Men moet denken als een pessimist en handelen als een optimist.



Hans van Straten

De omgevallen boekenkast

Van Straten was een journalist bij ondermeer het Vrije Volk en het Utrechts Nieuwsblad. De Omgevallen boekenkast is begonnen bij een omgevallen boekenkast waarbij allerlei papiertjes met een keur aan notities en aforismen tevoorschijn kwamen. De verzameling laat vooral veel petites histoires zien en we zien iemand die veel gelezen heeft en veel mensen moet hebben gekend. Van deze anekdotes heb ik amper wat opgenomen: het zou niet alleen te omslachtig worden maar het zijn geen teksten die mij bijzonder beroerd hebben. Doorgaans raak ik trouwens meer verwonderd door buitenlandse schrijvers als Handke, Cioran, Botho Strauss, Finkielkraut of Kierkegaard. In de NRC van 10 september 2016 stond een artikel van Hanneke Eggels over de vraag waarom Nederlandse schrijvers nog geen Nobelprijs voor de literatuur gewonnen hebben. Volgens haar hebben Nederlandse schrijvers de moed niet om zaken op een schurende manier aan de orde te stellen. Nu is de neiging tot anekdotisme bij iemand als van Straten natuurlijk op zich zelf niet verdacht maar die verpletterende zelfbevestigende braafheid en dat vermijdingsgedrag zijn ook mij opgevallen gedurende mijn leven in Nederland. Overigens verschuilt zich achter die braafheid niet zelden een onbeweeglijke gelijkhebberij. Politiek vertaald zou je kunnen zeggen dat schrijvers hier in het algemeen horen tot het politiekcorrecte segment van de samenleving, dat gekenmerkt wordt door een vorm van veilig schrijven en door voorspelbare links angehauchte commentaren. Er staan in mijn boekenkast dan ook weinig werken van Nederlandse schrijvers of het nu om literatuur gaat of om filosofie.  En min of meer hetzelfde kan gezegd worden van kunstenaars of toneelspelers met hun nogal voorspelbare en zelfgenoegzame attitude die onderzoek buiten het eigen warme nest in de weg staat. Het lijkt er wel eens op dat een open buitenkant gepaard gaat met een gesloten binnenkant.

Niettemin heb ik bij van Straten een aantal treffende observaties ontdekt waarachter een ‘depressionist’ met een milde ironie en een gevoel voor de paradox schuilgaat. Dat is binnen het Nederlandse taal- en denkgebied al heel wat. Bomans en iemand als Cees Buddingh komen in de buurt, zou ik zeggen. Maar dat waren ook dat alweer wat oudere schrijvers.

---------------------
Niet de atheïsten maar de theologen hebben God om zeep geholpen. (zie ook Kierkegaard die hetzelfde zegt. oe)

Het neokantianisme is de filosofie van de goudviskom: de mens, gereduceerd tot een kennistheoretische goudvis, zwemt rond in het water van het Bewusstsein-Überhaupt, hij kan de dingen van de buitenkant wel waarnemen, maar niet kennen. De existentiefilosofie deed het enige verstandige: zij brak de kom.

De waarheid is dat er geen waarheid is.

Het enige dat vandaag nog positief te waarderen valt, is het negativisme.

Aforismen schrijven: de spijkers van de waarheid zoeken op het laag water van de burgerlijke moraal.

Wat ‘op de huid van de tijd’ is geschreven is, raakt bij het eerste vervellen al in vergetelheid.

Een Groningse hospita, die voor haar studenten niet alleen het bed opmaakte maar het ook met hen deelde, kreeg de bijnaam ‘Het Opleidingsschip’.

De zin van het bestaan ligt in het zoeken naar de zin van het bestaan.

Van één ding heb ik gelukkig nooit last gehad: idealen.

Als ik de waarheid zeg, gelooft niemand mij, maar wat ik terloops fantaseer, eet iedereen op voor zoete koek.

Het vergaderen is de straf die God heeft gesteld op het carrière maken.

Harmonische geesten hebben mij nooit geïnteresseerd. Het zijn altijd leiden met een weeffout in hun brein, die mij aantrekken.

Oorlogen corrigeren de bevolkingsaanwas – een modern bijgeloof. De statistiek van de wereldbevolking is door de twee wereldoorlogen nauwelijks beïnvloed. Maar waar moet het met al die mensen naar toe?

Een geëngageerd schrijver als Gide noemt Hitler in zijn dagboek voor het eerst op 5 april 1933. Léautaud, niet geëngageerd, echter al op 2 oktober 1930! Ook zoiets is een maatstaf.

Nederland: het enige land waar zelfs de reactionairen progressief willen heten.

Intelligente mensen worden nooit gelukkig. Domme trouwens ook maar zelden.

Elke avond ga ik gelukkig slapen. Elke ochtend wordt ik ongelukkig wakker.

Hoe meer gelijkheid, hoe meer afgunst.

De mens geschapen naar Gods evenbeeld? Dat moet een godslastering zijn.

Nooit was de intermenselijke communicatie zo intens. Nog nooit hebben de mensen elkaar slechter begrepen.

Het kinderlijke denken concretiseert, stereotypeert. Later komt men er zelden toe deze stereotypen te herzien. Het is zoiets als het oudste deel van ons archief, waarop we nog regelmatig een beroep doen en dat we eigenlijk ingrijpend zouden moeten reorganiseren.

Handel: iemand bestelen met zijn goedvinden.

We willen computers die denken als mensen, maar we krijgen mensen die denken als computers.

Minuten kruipen, jaren vliegen voorbij.

Een fatsoenlijk mens is op zijn twintigste revolutionair, op zijn dertigste progressief, op zijn veertigste democraat, op zijn vijftigste liberaal, op zijn zestigste conservatief, op zijn zeventigste reactionair…. maar dan doet het er allang niet meer toe.

Wie zich inzet voor de maatschappelijke verbetering van de arbeidersklasse, moet niet verbaasd zijn als de wegen overvol raken met automobielen.

Test op hypochondrie: kijk of hij een medische encyclopedie in huis heeft. (ik heb inderdaad een oude met nog oude ziekten. oe)

Het is een groot ongeluk dat je voor het geluk tegenwoordig zoveel geluk nodig hebt.



 Peter Handke
De last van de wereld

De Oostenrijkse schrijver Peter Handke trainde zich om op alles wat er op hem af kwam met taal te reageren. Hij ontdekte dat juist door deze minieme tijdssprong de taal ging leven en meedeelbaar weer; een moment later immers zou het weer het dagelijks gehoorde, van vertrouwdheid nietszeggend geworden, hulpeloze ‘je- begrijpt- wel- wat- ik bedoel’ taal van het communicatietijdperk zijn geworden. Hij hoopte dat juist door dit ‘ogenblik van taal’ dat wat hij te zeggen had algemeen werd. Hij probeerde dat wat bij hem zich als werkelijkheid aandiende in zekere zin met taal te vervreemden waardoor het gezegde zich nu juist met een zekere onbekende bestemming in het beleefde terug zou kruipen.

----------------------

‘Ik hield op met oppervlakkig te zijn- ik dacht niets meer’

Hij gebruikte zijn geestelijke afwezigheid als verzetswapen

‘Als ik met iemand samen ben geweest, voel ik me er naderhand vaak trots op dat ik niets van mezelf heb verraden'

Iemand uit de buurt op straat voorbij laten lopen zonder hem aan te kijken: die heb ik gisteren immers al gegroet

Alsof het verdriet geen verleden heeft

‘Eindelijk gaat ’t weer beter met me – ik voel weer mijn gebondenheid aan het aardse’

En heus, de meeste mensen zijn alleen nog te verdragen als ik ze aanval

De haat die ik voel tegen ‘vreemd volk’ als er gebeld wordt

‘Nu voel ik een andere pijn: de pijn van de genezing’
Wanneer iedereen er zich voortdurend van bewust zou zijn hoe volstrekt zonderling hij is en hoe vreemd hij in elkaar zit,  en bewust van het feit dat hij zijn normaal-zijn slechts door middel van en ononderbroken reeks zorgvuldig verborgen gehouden dagelijkse trucs ophoudt, zou hij een ander nooit iets kunnen aandoen…..

Doodsvoorstelling: een dikke appel die je bij het steeltje vasthoudt, heel lang, totdat je ervaart wat zwaarte is

Ik begin al te denken ‘wij zieken’

Geen vrije, alleen vrijgemaakte mensen

In de blauwe lucht uitkijken naar een houvast

Ik merkte dat ik met oude, verfomfaaide bankbiljetten wilde betalen in plaats van met nieuwe

Vandaag geen identiteitservaring: alleen maar een achter-me-zelf-aanloopervaring

‘Vandaag heb ik niet van je gehouden’

De voorstelling dat er binnen niet al te lange tijd een mensenplaag optreedt in het eeuwige universum

‘Het moet afgelopen zijn met de angst!’ – ‘Zeg dan maar gelijk dat het afgelopen moet zijn met de wereld’

Voor veel mensen heet alleen datgene ‘werkelijkheid’ wat niet in orde is
Eindelijk eens twee buschauffeurs op een lijndienst die elkaar voorbijrijden zonder te groeten

Vandaag haal ik mijn gevoel van vrijheid uit de onvrijheid van iemand anders

Wens: om een keer, uit het raam kijkend, plotseling ‘de samenhang’ te doorzien, zoals in een detectiveroman

‘In blijde zielen vind je geen spitsheid’ (Novalis)

In mijn droom mijn rug gezien

Omdat ik niets bepaalds ben, kan ik boven me zelf uitdenken

Die kleffe eensgezindheid overal! Eindelijk weer alleen met de airconditioning

Wat een mooie zin toch: ‘Ik weet het niet meer’

Met mijn begaanheid met de wereld ben ik aan de andere kant niet in staat om iemand spontaan te helpen

Iemand die alles uitsluitend waarneemt met het gevoel van wat er niet aan deugt

‘Ik heb een heel groot knopenlosmaakgeluid’

Iemand zegt in gezelschap iets wat hij voor zichzelf al vaker heeft gezegd, onderbreekt zich zelf plotseling en verklaart dan: ‘Eigenlijk onzinnig wat ik nu zit te beweren - Goed dat je af en toe in gezelschap bent!’

Gezichten van de vrouwen in de trein: allen de geslachtsdaad ontbreekt nog aan hun schoonheid

De politici die ik tot nu toe heb meegemaakt (in vlees en bloed) kwamen op mij vleesloos en bloedloos over, op een toon van gespeelde heilige overtuiging kwakende poppen; in een voortdurend gesticulerende, lippen bewegende communicatie verstrikt als debielen, hun mond en hun ogen van het permanent voorspiegelen van aandacht voor altijd overtrokken tot scheve parallellogrammen, achter lijfwachten verschanst, van wie de bot loerende onbetrokkenheid je eerder aan krankzinnigenverplegers zou doen denken, terwijl degenen waar zij oppasten zich bleven wijden aan het schaamteloos betuigen van hun welwillende openheid, even ver verwijderd van de zelfmoord als van het leven

Hoe zouden andere mensen toch met hun dagelijkse schuld, hun dagelijkse te kort schieten leven? In elk geval overal beheerste gezichten

Literatuur: de nog niet door zin bezette plaatsen opsporen

De bioscoop uitkomen – en buiten lopen overal de slechten

Weer een lichaam, dacht ik, terwijl ze zich uitkleedde

Een denker: hij denkt nooit over een bepaald iemand na

Het paar gaat uit elkaar om met elkaar te praten……


Tegen de avond dat ik me eindelijk vrij heb gedacht: en ik hief mijn hoofd op

Peter Handke
De geschiedenis van het potlood



Juist omdat woorden van zichzelf zo onvolkomen zijn is hun uitdrukkingsbereik zo groot; of is het daarentegen hun verborgen precisie die de schrijver in staat stelt de werkelijkheid  in voordurende gradaties aan de woorden te hechten. Is schrijven dus een hechting- en stileringproces?  Is het dan misschien ook zo dat pas als de werkelijkheid in de woorden opgeborgen is en als daartegenover de woorden in de werkelijkheid opgeborgen zijn, er sprake is van een betekenisvolle tekst? ( oe.)

----------------------
Hoe lang ik er elke dag voor nodig heb eer ik kan beginnen iets in me op te nemen, eer er lijnen, vormen, existenties voor mij bestaan, eindelijk

Om dat wat ik weet kan ik zelden zo enthousiast zijn; maar wel om dat wat ik vermoed; om die reden wil ik niet te veel weten

Kunst: de zich toevallig voordoende momenten van leven tot een ondoordringbare, niet toevallige eenheid verbinden (Nietzsche: de scheppende mens als ‘de verlosser van het toeval’

In bed bij het inslapen hield ik weer eens mijn avondlijke rede tot de mensheid

Grootste menselijke bekwaamheid: de anderen als geheel te zien, te beleven, weer te geven

Mijn haat is een realiteit die ik niet kan loochenen zonder die haat kan ik tot geen enkele andere realiteit komen

‘Ik kan me geen eerste indruk van haar herinneren - ze begon gelijk te praten’

Voor een bepaalde vorm van gezelschap ongeschikt: de anderen hebben dat natuurlijk in de gaten en dopen het om in ‘ongeschikt voor het leven’

Mijn vlucht – als het er een is – is een vlucht naar het geheim toe

‘Presentiële rust’; ‘het eeuwige ogenblik dat ieder waarachtig kunstwerk bezit’

Liefdeshandeling:hij verplaatste zich niet in de ander, maar verplaatste de ander in hem

‘Het politieke denken is een mystificatie, die daarin bestaat, dat men het kwade in zijn tegenstander projecteert. Om die reden blijft het onuitroeibaar’

Ze had mooie ogen, van het geduldig wachten

Verwar zelfbeschuldiging niet met zelfkritiek: in het eerste zink je weg, uit het laatste duik je weer verkwikt op

Geborgen in zijn schuld voelde hij geen angst meer

‘Atmosfeer’: om het kleine voorwerp was plotseling een wereld

Dat wat vaak van personen in het geheugen blijft, is de leegte om de personen heen

Ieder verlangt, van kind af, naar de een, hem of haar, aan wie hij enthousiast zijn rijk zou kunnen laten zien

Langs de weg van een idee kom ik niet bij je. Alleen langs de weg van een steeds weer nieuwe blik

Als ik niet goed werk, kijkt het werk me niet aan (net als een kind)

Ik neem pas juist waar in de herhaling

Ideaal zou zijn als de fantasie tegelijk kritisch werkte

Je ziet de ander nooit, je herkent hem telkens alleen maar

Te vaak beweeg ik me als louter omhulsel: er wordt opgestaan, er wordt de straat opgegaan. Te zelden lukt het me om dit omhulsel te aarden, mij zelf in te halen in een vorm. Vandaar dat de vormervaring een innigheidservaring is. Mij in een vorm oprichten!

‘De grens is niet dat waarbij iets ophoudt, maar datgene vanwaar het wezen van iets begint. Bijgevolg ontvangen de ruimten hun wezen uit plaatsen en niet uit ‘’de’’ ruimte’

Ik moet alleen nog afleren vooruit te denken; het gevaar komt wanneer de geest te zeer vooruit snelt

Zijn idee-fixes volgend, werd hij een ontdekker van de diepten

‘Ieder naar zijn onbekwaamheid!’ – Dat zou een acceptabele politiek leuze zijn; aan deze partij mijn stem

Toen ik vroeg: ‘Wat is voor jou gerechtigheid?’ liet degene aan wie ik dat vroeg slechts zijn beide armen langzaam naar beneden zakken. De volgende aan wie ik het vroeg, antwoordde na lang nadenken:’Ik mag niet te snel zijn.’ Waarom is de fundamentele vraag, zowel in het leven als wat we schrijven betreft, voor mij die van de gerechtigheid? Ik wil het in ieder geval niet bij het rechte eind hebben, maar rechtvaardig zijn (recht doen aan? oe) zonder een gerechtige te zijn.

Af en toe wil ik uitsluitend met iemand samen zijn die niets van zichzelf weet, bij voorbeeld een kind of een dier

De vrouw liep met blote schouders, licht achterover hellend, en gaf te verstaan:’Ik behoor nu alleen de zon toe’

Zin in mijn geboortegrond: maar in de lege

Van kunst is alleen dan sprake, wanneer in het gemaakte het Hoe schijnt

Ik wil de wereldheerschappij: om alles te kunnen liefhebben

‘…. Dat de mensen daarom te gronde gaan, omdat ze niet in staat zijn begin met het eind te verbinden’ (Alkmaion van Kroton)

Degenen die de leraren van de mensheid zouden moeten zijn komen niet van hun plaats

Tot aan Zeno hebben de voor-Socratici alleen maar gezegd. Met hem nam het bewijzen een aanvang. Hoe is het tot deze catastrofale avondland-oppervlakkigheid gekomen?

‘De fantasie is geen scheppen. De fantasie is een verwarmen van wat er al is. Er bestaat geen scheppen’

Jullie hebben de wereld altijd alleen maar geïnterpreteerd en veranderd; maar het komt er op aan haar te beschrijven

Omdat ik overal iets wil zien, word ik telkens weer door het niets bedreigd

Een potlood viel op de grond: geluid van iets zeer kleins en zeer dierbaars

Het schrijven moet gebeuren op het randje van de vertwijfeling en op het randje van de gelukzaligheid (maar nooit anders dan op het randje); en de woorden moeten dan aan het wonderbaarlijke grenzen

Je wilt helemaal niets weten, je wilt alleen geïnformeerd zijn

De grenzen tussen de verschillende landen zouden weer gesloten moeten worden

Ik ben mettertijd door en door schrijver geworden, omdat ik me schrijvend verlangzaam (de verlangzaming is een ontvouwing)

Een kunstwerk geeft bevel tot stoppen; de meesten geven er evenwel geen vervolg aan

Iedereen beklaagt zich over de tijdgeest, en iedereen is die tijdgeest

1976-1980





Gerrit Komrij


Wat in Nederland avant-garde genoemd wordt bestaat uit het publiceren van drie cryptische zinnen per jaar. Dat is subsidiabele luiheid.

…Ons hele leven is praktisch overgenomen door de verstarring en het redelijk alternatief. Er valt geen ziel meer te bekennen, er is nog maar heel weinig leven te ontwaren in mensen. Ze hebben zichzelf alles afgepakt of laten afpakken en onze hele samenleving is gebouwd op de restanten te flarden van wat ooit een zekere gooi naar samenhang deed. De enige organisatie die er nog is, organiseert de uiterlijkheden-de bureaucratie dus.

Democratie en welvaart zijn een haast onoverwinnelijk duo, maar de welvaart houdt eerder de democratie op de been dan de democratie de welvaart.

Het belang van de cultuur heeft plaatsgemaakt voor het primaat van de economie. Van taxichauffeur tot voorzitter van de Raad voor de Kunst, iedereen bazelt in economische termen: haalbaarheid, prognoses. De economie imiteert de exacte wetenschappen, maar ’t blijft het lulreservaat voor halve denkers. Het omscheppen van samenlevingsvormen naar samenrinkelvormen, het is een sluipend proces dat bijna is voltrokken.

Als je weet hebt van de Westeuropese cultuur, weet je dat cultuurmoeheid al eeuwen deel uitmaakt van die cultuur.

Ik heb altijd precies gezegd wat ik op een bepaald moment van iets vond, zonder met de mening van anderen en de heersende mode rekening te houden. Daardoor verander je van titulatuur in wat ze over je schrijven: van geweten van links tot dorpsidioot, van clown van links tot het geweten van rechts. Ik vraag me af wat het nu weer worden zal: de nar van rechts, of misschien weer gewoon het geweten van links.

…. Ze hebben in het literaire landschap een plaats voor me ingeruimd en roepen moord en brand als ik hun markeringen overschrijd.

Tegenwoordig is cultuur niet meer iets maatschappelijks waar iedereen deel van uitmaakt, inclusief de mensen die het voor het zeggen hebben, maar een klein speelterrein voor zonderlingen. Onze  beschaving die zo nodig met neutronenbommen en kernkoppen verdedigd moet worden tegen de barbaren wordt in feite alleen maar gedragen door een handjevol kunstenaars die verkommeren. Zonder die duizend, tweeduizend mensen die gedichten maken schilderijen, muziek, kranten –de hele culturele verschijningsvorm van een samenleving - verschilde ons land in niets van de staten waar men zich zo nodig tegen moet verdedigen.

Gerd de Ley selecteert aforismen uit alles en iedereen. Je moet je in een bunker met twee mortiergranaten ingraven om niet door Gerd de Ley geplunderd te worden.

Is het wel zo wenselijk dat mensen elkaar de waarheid zeggen? Dat ze het zo lang bij elkaar uithouden heeft toch, dunkt me, alles te maken met het feit dat ze de waarheid regelmatig uit het oog verliezen. Dat ze liegen, huichelen, poetsen. De leugen bevordert de vrede.

Een Nederlander vindt zich al milieuvriendelijk als hij het over hondenpoep zanikt. Weet je dat de mens er al sinds het jaar nul 1900 jaar over gedaan heeft om de spoelbak uit te vinden? We eten te veel, we drinken te veel en we gooien te veel weg, en nu krijgen we een sigaar uit eigen doos.

Het is niets bijzonders misantroop te zijn. Het is alleen iets bijzonders het niet te zijn.

Wat wij onder moraal verstaan is vaak een slappe mengeling van schuldgevoel, zelfbeklag en vooral anderen laten zien hoe goed wij zijn.

Het kan er bij mij niet in dat een deel van de mensheid zeer goed zou zijn en het beste met de mensen voorheeft, en dat de mensen die zij behandelen, bestrijden, verzorgen of bewelzijnen het slechte deel vormen. Men let te weinig op de boze kanten in zichzelf.

Ik voel me eigenlijk nergens zo koloniaal als in Nederland. Als ik daar ben, heb ik voortdurend het idee tussen geestelijk onderhorigen te lopen.

Nederlandse cultuur is een contradictio in terminus. Nederland en cultuur zijn vuur en water. Nederlanders vormen een volkje dat hormoonkalveren vreet en zich gelukkig voelt in benzinedampen, want ze zitten met z’n allen op een kluitje. Je moet voor zo weinig ruimte een hoge beschaving hebben om het vol te houden. En dat ze het volhouden komt niet door hun beschaving, maar door hun smakeloosheid, hun luiheid en hun onverschilligheid.

De spanning in mijn leven ontstaat bijna altijd doordat ik van nature een optimist ben en een vitalist, terwijl al mijn voorkeuren in de literatuur en de filosofie uitgaan naar de cultuurpessimisten en de morbide dichters.

Ik heb nog nooit één pessimistische gedachte gehad die is omgezet in een optimistische, het omgekeerd gebeurt courant.

De politiek beschuldigt de mensen er nu van dat ze de maatschappij alleen maar zien als iets waar je wat kunt halen. Maar ze vergeten erbij te zeggen dat ze zelf al die jaren bezig zijn geweest om die maatschappij te scheppen.

Je hebt niets aan ideeën als je ze niet in zekere zin principeloos kunt behandelen, er de betrekkelijkheid van kunt inzien. Je moet beseffen dat een stel principes met elkaar in strijd zijn en dat je weliswaar drie mooie principes kunt hebben, maar nooit alle drie tegelijk.

De psychologie heeft de grootste humbug opgeleverd, ik kan daar nooit mee uit de voeten. De Freudiaanse psychologie denkt dat we rijker worden als we meer van onszelf ontvouwen. Zo’n therapeutische denkwijze op de literatuur loslaten is een van de grootste verschrikkingen die je de kunst kunt aandoen. Dat heeft a; zoveel boeken en schrijvers bedorven. Als je iets van jezelf weggeeft word je zelf toch minder.
dat is een logica die de psychologie nooit heeft begrepen. De mensen hebben een halve eeuw geluld en gekletst en alles naar buiten gegooid . Is er één van genezen? Wat is het resultaat van miljarden aan gages voor psychiaters? Dat je vroeger gekkenhuizen had en het nu één gekkenhuis is.   

Zodra een schrijver voor een politiek partij kiest of voor een ideologie of voor een standpunt dat door meerderen in groepsverband wordt gedeeld is hij verloren. Dat heeft nog niets te maken met: kijk hoe slechts de rest en hoe braaf ik. Het gaat er gewoon om dat een kunstenaar niet één standpunt verkondigt, maar zich in een voortdurende staat van standpuntenverplaatsing bevindt. Een kwestie van creatief zelfbehoud. Er zit wellicht een hoge mate van beredenering in zijn zogenaamd noodlot van eenzame figuur.

Tolerantie is toch geen natuurlijke eigenschap van de mens? Ik vind het verdacht wanneer mensen je een hand toesteken, ik vertrouw ze niet. Waarom zou je, als je weet hoe een hoofd van een mens in elkaar zit, zijn uitgestoken hand vertrouwen? Tolerantie is een luxe, tolerantie belijd je om er zelf beter van te worden.

Het zijn diezelfde mensen die indertijd vonden dat alles moest kunnen en alles moest mogen, die nu met verbeten ernst alles waarvan ze het vermoeden hebben dat de ander het prettig zou kunnen vinden willen verbieden.

Elke beweging bergt een kiem van onheil in zich. En als je vooruit wilt moet je bewegen.


Botho Strauss
Paren, passanten

Botho Strauss, geboren in 1944, schrijver van toneelstukken, werd pas met het verschijnen van zijn in 1993 in Der Spiegel gepubliceerde essay  ‘Anschwellender Bocksgesang’ pas goed een controversieel figuur omdat hij het gewaagd had te stellen dat juist de stompzinnigheid van de media een onherroepelijke scheiding had teweeggebracht tussen de massa en de intellectuele elite die overigens ook zelf opgesplitst was geraakt tussen die individuen die zelf hun weg vervolgden en al die zo goed geïnformeerde anderen die meenden door al die informatie al zo wijs te zijn maar intussen ook geïndoctrineerd waren door de illusoire realiteit die de media hen voorspiegelden. Tegelijk hiermee werd hij als een nieuwe representant beschouwd van een conservatieve revolutie.

In Paren, passanten, worden verschillende onderwerpen aangesneden zoals ons on-sociale leven, de generatie van ’68 die met hun slappe credo’s probeerden het onderwijs naar hun hand te zetten of het tijdperk van de versnelling waarin bestendigheid als iets onwettigs gezien wordt. Het vervult mij altijd met enige blijdschap wanneer ik dergelijke schrijvers lees die met hun analytische en open blik proberen de maatschappij en de mens te doorgronden, op een manier die in ons praktische en gemoraliseerde land zo zeldzaam is. Het vervult mij met nog meer vreugde wanneer ik merk dat ik bij hen vragen, passages of analyses tegenkom die ook al eens bij mij de revue passeerden; omdat ook ik er denkend of schrijvend mee bezig ben geweest of dat nog doe.


-----------------------
…. En toch, het werkelijke leed bestaat daarin dat het werkelijke leed niet geuit kan worden. Het vernedert het bewustzijn, het is niet explosief……

…..Met een verlies van één geliefd wezen stort voor ons de wereld in en wordt ons duidelijk welk een on-sociaal leven we leiden. Voor ons geen levende gemeenschap die er een vitaal belang bij heeft dat we vergeten en tot daden komen om haar voortbestaan en dat van ieder die er deel van uitmaakt niet in gevaar te brengen.

….Het gezicht, in zoverre het een afschijnsel van de ziel is, is daarom ook altijd een raadselachtige sluier van gezichten. Als iemand een onbekende heeft ontmoet en thuis over deze ontmoeting vertelt, zal gewoonlijk nauwelijks over het gezicht van die ander worden gepraat. Het lijkt op een intiem taboe als we uitweiden over de sympathie of antipathie die we voor iemand hebben gevoeld en tegelijkertijd verzwijgen waardoor deze gevoelens heel direct beïnvloed zijn.

Over de denkende koppen…. Hoeveel snelle oordelen stoten ze niet uit in korte tijd, hoeveel in aanzien staande namen waarmee ze slechts spelen en uitdagen en pronken. Intussen wordt zo goed als nooit meer een vraag gesteld; met panische behendigheid vermijden ze de onbeschermde situatie waarin vragende mens zich begeeft.

…. Deze moderne samenlevings-freaks zijn niet meer bereid enige afstand in acht te nemen tussen de geschiedenis en henzelf met inbegrip van hun allesdoorziende, niets waarnemende organen. Ze betrekken de signalen van het verhaal direct op zichzelf en meten alles af aan hun eigen inflatoire gedemocratiseerde en vormloze beeld van de maatschappij. …..

… Literatuur begint als iemand zich afvraagt: wie in mij spreekt als ik spreek?

…..Waar niets opgebouwd wordt kan ook wat zich teweer stelt niet bestaan. Zonder uitzondering worden alle producten die de machthebbers voortbrengen het slachtoffer van de haast, het toenemende tempo en de alomtegenwoordige vluchtigheid. In de dromocratie (het machtssysteem van de versnelling waarin we – als Paul Virillo gelijk heeft- intussen leven, of beter gezegd: onze tijd zoekbrengen, is bestendigheid iets onwettigs.

…….Als nuttigheidscriteria en informatiewaarde op de voorgrond staan en het plezier in het spel met de esthetische middelen en grenzen, het plezier in de schoonheid ook, verloren dreigt te gaan, dan wordt het productieve geheugen dat kunst aan een ieder kan schenken niet verder ontwikkeld, maar zó zeer beknot, dat het rustig ingeruild kan worden voor het passieve archief van de kijkbuis-mens.

…. Als iemand maar met dat wat hij voortbrengt duidelijk ‘niet anders kan’, biedt hij bij tijd en wijle zelfs in een gedecideerde afwijzing van zijn eigen tijd een opmerkelijker afdruk van zijn bestaan als tijdgenoot dan anderen, die immer achter de aanbrekende morgenstond aanjagend, in turbulente tijden nieuw met nieuw proberen te vergelden. ……

…..‘En ons duistere, beperkte en tastende schrijvers te begrijpen is niet minder belangrijk dan het begrijpen van de verlichte, sensibele en scherpzinnige schrijvers’(Gombrowicz, ‘Ferdydurke’)….

Over Arnulf Rainer …. Maar wat aan deze kunstwerken ontbreekt, is de ruimte van de aanvechting van hun ontstaan; niet een van deze schilderijen heeft iets dat een existentiële worsteling inhoudt….

In verhouding tot de tekenen van een echte bedreiging leven we vandaag de dag minder in een ‘tijdperk van angst’ dan dertig jaar geleden. Nog is alles om ons heen zo georganiseerd dat het de meeste mensen lukt om hun existentie (om een woord van Thomas Bernard te gebruiken) zo te leven dat het een perfecte afleiding van hun existentie vormt.

Over tijd en economie. Snel, snel, lijkt het devies, waarom nog aarzelen en ons beperken? Laat ons nog een keer brassen en brallen, alles in de fik steken en lichtelaaie laten branden. Nog even en we hebben het gehad!

….. Maar jij bent het niet, jij bent niet identiek. Je bent natuurlijk meer dan alleen maar een ensemble van wetten en structuren. In de rug voltooid, ben je van voren een openend schepsel. Daarom is het nuttig al van kinds af aan de betekenis van de optelling zonder soms of van de niet-som te leren.

….dat is intussen het slijmerige en het plakkerige in het denken van onze verlichte onderwijsinstituten, een denken dat niets nieuws meer doet ontdekken en ontstaan, dat alles aan alles vastplakt, het is het wiegelied van de reflexie, die het begrip belangrijker acht dan de alerte greep naar het onvermoede.

Doelgerichte oriëntatie op de samenleving’ hoorde ik een sociaal-pedagoog zeggen, dat is het waartoe men de kinderen, de jeugd, steeds weer zou moeten aansporen. … Wat zielig toch deze armzalige, groezelige overtuigingen, die luchtigjes uit de hoofden van onze leraren (van de generatie van ’68) opborrelen! Met zulke bezwerende clichés –oriëntatie op de samenleving! - probeert de in het nauw gebrachte rede het struikgewas van het leven te veranderen in een lege wereld van begrippen….  Wat betekent: Oriëntatie op de samenleving, doelgericht? Hoe wil iemand dat voor elkaar krijgen? … Laat ieder zichzelf en diegenen die hem na staan een handje helpen, zo goed als hij kan.



Th. C. W. Oudemans 
Omerta
2008 Uitgeverij Bert Bakker

Dit boek is geen verzameling aforismen; het is eerder een in stukken gehakt verhaal, of beter nog een talige door stevige spaties onderbroken sequentie met een aforistisch, kritisch en hoekig karakter. Geen mens trouwens die in zijn alledaagse leven verhalen, laat al staan sluitende verhalen reciteert. Verhalen verzinnen doen mensen echter wel en zij doen dat om hun leven iets afrondends te geven, een begin, een tussenin en een eind. En een zin vooral. Verhalen hebben iets mythisch want dat willen de mensen van hun leven maken, hoe rationeel zij ook beweren te zijn. Verhalen zijn dus populair bij de mensen. Door de dag heen echter happen zij naar adem en spuwen al naar het hen belieft zonder ophouden zinnen en woorden uit. Taal is een cruciaal onderdeel van het menselijk verteringsproces. Als we geen taal uitbraken, dan raken we verstopt van binnen. Wat mensen in taal uiten is zo goed als altijd monologisch van aard. Laten we dus die overspannen ideeën over de dialoog maar even achterwege en ons concentreren op het op peil brengen van wat en hoe mensen iets zeggen. Maar dat betekent toch dat iemand mensen moet leren hun denken en hun gedachten te ontwikkelen om zich al doende gewaar te worden van de hindernissen die in elk praten verstopt zitten. Maar eigenlijk is dat al een hopeloze onderneming, alleen al omdat mensen het liefst hun eigen woorden vertrouwen; die resoneren immers in hun hoofd. En hoe kan iemand jou iets laten zien waarvoor je zelf blind geworden bent?! Maar aan de andere kant, waar zijn al die dialogen, gesprekken en discussies waar de deelnemers elkaar wisten te bevruchten met hun denken en hoe zij dat wisten te formuleren met hun inbreng? Met andere woorden, wat is het netto rendement van al die gesprekken die mensen blijkbaar zo graag met elkaar willen voeren?

Terug naar Omerta. Een gedeelte van dit boek is gewijd aan zijn kritiek op het ondoorgrondelijke en soms ook tegenstrijdige marketingproza van de Universiteit van Leiden. Ook de filosofie ontkomt daar niet aan. Wie kunstteksten leest, zal weten dat ook daar pompeuze ondoorgrondelijkheid als een kwaliteitskeurmerk wordt gezien.  
Wat beweegt Oudemans? Waardoor laat hij zich inspireren? Wat raakt hem?
Hij kan niet tegen loze praatjes, al is zijn eigen proza zelf niet altijd even toegankelijk, maar dat is iets anders. Vandaar zijn strijd tegen de holheid van de universiteitsorganen en de teksten die zij uitbraken. Hij is bezorgd over het ‘onvermogen’ van mensen om in te zien dat hun eigen alomtegenwoordigheid binnen de beperkte ruimte van de aarde aanzienlijke problemen oplevert. Hij stipt in dit verband ook de westerse immigratie aan. Ik heb in dit boek geen spoor ontdekt van de humanitaire quatsch die je zo vaak tegenkomt als het over de mens gaat. Het woord verbinding zul je niet aantreffen in de wijze waarop het momenteel zo uit en treuren gebruikt wordt. Oudemans is geen schoonprater, lijkt me tot nu toe. Hij denkt in tegenstrijdigheden of in paradoxen net zoals zoveel andere schrijvers of denkers van enig kaliber. Het gewone volk doet dat niet: dat redeneert of kletst altijd in één richting op. Mensen met ongezouten meningen en overtuigingen doen vaak niet anders. Rechtlijnigheid is hun core business. Je praat dus altijd met vertegenwoordigers! Kunstenaars doen hier a priori niet voor onder. Intellect is daar beperkt voorhanden tenzij men dit misschien tot het beeldend intellect beperkt. Voorstellingen over de eigen voortreffelijkheid bestaan daar des te meer. De ontwikkeling van de immigratiekwestie zal daar niet vreemd aan zijn. Kwesties en gebeurtenissen werken altijd als katalysatoren van de eigenschappen van de mens dus ook van zijn gebreken.

Het was overigens na (!) het uitbrengen van het rapport van de Club van Rome dat in West-Europa de immigratiepolitiek ter hand werd genomen. Het uitbrengen van dat rapport had een momentum kunnen zijn om de eigen bestaansvoorwaarden eens terdege onder de loep te leggen maar het is al snel met een schouderophalen terzijde gelegd. Het was zo erg nog niet. Hetzelfde lot ondergingen de voorspellingen van Malthus die in zijn Essay on the Principle of population uit 1798 uitlegde dat de bevolking zou toenemen terwijl de bestaansmiddelen zouden afnemen. Landbouwhervormingen hebben deze wet naar de achtergrond gedrongen en we zien nog steeds dat de hoop op technocratische oplossingen groot is. De mens zelf, vooral zijn aantal, wordt ongemoeid gelaten. Dat heb ik altijd vreemd gevonden; het is toch een belangrijke factor zou ik zo denken.
De verbreiding van de immigratiepolitiek komt uit diezelfde koker van luchthartige onverschilligheid vermengd met een flinke dosis korte termijnbelang en idealistische luchtfietserij. Dat is nog steeds zo. In dit licht bezien is het in de doofpot stoppen van kritiek van een partij als DS’70 in de jaren zeventig dan ook goed te begrijpen. Iemand als Oudemans kan dit allemaal niet ontgaan zijn. Zo constateert hij een toenemende indifferentie, een steeds groter gebrek om nog het verschil te zien tussen bijvoorbeeld vrijheid en onvrijheid. Hier sluit hij aan bij wat Heidegger over het ‘Man’ zei en over de toenemende ’instrumentalisering’ van het denken. Dit soort denken is wijdverbreid. Intussen lijkt weer opnieuw het oordelend vermogen aangetast ten gunste van het morele of historische gelijk of de reactie daarop, die soms eenzelfde eenkennigheid vertoont: Spiegel im Spiegel. Niet vergeten moet worden dat dit afkalvend oordelend vermogen verder in de hand wordt gewerkt door die steeds opspelende drang tot socialisatie. De kudde moet bijeen gehouden en in het gareel gebracht worden onder eenzelfde noemer. Leve de diversiteit. Maar niets geeft het tekortschieten van een fragmenterende samenleving beter weer dan de herhaalde oproepen tot verbinding. De ‘verbinders’ willen daarentegen verder met ‘de’ samenleving. De brokstukken denkt men wel te egaliseren met hun hooggestemde idealen en ideeën. De voorwaarde en de prijs hiervan is een zekere blindheid voor de opgetreden fricties. Er treedt een zekere immuniteit op. Dat is gewoon een manier van overleven wanneer je niet bereid bent het conflictueuze en problematische karakter van de in de hand gewerkte ontwikkelingen, in te zien.

Inspiratiebronnen van Oudemans zijn Heidegger die hem de notie van sterfelijkheid heeft doen inzien en iemand als  Ernst Jünger die met grote ernst de totale mobilisering beschreef. Wat betekent die mobilisering volgens Oudemans? Vermenigvuldiging die enkel zichzelf zoekt. Die mobilisering brengt gelijkvormigheid; en gelijkheid, gelijkmaking en liquidatie zijn even onmenselijk als onontkoombaar, schrijft hij. Een optimistische indifferentie die schuilgaat achter grote woorden, overbrugt hier de kloof tussen de eigen voorstellingswereld en de niet altijd even behulpzame werkelijkheid.
Oudemans bezigt een soort denken dat, zo stel ik mij voor, in dit land met zijn daar aanwezige intellectuele aspiraties die eerder naar nivellering en socialisatie leiden dan naar de eenzame hoogten van het denken, niet zo populair zal zijn. Dus schreef de NRC: ‘Een bizar, vreemd, om niet te zeggen knettergek boek’. Oudemans verzucht ergens: Als je eenmaal de ene weg op bent gegaan, dan kruis je de andere – de kruising is ongelijkvloers.
Ik ben benieuwd of hij zich al heeft laten temmen.

------------------

Als filosoof zwijg ik niet. Ik verzwijg. Wat? Datgene waarvan ik vermoed dat het mijn spreken draagt en stuurt.

Als er filosofie is, dan alleen als vasthouden aan haar eigen begin: haar pathos, de ervaring door een geheel van betekenis omgeven te zijn, Is de filosofie haar begin kwijtgeraakt, dan is ze loos.

Hoe breng ik een woord ter sprake dat zowel mijn spreken als de onderwerpen ervan omvat? Als ik hier wetenschappelijk begin te onderzoeken zit de ratio mij in de rug.

Wanneer de rationaliteit wordt onderzocht met behulp van de ratio is de vicieuze cirkel rond. Het onderzoek is irrationeel. Dat is een rationele conclusie.

Wat is de ratio (reasons) om (rationeel) te denken dat er zoiets is als praktische rationaliteit. De afgronden van de REDE openen zich om zich nooit meer te sluiten.

De twintigste eeuw is die van de techniek, de totale Mobilmachung, de heerschappij van de bestaanswijze van de vermenigvuldiging. Vermenigvuldiging vindt plaats op de beperkt bewoonbare aarde. Geen ontplooiing van de techniek zonder het bezetten van de leefruimte en de strijd daarover.

Beweeglijkheid vergt gelijkschakeling van de vehikels ervan.
….. Mobilisering vergt niet alleen gelijkvormig mensenmateriaal, maar ook de gelijkheid als wenkend ideaal.
……. De band tussen gelijkheid, gelijkmaking en liquidatie is even onmenselijk als onontkoombaar.
Hoe hier toch te denken? Gelijkheid, dat is de afwezigheid van verschil. Afwezigheid van verschil heet indifferentie. Indifferentie is niet zo maar verschilloosheid, zij is ook en primair onverschilligheid, afwezigheid van bekommernis, van ervaren, van openheid.

…. Vermenigvuldiging wil maar een ding: meer vermenigvuldiging. Daarbinnen zijn mensen – die zich immers niet echt goed vermenigvuldigen – nooit doelen, altijd middelen.

Alom verontwaardiging over ongelijkheid. Wie meer bezit dan een ander of intelligenter is, wie voor een kwartje geboren is – die moet gelijkgeschakeld worden naar beneden.
Negers, vrouwen en gehandicapten – gelijkschakeling naar boven. Wanneer ik mijn kunstgebit in het ziekenfondspakket heb dan moet ik mij schamen dat een Zoeloe dat voorrecht niet geniet.

Het woord gemeenschap is eigenaardig. Het helt over naar de mensengemeenschap. De gemeenschappelijkheid met wat niet des mensen is raakt uit zicht. De cartesiaanse illusie van de mens als heerser over de natuur is hieraan niet vreemd. Mensen ontlenen hun gemeenschappelijkheid aan de gemeenschappelijk bewerkte natuur – de gemeenschapsgronden.

Wie ziet de problemen niet van de planetaire mensengemeenschap: vervuiling,  opwarming, energietekort. De grond ervan, autonome bevolkingsgroei binnen een eindige bewoonbaarheid, blijft uit zicht.

….. Vrijheid op gemeenschapsgronden brengt allen de ondergang.

De staten die op universeel-humane grondslag gevestigd zijn worden tegelijkertijd ondermijnd doordat zij geen consistent verweer hebben tegen de miljoenenvoudige horden antihumane havenots die aan hun poorten rammelen.

Binnen een groep van bekenden met relaties die zichzelf herhalen heerst de solidariteit van het welbegrepen eigenbelang. Wat ik jou vandaag aandoe, dat zet jij mij morgen betaald. De gemeenschappelijkheid gereguleerd door de geest vaan de wraak. Groepssolidariteit. Omerta.
Zodra een gemeenschap de kritische massa van de onderlinge herkenbaarheid overschrijdt komen de free riders op.
Pas wanneer de mensengemeenschap tegelijkertijd de universele kennisgemeenschap is geworden, sluit zich het hiaat tussen mijn gemeenschap en mij.

Hardin: bij anderen een geweten oproepen is verleidelijk voor iedereen die zijn beheersing wil uitbreiden buiten de wettelijke grenzen.

Wanneer er een ‘democratische staat vol kantianen’ ontstaat, dan zullen de onderdanen ervan überhaupt geen staat hebben. Zij hebben alleen de international community.
Deze staat zal aan zijn eigen vrijheid, recht en rechtvaardigheid te gronde gaan en door machten van buiten vernietigd worden.
De vreedzaamheid van deze staat tegenover vreemdelingen van binnen en buiten zal binnen de kortste keren leiden tot de overdekking ervan door een sprinkhanenplaag.

De algemene menselijkheid als bestaansrecht van het Nederlandse moet het eigenen ontkennen – de eigen taal, de eigen geboortegrond, het racistische waarzonder de Nederlandse staat niet bestaat.

Dat is de zin van de kunst: mensen met de onverschilligheid van hun bestaat confronteren, zodat zij zicht krijgen op hun wezen, een wenkende mogelijkheid. (Altijd weer die grote woorden waar het ‘de’ kunst betreft- een oude afwijking. OE)

Hiertussen: teksten over Heidegger.

Als je eenmaal de ene weg op bent gegaan, dan kruis je de andere – de kruising is ongelijkvloers.

Meer dan een eeuw na Nietzsche zegt Sloterdijk het expliciet: tot op heden is de filosofie georganiseerd volgens het humane en gymnasiale model van vriendschappelijke briefwisseling – negentiende-eeuws burgerdom.
De mogelijkheid hiervan is weggevallen in de massatelecultuur. Die is postliterair, postepistolografisch en pasthumanistisch.

Heidegger zegt het: er is alleen macht (in mijn terminologie: vermenigvuldiging) en die heeft geen doelen, maar zet zich onafhankelijk van iedere doelstelling door, alleen als toename van zichzelf.

Het is moeilijker en daarom zeldzamer om een echo te zijn dan een mening te hebben en standpunten te vertegenwoordigen. Een echo zijn, daar heeft het denken van te lijden………
De internationaliteit van de wetenschappelijke taal is het sterkste bewijs voor  haar bodem- en thuisloosheid…….
Heidegger

Van Heidegger heb ik geleerd: sterfelijk zijn is niet hetzelfde als sterven, laat staan doodzijn. Sterfelijk zijn betekent: terwijl je leeft omgeven zijn door eindigheid en nietigheid.

De totale mobilisering als maatregel van het organisatorisch denken is alleen maar een aanduiding van die hogere mobilisering die de tijd aan ons voltrekt. Ernst Jünger

De mobilisering laat tegenstand toe (die is er een stimulans voor) maar geen overdenking van haar eigen horizon die niet meteen zelf behoort tot de mobilisering.

…. Er is geen groei van onvrijheid, maar van de onverschilligheid ten opzichte van vrijheid en onvrijheid als tekenende woorden.

Na de epochen van religie en metafysica is die van de naamloosheid begonnen (het positivisme). In deze constellatie schrijft Jünger.

Fortschritt is geen Fortschritt. Dat wil zeggen: het woord vooruitgang is metafysisch getekend, door woorden als rationaliteit, vergroting van vrijheid, verhoging van de levensstandaard. Vooruitgang raakt gereduceerd tot mobiliteit, en zo zelf gemobiliseerd.

Het onderwerp van Jüngers schrijven is de techniek als taal:
Het klepperen van de weefgetouwen van Manchester, het ratelen van de machinegeweren van Langemark – dat zijn tekenen, woorden en zinnen van een proza dat door os wil worden geduid en beheerst.

… De eenvormigheid die met de mobilisering samengaat zal machtiger worden en haar uiteindelijk reguleren. Daarmee is niet gezegd dat het uit is met de mobiliteit, maar dat deze door eigen perfecte horizon zal zijn omgeven.

De Schwund, dat is terugkeer naar de indifferentie, die ooit, in de cesuur van het historische en metafysische, verlaten is. Zij is geen slavernij, maar het wegvallen van het onderscheid tussen vrijheid en slavernij. De Schwund omgeeft mij als deken.

Vanaf de Die Totale Mobilmachung heeft Jünger er zonder ophouden op gehamerd: tot het zog van de verdwijning van overgeleverde woorden behoort in de allereerste plaats alles wat te maken heeft met individualiteit, persoonlijkheid, liberaliteit, vrijheid.
Daar ligt het onderscheid tussen de burger en de arbeider. De laatste is door het verterende vuur van de reductie gegaan. Hij is geen individu maar type. Dat proces is niet ten einde.

Marsman ( in Zonder Weerklank):


Volk, ik ga zinken als mijn lied niet klinkt.
Ik moet verdrogen als gij mij niet drinkt;
Verzwelg mij, smeek ik – maar zij drinken niet;
Wees mijn klankbodem, maar zij klinken niet.







Wordt vervolgd