5317. In de lege straten waar ik
doorheen loop, staan de niet al te ruim bemeten auto’s doodstil en nauwgezet
geparkeerd in de met witte strepen gemarkeerde parkeervakken. De al eerder
gevallen regen is al bezig van de trottoirs te verdampen die daarmee langzaam
hun oude lichtgrijze kleur terugkrijgen. De tram staat te wachten tot het
moment van het op het scherm aangegeven vertrek. Binnen liggen de bewoners,
geen enkele uitgezonderd, verstijfd in bed. Hun ogen wijd open. De wijzer van
de klok schuift moeizaam naar de dertig. 2016.
5318. Het aantal nachten daalde
met een kwart. 2016.
5319. Conflicten verdelen de
wereld van de mensen. Maar de mens heeft conflictstof nodig om zichzelf
verdeeld te houden. 2016.
5320. De onderbuik: een
aantijging die doorgaans vanuit de onderbuik afgevuurd wordt. Is dit nu Freuds
nalatenschap? 2016.
5321. Ik weet al haast niet meer
wat echt is aan mijzelf. Niets openbaart zich met verpletterende zekerheid. Een
lach niet, een traan niet, een woord niet; zelfs een gedachte niet. Ze
manifesteren zich; dat is in eerste instantie alles wat er te zeggen valt. We
moeten woorden zoals echtheid misschien
maar voorgoed achter ons laten. Of dergelijke woorden, en misschien wel alle
woorden, als een onbestemd veld beschouwen waarin wij lopen. Bij de omheining:
borden met het betreffende woord. En daarbinnen? Dwalen. Blijft alleen de
omstandige omschrijving over? De omschrijving van wat er in gedachten aan een
woord voorafgaat en wat er op kan volgen? Moet aan Heidegger denken die een
woordbetekenis in zijn etymologische voorgeschiedenis afliep en die probeerde
te ontrafelen. Allemaal ongeschikt voor het dagelijks verkeer waar snelheid
telt. En onduidelijkheid. Kunnen mensen enkel maar met elkaar spreken als zij
onduidelijk zijn? 016.
5322. De tranen hopen zich op. Ik
heb al zo lang niet gehuild. 2016.
5323. En nog is het niet genoeg!
2016.
5324. Naar afwezigheid verlangen
als een verhevigde vorm van aanwezigheid. 2016.
5325. Aan een tekening prutsen om
hem maar opnieuw te kunnen fotograferen om de vreugde van de fotografisch gereproduceerde
echtheid te proeven. Weer die echtheid.
Ik denk aan Plato. 2016.
5326. Met elkaar praten is een
telkens falende bezigheid. Men blijft dat dus om andere redenen doen. 2016.
5327. Mijn broer feliciteerde me
met mijn verjaardag. Waarmee nu precies werd niet duidelijk. Houden mensen
misschien van die uitgeklede rituelen? Heeft alles een neiging tot holheid?
2016.
5328. Weer zo’n dag dat ik al
mijn handelingen en gebaren vertraag en opsplits: geen twee dingen tegelijk mee
naar achteren nemen maar één voor één. Alleen maar omdat ik niet weet wat ik er
na zou kunnen doen. 2016.
5329. De natuurlijke omgang met
mensen lijkt onmogelijk geworden voor mij. Ik moet een theorie verzinnen om nog
met hen om te gaan, laat staan om hen te kunnen verdragen. Contact is
kunstmatig geworden en ik sta verder weg van de mens dan ooit al weet ik dat
dit een heel oud en diep gevoel is. 2016.
5330. Denkend stilstaan bij de
mens maakt mij treurig. Ik leef meestal maar heel even op in de aanwezigheid
van de mens. Heel even ben ik argeloos. Dan overvalt mij weer een diepe
neerslachtigheid en ben ik weer op mijn qui-vive. Wat pas weer verdwijnt
wanneer ik alleen ben en weer van de mens kan dromen. 2016.
5331. Elk spreken is gebrekkig.
2016.
5332. Genegenheid vervangen door
gesprekstechnieken. Heimelijk verlangen van de hyperstaat. 2016.
5333. Mensen boezemen mij
doorgaans een onbeschrijfelijke angst in. Ik voel mij met maar weinigen op mijn
gemak. Ik weet niet hoe met mensen om te gaan, wat tegen hen te zeggen, hoe dat
te zeggen, hoe te zwijgen, hoe hen aan te kijken en ga zo maar door. 2016.
5334. Het mens zijn volhouden kan alleen maar als je je voortdurend laat
betoveren. Zodra dat wegvalt, dan wordt alles overbodig, grijs, grauw en
volkomen onwerkbaar. Leven lijkt een fictie die werkbaar gemaakt moet worden.
Maar de betovering, die kun je niet willen. Je kunt er met de wil ook geen
einde aan maken. Het gebeurt bij je of het gebeurt niet. 2016.
5335. Ik leef in een
a-intellectueel land. Maar ik kan dit alleen maar denken of menen waar te
nemen. In zekere zin is het een conclusie op voorhand. Maar het is wel de
dichtstbijzijnde conclusie. Misschien meer een aanduiding van iets dat zich aan
mij vertoont en dat ik interpreteer op grond van bepaalde factoren. 2016.
5336. Soms kun je niet anders meer dan domme dingen doen om
nog dommere dingen tegen te houden. 2016.
5337. Zou er een denkziekte bestaan? En wie zou die kunnen
diagnostiseren? 2016.
5338. Elk bestaan kromt zich om zich op te rekken. 2016.
5339. Wanneer je pastelkrijt op papier aanbrengt en je wilt
dat verwrijven dan kun je dat op allerlei manieren doen. Eén zo’n manier is het
op een draaiende en stevige manier met de duim fixeren. Precies hetzelfde
gebeurt in een samenleving. Maar ik heb nog amper een kunstenaar ontmoet die
dergelijke overstappen maakt. Over de maatschappelijk-filosofische meerwaarde
van kunstenaars moet dus met enige reserve gesproken worden. 2016.
5340. Over het alledaagse reflectievermogen van de mensen
maak ik me niet al te veel illusies. Het is te zeer vertroebeld door wat men
meent en door de snelheid waarmee men dat doet. En misschien ook is denken te
vermoeiend voor velen. 2016.
5341. Om mijn blijdschap met mensen te hervinden, moet ik
ofwel, terwijl ik dichtbij hen ben, mijn vragen vergeten of mij zo ver van hen
zien te verwijderen dat zij nietig worden. 2016.
5342. Je hebt teksten waarin ruimte gecomprimeerd wordt en
teksten waarin ruimte opgerekt wordt. 2016.
5343. Ik kuste vanmorgen iemand die zweette. Ik had het
gevoel dat ik haar externe secretie kuste. 2016.
5344. Altijd korte oplevingen met mensen; nooit langdurige.
2016.
5345. Alles wat afgebeeld is, is op een bepaalde manier
echter dan ‘in werkelijkheid’. Het beweegt niet en het is volledig overgeleverd
aan mijn blik. 2016.
5346. Als mensen zeggen dat iets is, zoals iemand die zonet
tegen mij zei dat mijn houding inzake een bepaald probleem wel erg
melodramatisch is, dan zouden die mensen beter hun opmerking als een voorstel
kunnen aanreiken om er eens zo naar te kijken. Het woordje ‘is’ wordt nogal
misbruikt. 2016.
5347. Morgen bij iemand langsgaan die mijn verjaardag vast
vergeten is; en er niets over zeggen. 2016.
5348. Morgen is mijn verjaardag! Ben ik soms verjaard?
2016.
5349. Veel mensen leven in het actueel-werkelijke. Ik ook
maar daarnaast leef ik tegelijkertijd altijd in het ‘gedacht werkelijke’, in de
reflectie erop en in de ideeën en voorstellingen er van. De zich vertonende
werkelijkheid is slechts een aanleiding. Ik heb soms de indruk dat voor veel
mensen de werkelijkheid een soort schimmenspel is, tenzij zij van hun diepere
inzichten nooit iets kunnen tonen en ik dat ook niet merk. Maar je moet toch
altijd wel iets van een mens merken? Er moet toch altijd wel iets zijn waardoor
je een conclusie kunt wagen? Hoe hypothetisch ook?! 2016.
5350. Elk persoon dat mij negativisme aanwrijft en zelf een
positief of optimistisch gemoed aanprijst, wil in feite dat ik iets slik. 2016.
5351. Nog moeilijker dan om de kwintessens van een zaak
duidelijk te maken, is het voor velen nagenoeg onmogelijk om die uit het
vertelde te destilleren. Mensen houden nogal van oppervlakkig luisteren, zo
schijnt het. 2016.
5352. Wat is nu de ware kleuruitstraling of het ware licht
van een schilderij. Onmogelijk om dat vast te stellen. Hoe moeten we laveren
met iets dat zich schuilhoudt en waarvan wij vermoeden dat het ergens of op
enig moment zijn ware gelaat toont? 2016.
5353. De tekeningen die ik nu al gedurende langere tijd
maak, zien er onder een bepaalde hoek erbarmelijk uit. Maar wanneer zij eenmaal
aan de muur hangen en de voor hen noodzakelijke lichten vangen, bloeien zij op
en wordt ik er door opgezogen. 2016.
5354. Een werk maken dat half af is en pas voltooid wordt met het steeds ter hand nemen, op
te hangen, weer van de muur te halen enzovoorts. Dat dus nooit voltooid raakt.
2016.
5355. De geboorte van een kunstwerk gaat soms gepaard met
handelingen die mislukkingen kunnen worden maar weer juist daardoor en daarna
goed uitpakken. Als politicus zou ik trouwens niet al te veel vertrouwen hebben
in een dergelijke sequentie. Een samenleving zou geen laboratorium behoren te
zijn, waarin enkel het idee van het spelexperiment domineert. Toch denken veel
burgers in feite juist op die manier. 2016.
5356. Merkwaardige tegenstrijdigheid: je krijgt ruzie met
mensen die door hun gedrag jouw leefmilieu verkwanselen en aantasten. 2016.
5357. En weer sprak ik vandaag een mens die mij
medeplichtig wilde maken aan de problemen van de menselijke soort. Ik heb nooit
gevraagd om er onderdeel van te worden, ik heb geen nakomelingen op de wereld
gezet en ga straks gewoonweg dood. Haast niemand spreekt met enige
voorkomendheid over die mensen die van de menselijke soort te lijden hebben.
Het is een vrome vorm van geweld. 2016.
5358. De zompige praat aanhoren van die multiculturelen
wanneer zij ontdekken dat hun zogenaamde idealen niet alleen maar rozengeur en maneschijn zijn. Vooral
omdat zij ‘er’ nu zelf last van ondervinden. Hoe vermijden zij gezichtsverlies?
Hoe dekken zij hun aftocht na al die jaren in opgewekte en vrome praatjes
geïnvesteerd te hebben? Gemakkelijk zal het niet voor hen zijn, maar medelijden
heb ik niet met hen. 2016.
5359. Alles voor iedereen! Geen credo, stompzinniger en
ontwrichtender dan dit. Onder de dekmantel van de liefde huizen vele ongenode
gasten, veel stupiditeiten en veel ongerijmdheden. 2016.
5360. Alles in de wereld is de weg ergens naar toe
of de weg ergens vandaan. In die zin
is de mens altijd ergens anders.
2016.
5361. Verjaardagen, de parelkettingen van het leven. Met felicitaties
als glijmiddel. 2016.
5362. De mensen bezigen woorden en de woorden houden hen
bezig. 2016.
5363. Mensen worden gedreven door wat zij niet weten of
worden niet gedreven door wat zij wel weten. 2016.
5364. De Verlichting is in zekere zin desastreus geweest
voor het geloof. Zonder die rationele injectie zou het Christelijk geloof in
het Westen misschien al afgestorven zijn. Nu, met alle voorhanden zijnde
rationaliseringen, is het in bepaalde kringen hardnekkiger dan ooit. Niettemin:
het gebruik van de rede wordt overschat. Mensen hebben behoefte aan zekere
onzekerheden. 2016.
5365. In geestelijk opzicht van goeden huize komen, houdt
voor mij in, ontredderd zijn. 2016.
5366. Het intellectuele milieu hier in Nederland, een
staatkundig vervolg op de Lage
Landen, kunnen we misschien nog het best vergelijken met een stuk jonge
gatenkaas waar men, als het zo uitkomt, een plak van af schaaft om die te
serveren. 2016.
5367. Laat die goedwillende optimisten eens goed bedenken
dat mensen als ik behoorlijk wat last van hen hebben. 2016.
5368. Vandaag mijn verjaardag ‘gevierd’. Een minimum aan
goedbedoelde rituele gelukwensen aangehoord. Geen woordomloop vandaag; geen
circulaire gang van de woorden, de mond uit, de oren in, het hoofd uit. 2016.
5369. Het debat; men schijnt er veel van te verwachten.
Waarom blijft onduidelijk. Zou men misschien ook hierover een debat moeten
voeren? Of zou men eens over de aard en de waarde van een debat moeten gaan
nadenken? 2016.
5370. Hoe graag ik toch eens in een staat van onschuld en
onwetendheid zou willen leven, al is het maar voor een dag. Alleen al om eens
in de hoofden van anderen te kruipen om te zien hoe het daar gesteld is. Dat
wilde ik als kind al. Tegelijkertijd besef ik het tegenstrijdige van dat
verlangen, want hoe kan ik en in zo’n staat leven en er tegelijkertijd naar
kijken? Het is ondergaan of niet. 2016.
5371. Ik heb mijzelf, ik heb de levensgift nooit
geaccepteerd, misschien ook nooit kunnen accepteren. Dat bepaalt mijn omgang
met mijzelf en met de wereld. Hoe oncomfortabel ook, ik kan geen universele wet
vinden die een dergelijke acceptatie verordonneert. 2016.
5372. Met mijn schrijven beweeg ik mij naar de wereld van
de mensen. Met mijn beelden wend ik mij er juist van af: zij illustreren een
gecapitonneerde vlucht. De receptie van beide uitingsvormen is echter omgekeerd
aan hun intrinsieke beweeggronden. 2016.
5373. Waar ik altijd in mijn omgang met mensen op let, is
of zij mij iets willen laten slikken of mij anderszins iets tegen mijn wil,
willen toedienen. 2016.
5374. Mijn wil is mijn leven. Hij komt er in op en gaat er
in ten onder. 2016.
5375. Bij mijzelf in de gratie zien te geraken: de
dagelijkse worsteling. 2016.
5376. Hebbel in ‘Een blinde bij zonsopgang’: ‘Wij mensen
zouden er goed aan doen als uitgangspunt niet de waarheid te nemen, maar het
punt tot waar we door kunnen dringen’. Aanstekelijke tekst van de Duits
negentiende-eeuwse schrijver en aforist Friedrich Hebbel. Ik zelf heb vaak het
onderscheid gemaakt tussen mensen die in het vraagteken leven en diegenen die
leven in de geest van het uitroepteken. De wat- en de hoe mensen. 2016.
5377. Zouden mensen misschien, in de ene cultuur mogelijk
meer dan in de andere, hun verjaardagen ook niet vieren omdat zij anders op
zo’n dag te nadrukkelijk met zichzelf geconfronteerd zullen worden? Zijn
vieringen niet alleen vieringen maar ook een soort vermijdingsfestiviteiten?
5378. Waarheden hebben op gezette tijden schrobberingen
nodig. Anders worden ze vadsig. 2016.