Er wordt weer eens op de oorlogstrom geroffeld op
het Europese continent. Tenminste, als je de opgewonden geluiden tot je door
laat dringen. Je vraagt je zelfs af of sommige mensen er weer eens aan toe
zijn. Het rijk van de eeuwige vrede is dus nog niet aangebroken. Misverstanden
en conflicten zijn het terrein van de menselijke wezens. Verdringing is een
kenmerk van de natuur. Maar stenen ruziën niet met elkaar en maken geen oorlog.
Nee, de stenen blijven rustig liggen of verschuiven wat als er druk op ze wordt
uitgeoefend of als het water ze meesleept. Stenen vertonen een bijzondere band
met oorzakelijkheid en tijd. En vooral: ze hebben geen geweten, al zijn er
mensen die dat in twijfel trekken. Misschien een bijzonder soort geweten. Meer
herinnering misschien, zonder een moraal die zich altijd superieur waant. Wie
betwijfelt immers zijn eigen goedheid of zijn eigen gelijk?! Juist omdat de
mens een ethisch geweten bezit, zal hij echter moeten denken, wil hij tenminste
niet ten prooi vallen aan de ethiek. Dat is de opgave voor de mens. Waar hij
zich overigens maar beperkt van kwijt.
Nu de wapens dus weer opgepoetst worden, al heeft
het superieure westen gemeend dat ze eigenlijk niet meer zo nodig zijn, bedenk
ik me of ik ingeval een conflict ‘Nederland’ loyaal zou steunen.
Waarschijnlijk niet. Mijn loyaliteit is met de veranderende en versnipperende samenleving sterk gekrompen, selectief en fragmentarisch geworden. Nu was ik al niet met die nationale gevoelens behept, en trouwens ook niet met supranationale gevoelens, maar ik vond wel dat je voor het gebied waar je woont en dat je met anderen deelt, zorg moest dragen. Dat vond ik al heel vroeg in mijn leven. Die zorg, dacht ik, zou in de eerste plaats moeten inhouden dat je jezelf die vraag stelt maar het zou ook moeten betekenen dat je andermans situatie en perspectief tot je door laat dringen. Die zorg voor wat enigszins nabij is, lijkt in bepaalde kringen inmiddels suspect geworden.
Waarschijnlijk niet. Mijn loyaliteit is met de veranderende en versnipperende samenleving sterk gekrompen, selectief en fragmentarisch geworden. Nu was ik al niet met die nationale gevoelens behept, en trouwens ook niet met supranationale gevoelens, maar ik vond wel dat je voor het gebied waar je woont en dat je met anderen deelt, zorg moest dragen. Dat vond ik al heel vroeg in mijn leven. Die zorg, dacht ik, zou in de eerste plaats moeten inhouden dat je jezelf die vraag stelt maar het zou ook moeten betekenen dat je andermans situatie en perspectief tot je door laat dringen. Die zorg voor wat enigszins nabij is, lijkt in bepaalde kringen inmiddels suspect geworden.
We zijn een pluriforme, hedonistische en
individualistische samenleving in gegleden waar desondanks conflicthaarden
hardnekkiger en venijniger zijn dan daarvoor. Intellectuele armoede, eigen
belang en verkrampt moralisme strijden met elkaar om de voorrang in het hoofd
van de burger. Nederland lijkt een inhalig oord geworden voor vergeetachtigen.
Ik kom amper mensen tegen die in die termen van zorg of het (oude) ‘gemeenschappelijke’ spreken. Ja, kunt niet op elk voor jouw gewenst moment over de noden van ‘de’ gemeenschap spreken. Geschiedenissen spelen hier nu eenmaal een rol. Je kunt de samenleving dus niet van alles en nog wat opdringen en dan ook nog eens over zorg of over het belang van saamhorigheid spreken alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Je kunt dan net zo goed tegen een vaas die aan diggelen gesmeten wordt, zeggen ‘wordt heel’.
Ik kom amper mensen tegen die in die termen van zorg of het (oude) ‘gemeenschappelijke’ spreken. Ja, kunt niet op elk voor jouw gewenst moment over de noden van ‘de’ gemeenschap spreken. Geschiedenissen spelen hier nu eenmaal een rol. Je kunt de samenleving dus niet van alles en nog wat opdringen en dan ook nog eens over zorg of over het belang van saamhorigheid spreken alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Je kunt dan net zo goed tegen een vaas die aan diggelen gesmeten wordt, zeggen ‘wordt heel’.
Dus waarom zou ik die samenleving moeten verdedigen
of steunen? Dat vereist vooraf een minimaal niveau van onderlinge aandacht. Ik
bedoel geen emo-gedoe. Het houdt misschien ook een maximum aan onderlinge
verschillen in. Ook een rekverband is op een gegeven moment uitgerekt.
Valt er trouwens nog ergens voor te vechten? Idealen
klinken holler dan voorheen. Loyaliteiten zijn begrensder geworden door de
praktijk van de onbegrensdheid. Niet dat de voorvechters van dat laatste dat
ook maar wensen te zien. Moedwillig schuift men hun moraal in iets dat een
analyse zou kunnen heten. Men vergeet altijd weer dat contradicties werkelijker
zijn dan men voor mogelijk wenst te houden. Als gevolg van de grenzenlozer
ijver van dit volkje is het landje alsmaar voller geworden doch lijkt het in de
breinen van zijn burgers groter en groter. Het leger overigens is wel alsmaar
leger geworden. Het land ontegenzeggelijk vreemder. Ook veel vreemden zijn bepaald
niet zorgzaam en zijn mij trouwens opgedrongen, voorbij de grenzen van
fatsoenlijk bestuurdersschap. Maar ja, hier spreekt men al lang niet meer over.
Er zijn rechten voor in de plaats gekomen. Rechten die zowel van dichtbij als
van heinde en ver opgeëist worden. Hoe begrijpelijk het ontstaan van sommige
rechten ook is: bij een recht hoort een loket. Daar moet je dus zorgvuldig mee
omgaan. Vooral in een gedeelde samenleving waar er een gemeenschappelijk
lokettenbeheer bestaat.
En de hoofden, hoe is het daar binnen? Tja de hoofden. Volgens mij is het in veel hoofden niet pluis.
Nee, ik kan moeilijk een land verdedigen dat een zelfmoordconcept in haar schoot verborgen houdt en er prat op gaat dat het allemaal wel meevalt. Dat land is vreemd gebied geworden en aan de goden overgeleverd.