martha-nussbaum-interlitq.wordpress.com.
|
Martha Nussbaum
Het
zomerinterview van de NRC was op vrijdag 19 juli 2013 gewijd aan de Amerikaanse
filosofe Martha Nussbaum. De NRC
zag aanleiding om haar uit te nodigen naar aanleiding van het verschijnen van
haar nieuwste boek met de omineuze titel De
nieuwe religieuze intolerantie. Een uitweg uit de politiek van angst.
Bedoeld lijkt te worden de seculiere intolerantie jegens geloofsuitingen zoals
die bijvoorbeeld zichtbaar worden in de Franse laïcité en het boerkaverbod.
MN
gaat uit van twee rechtsfilosofische benaderingen van tolerantie.
De eerste verwijst naar de Engelse filosoof John Locke die stelde dat het voldoende is om minderheden gelijk te behandelen en dat zij recht hebben op godsdienstvrijheid en op non-discriminatie. (Het maakt overigens wat uit of je zegt dat zij recht hebben of dat hen dat recht gegeven is. Uit de tekst van MN kan ik niet goed opmaken welke de gedachten van Locke op dit punt waren)
De tweede benadering, die MN eerder omhelst, is de accommodistische variant die een veel actievere steun aan minderheden bepleit. Sprekend over de immigratie stelt zij vervolgens dat als je besluit dat immigranten nodig zijn voor de beroepsbevolking, je hen dan ook als gelijke burgers dient te verwelkomen. Je hebt ze immers uitgenodigd. Leg dus, zegt ze even later, de nadruk op de verrijking die de immigranten de samenleving kunnen bieden.
Samenlevingen verschillen naar karakter, zo lijkt MN te zeggen als ze spreekt over de verschillen tussen Amerika en Europa.
In Europa, zegt ze, is het begrip identiteit en burgerschap in tegenstelling tot in de Verenigde Staten veel minder politiek en zijn volgens haar taal en etniciteit dragende begrippen van nationaliteit en identiteit. Dat beperkt de door haar gewenste mogelijkheden voor een wereldburgerschap dat zij bepleit. De Indiase filosoof Tagore lijkt een belangrijke inspiratiebron voor haar. Zeker waar hij spreekt over de ontwikkeling van het inlevingsvermogen en rept van een alomvattend medeleven.
De eerste verwijst naar de Engelse filosoof John Locke die stelde dat het voldoende is om minderheden gelijk te behandelen en dat zij recht hebben op godsdienstvrijheid en op non-discriminatie. (Het maakt overigens wat uit of je zegt dat zij recht hebben of dat hen dat recht gegeven is. Uit de tekst van MN kan ik niet goed opmaken welke de gedachten van Locke op dit punt waren)
De tweede benadering, die MN eerder omhelst, is de accommodistische variant die een veel actievere steun aan minderheden bepleit. Sprekend over de immigratie stelt zij vervolgens dat als je besluit dat immigranten nodig zijn voor de beroepsbevolking, je hen dan ook als gelijke burgers dient te verwelkomen. Je hebt ze immers uitgenodigd. Leg dus, zegt ze even later, de nadruk op de verrijking die de immigranten de samenleving kunnen bieden.
Samenlevingen verschillen naar karakter, zo lijkt MN te zeggen als ze spreekt over de verschillen tussen Amerika en Europa.
In Europa, zegt ze, is het begrip identiteit en burgerschap in tegenstelling tot in de Verenigde Staten veel minder politiek en zijn volgens haar taal en etniciteit dragende begrippen van nationaliteit en identiteit. Dat beperkt de door haar gewenste mogelijkheden voor een wereldburgerschap dat zij bepleit. De Indiase filosoof Tagore lijkt een belangrijke inspiratiebron voor haar. Zeker waar hij spreekt over de ontwikkeling van het inlevingsvermogen en rept van een alomvattend medeleven.
John
Locke schrijft in zijn ‘Essays concerning Human Understanding’ van 1690 dat
obscure en verwarde ideeën nooit een heldere en onderscheidende kennis kunnen
opleveren. 1
-
Ideeën representeren bij Locke de
fysieke wereld in de geest en ze worden opgedaan door de ervaring en de
daaropvolgende reflectie. In tegenstelling tot een filosoof als Leibniz ging
Locke er van uit dat de mens bij geboorte een tabula rasa is dat met ervaringen
en reflectie gevuld en geduid wordt -
Hoe
helder is MN, zo vroeg ik mij af. In haar boek Niet voor de winst uit 2011 2 spreekt MN bij herhaling
over het zelfstandig kritisch denkvermogen, over verbeeldingskracht en over
inlevingsvermogen. Een probleem dat zich echter bij haar uiteenzettingen
voordoet, is dat haar politieke liberale
programma steeds weer het zicht beneemt op wat een heldere analyse zou kunnen openbaren.
Zo ook in het interview. Zij zegt daar dat als je immigranten nodig
hebt, je hen moet verwelkomen.
Even nog los van het feit dat ‘de immigratie’, zo gesteld, als een beschrijving van de realiteit niet
voldoet, wordt het begrip ‘je’ dat zij voortdurend gebruikt, op deze wijze
ingezet, een verward begrip dat tactische doeleinden moet dienen, namelijk het
accommoderen van de door haar ogenschijnlijk geliefkoosde immigranten. Dan is er niet zo veel ruimte om na te gaan hoe het
besluitvormingsproces in zijn werk gaat.
Ik
vermoed verder dat zij zich te snel door opvattingen als die van Locke laat
leiden die stelt dat een maatschappij als een sociaal contract beschouwd kan
worden dat door vrije mensen gevormd wordt. Mogelijk dat Locke de gedachte van de tabula rasa
geprojecteerd heeft op de menselijke samenleving die dan als het ware ‘vrij’ in
te vullen zou zijn. Het zijn dergelijke gedachten die mensen als Martha
Nussbaum ongemerkt ook koesteren wanneer zij menen te kunnen sleutelen aan de
samenleving zonder zich al te veel te storen aan datgene wat zich ontwikkeld
heeft. Een samenleving wordt door haar eigenlijk als een tabula rasa, een
luchtledig iets, beschouwd die vervolgens gekneed kan worden naar de waarden
die zij voor ogen heeft. (Overigens kun je eigenlijks niet iets kneden dat al
niet een zekere substantie bezit)
Zo legt zij bij haar onderwijskundige voorstellen ook voortdurend het verband tussen onderwijs en democratisch burgerschap, zonder zich af te vragen of kritische zelfstandigheid die zij met zoveel woorden bepleit daar op een gegeven moment niet mee conflicteert. Net zoals toendertijd bij Marcuse, een prominent vertegenwoordiger van de Franfurter Schule, lijkt het er op dat er dan wel een idee van een kritische houding is maar dan toch één die in de richting van een specifiek ochtendgloren heengaat. Het rood van de opkomende zon vermengt zich dan echter al snel met het rood van het gutsende bloed.
En zo komen we uit bij Jean Jacques Rousseau die in dezelfde periode als John Locke leefde. Ook Rousseau schreef over het contrat social dat de burgers zou moeten verenigen. Ook hij vroeg zich af wat de reikwijdte was van de legitimiteit van zo’n contract. Volgens hem zou er een volonté générale, een volkswil, bestaan: een soort algemeen belang dat de burgers als zij in het volle bezit van hun verstand zouden zijn, begiftigd met een helder oordeelsvermogen en met een volledige kennis van zaken, zouden formuleren. Die volkswil vormt de legitimiteit van de macht. Het probleem is natuurlijk hoe en door wie die zogenaamde volkswil geformuleerd wordt en hoe die vervolgens tot uitdrukking gebracht en getoetst wordt.
Zo legt zij bij haar onderwijskundige voorstellen ook voortdurend het verband tussen onderwijs en democratisch burgerschap, zonder zich af te vragen of kritische zelfstandigheid die zij met zoveel woorden bepleit daar op een gegeven moment niet mee conflicteert. Net zoals toendertijd bij Marcuse, een prominent vertegenwoordiger van de Franfurter Schule, lijkt het er op dat er dan wel een idee van een kritische houding is maar dan toch één die in de richting van een specifiek ochtendgloren heengaat. Het rood van de opkomende zon vermengt zich dan echter al snel met het rood van het gutsende bloed.
En zo komen we uit bij Jean Jacques Rousseau die in dezelfde periode als John Locke leefde. Ook Rousseau schreef over het contrat social dat de burgers zou moeten verenigen. Ook hij vroeg zich af wat de reikwijdte was van de legitimiteit van zo’n contract. Volgens hem zou er een volonté générale, een volkswil, bestaan: een soort algemeen belang dat de burgers als zij in het volle bezit van hun verstand zouden zijn, begiftigd met een helder oordeelsvermogen en met een volledige kennis van zaken, zouden formuleren. Die volkswil vormt de legitimiteit van de macht. Het probleem is natuurlijk hoe en door wie die zogenaamde volkswil geformuleerd wordt en hoe die vervolgens tot uitdrukking gebracht en getoetst wordt.
Vanuit
de gedachte van dat contract van ogenschijnlijk vrije mensen, die zo te zien
weinig oog heeft voor de nuances van de machtsvorming en -verdeling, is het een
kleine stap om te spreken over het ‘je’ en het ‘wij’ dat in een soort mythische
eendracht tot besluiten lijkt te komen. Zij doet dat waarschijnlijk zo
gemakkelijk omdat haar politieke programma waarin multiculturaliteit en
wereldburgerschap zo’n belangrijke rol spelen haar kritische analyse in de weg
staat. En dan kom je inderdaad via verwarde begrippen uit bij verwarde
theorieën of verwarde kennis. De overstap naar propaganda is dan snel gemaakt.
Hetzelfde
gebeurt in haar boek Niet voor de winst
waarin zij voortdurend spreekt
over de minderheden en over de meerderheid. Ook hier dient zich
hetzelfde probleem van ondeugdelijke formulering aan. Haar politieke ambities
lijken ook hier het zicht belemmeren op een meer afgewogen analyse van het
simpele lidwoordje ‘de’. Wil je het probleem van de minderheden versus de meerderheid
enigszins adequaat benaderen dan zul je niet alleen een studie moeten doen naar
de legitimiteit van de machtsvorming of naar de totstandkoming van een of ander
‘wij’, maar ook de begrippen minderheid en meerderheid dienen te
differentiëren. Zo kun je bijvoorbeeld kijken naar de relatieve verandering van
de bevolkingssamenstelling per straat of per wijk want de minderheden van MN, en
zij lijkt vooral de allochtone minderheden te bedoelen, blijven immers
getalsmatig niet altijd en overal minderheden. Daarnaast zul je dus ook moeten
kijken naar de verwachtingspatronen bij de oorspronkelijke bewoners en het
effect daarvan op hun leven. En uit wat en uit wie bestaat de meerderheid
trouwens? Is het misschien niet juist zo dat er een zich ontwikkelende
meerderheid is die zich juist niet gerepresenteerd weet? Wat verder te zeggen
over het verschil tussen kwantitatieve en kwalitatieve meerderheid? En ga zo
maar door.
Met olifantsbenen banjert Martha Nussbaum door al deze begrippen heen en ze vergeet en passant de opvatting van Locke dat de overheid als eerste de taak heeft haar bevolking te beschermen. Aan de beschouwing van de formulering van die taak en van een toetsing hiervan aan de geschapen realiteit komen Nussbaum en haar mede wereldburgers al helemaal niet toe. De proof is niet in de pudding zo blijkt, maar in de proof zelf. Het door haar bewierookte kritische denken en de verbeeldingskracht lijken maar één doel te dienen en dat is de westerse mens de multi-etnische realiteit waarmee hij is en wordt geconfronteerd, te laten slikken. Het inlevingsvermogen van MN en de haren kent maar één richting, namelijk de richting van de immigrant, voor hen blijkbaar de nieuwe langverwachte nieuwe mens, die hopelijk de vermoeidheid van de oude mens zal kunnen overwinnen. Zij dienen hiermee echter niet de belangen van de minderheden die zij zo menen te vertegenwoordigen want hun analytisch gebrek is een kweekvijver voor heel wat radicalere geluiden dan die aanvankelijk bij het begin van het immigratieproject hoorbaar waren. Zij dienen al evenmin de zaak van het kritische denken en van de onbevangen waarneming die daaraan vooraf zou moeten gaan.
Met olifantsbenen banjert Martha Nussbaum door al deze begrippen heen en ze vergeet en passant de opvatting van Locke dat de overheid als eerste de taak heeft haar bevolking te beschermen. Aan de beschouwing van de formulering van die taak en van een toetsing hiervan aan de geschapen realiteit komen Nussbaum en haar mede wereldburgers al helemaal niet toe. De proof is niet in de pudding zo blijkt, maar in de proof zelf. Het door haar bewierookte kritische denken en de verbeeldingskracht lijken maar één doel te dienen en dat is de westerse mens de multi-etnische realiteit waarmee hij is en wordt geconfronteerd, te laten slikken. Het inlevingsvermogen van MN en de haren kent maar één richting, namelijk de richting van de immigrant, voor hen blijkbaar de nieuwe langverwachte nieuwe mens, die hopelijk de vermoeidheid van de oude mens zal kunnen overwinnen. Zij dienen hiermee echter niet de belangen van de minderheden die zij zo menen te vertegenwoordigen want hun analytisch gebrek is een kweekvijver voor heel wat radicalere geluiden dan die aanvankelijk bij het begin van het immigratieproject hoorbaar waren. Zij dienen al evenmin de zaak van het kritische denken en van de onbevangen waarneming die daaraan vooraf zou moeten gaan.
1
John Locke 1690 An Essay concerning Human
Understanding. Tweede deel pagina 189
Dover Publications New York
Dover Publications New York
2
Martha Nussbaum 2011
Niet voor de winst
AMBO uitgeverij
Niet voor de winst
AMBO uitgeverij