Aforisme 1019 2013 (uitgewerkt januari 2017)
Als links plotseling rechts zou
heten dan zou rechts zich van de weeromstuit links noemen. De mens lijkt een
antagonistisch wezen, zo verknocht lijkt hij aan tegenstellingen. Wat nog wat
anders is als tegenspraak; je zou tegenspraak vruchtbaar antagonisme kunnen
noemen.
Niet enkel antagonisme bepaalt de
toestand van de mensenwereld. In de tegenstrijdigheid zit het antagonistische
als het ware opgesloten en het laat de mens zien dat niet alles één kant opgaat
en dus ook zo te verstaan is. De paradox vertelt ons mensen iets over het
hachelijke van ons bestaan. Aan de volheid kleeft de leegte. In het meer zit
het mindere verborgen, in het Hogere het Lagere en omgekeerd. De stilte
schreeuwt en het zwijgen is oorverdovend. De eersten worden de laatsten, de
verliezers de winnaars. In de liefde verbergt zich de haat en in de vrolijkheid
de pijn.
Toch kan de mens niet zonder een
hier en een daar, een boven en een beneden, een nu en een straks. En ook de
ander is nu eenmaal de ander.
In de ander herkennen wij
vagelijk ons niet-ik. De ander is daar, ik ben blijkbaar hier. En de ander is
op zijn beurt ook weer een Ik. De ander is in beginsel een vreemde. Een vreemde
kan mij bij wijze van spreken naderen maar ook zich weer van mij verwijderen.
Dat kan ik bij mijzelf niet behalve misschien in gedachten. Een vreemde kan mij
bedreigen of misschien ook niet. Of andersom. Wij weten niet alles op voorhand.
Met die ander moeten wij ons echter zien te verzoenen, wat altijd slechts
tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden lukt. En ook niet met iedereen.
Voorwaarden trouwens waarvan de mens zich niet altijd bewust is. Maar de mens
hoeft zich niet ergens van bewust te zijn om er door bepaald te zijn. In die
zin voltrekt zich het een en ander ook buiten hem om.
Alles is voorwaardelijk wat de
mens aangaat. Hier geldt dus, of hij dit nu vergeten of negeren wil of niet.
Alles heeft dus ook consequenties al zal de mens ook die niet altijd willen of
kunnen beseffen. Zeker zodra hij betrokken raakt op zijn handeling of
opvatting. Blindheid past bij het menselijk handelen. Wie kan handelen en
tegelijkertijd dat handelen betwijfelen?
Melancholisch als de mens ten
diepste is, zal vroeg of laat de sluimerende kracht van het onvervulde de mens
weer rusteloos maken. Van stabiele verzoening zal dus ook om die reden al nooit
sprake zijn. Noch met zichzelf noch met een ander. En nog minder met heel veel
anderen, al helemaal omdat zoiets onvoorstelbaar is. Met heel veel anderen
wordt verzoening bij wijze van spreken iets heel abstracts, wat niet wegneemt
dat mensen met elkaar een modus moeten zien te vinden om ‘met elkaar’ in het
aardse te verblijven. Maar mensen verblijven niet op de aarde maar binnen het omheinde dat zij zich verschaffen zodat
zij zich niet in het oneindige hoeven te verliezen. Want in het oneindige kan
de mens niet leven. Geen enkel mens.
Instabiliteit is een kenmerk van
de mens. Niets grijpt precies op elkaar in wat de mensen betreft. De wereld van
de mens is fundamenteel onevenwichtig; er is altijd een soort ten koste van. Het broeit altijd bij de
mens, daar binnen in hem. Opstand is één van de manieren waarop de mens, hij of
zij, probeert een situatie te herstellen of naar zijn hand te zetten. Niets is
immers oneindig rek- en plooibaar. Trouwens ook niet na een opstand alhoewel
een opstand dat wel lijkt te suggereren. De mogelijkheden lijken dan eindeloos.
Los daarvan zijn de menselijke
posities, sentimenten, voorstellingen en gevoelens altijd ongelijk en
onevenredig verdeeld. Alles wat de mens trouwens betreft is asymmetrisch
verdeeld en het gaat er dus om die asymmetrie binnen de perken te houden zodat
mensen haar kunnen accepteren. Daar ligt ook de opdracht van de politiek.
Rusteloos als de mens is met het
oog op zijn vermoede tekort moet hij altijd op pad maar hij verandert daarmee
de situatie zoals die er op dat moment was, al kun je dat zo eigenlijk niet
zeggen omdat situaties voortdurend veranderen als gevolg van het handelen van
de mens. In die zin is de wereld een en al beweging.
Er zijn mensen die er het liefst
een algemeen geldende tekortadministratie op na zouden willen houden, maar dat
is niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk omdat dat de totalitaire
heersersneigingen van die mensen zou aanwakkeren en het menselijk leven tot een
boekhoudkundig en onderworpen iets zou maken. En bovenal is het onmogelijk alle
denkbare verschillen tussen mensen blijvend te verevenen. De mens moet het
altijd zien te rooien met het voorlopige en het gebrekkige. Maar hoe, dat
blijft altijd de vraag. En ook daar ligt een opdracht van de politiek.
De hedendaagse turbulente
samenlevingen versterken om allerlei redenen die onderhuidse onrust. De
omloopsnelheid van zo’n beetje alles is groter geworden, zoveel groter dat
zelfs de mensen dat niet meer aankunnen al lijken sommigen ook dat,
oppervlakkig gezien, niet te merken. Ook hier merkt de ene mens pas iets
wanneer het voor de ander al te laat is. Mensen, in het kielzog van hun
opvattingen en handelen meegezogen, zijn zich niet altijd bewust van de eigen dynamiek
van dat handelen. Soms kun je zo iets alleen indirect merken. Bijvoorbeeld aan
het feit dat mensen het belang van hun handelen blijven herhalen. Om dat weer
echter te merken zul je afstand moeten nemen. Dat is echter niet een ieder
gegeven, betrokken als de mensen zich nu eenmaal voelen bij het leven dat aan
hen voorbijtrekt en hen als het ware opslokt.
Wij mensen liggen permanent op de
loer al zijn er momenten in de menselijke beschavingen waarop de mens meent het
hier helemaal zonder te kunnen. Dit komt die beschavingen duur te staan.
Harmonieuze uniformiteit met willekeurig wie, is een sprookje. Zwakte, sterkte,
nadering, afzondering, afwijzing of acceptatie, herkenning, herinnering en
hunkering zijn eerder kenmerken van de menselijke soort. De inwerking van al
die eigenschappen op elkaar geeft spanningen, al verkiezen sommigen om ook die
te negeren. Elke tijd kent een eigen en selectieve manier van winkelen in het
rijke palet van de menselijke aard. Dan viert agressie hoogtij, dan weer
liefde. Dan weer toenadering, dan weer afzondering. Nu egoïsme, straks altruïsme. Een samenleving is ook de arena
waarin al deze eigenschappen met elkaar strijd leveren.
Echter, alle eigenschappen wonen op wel de een of andere manier bij elkaar in.
Maar al die aan de mensen toegedichte eigenschappen vermommen zich als voorstellingen die de mens van zichzelf en de ander heeft of koestert. Ook ontkenning hoort bij die eigenschappen. Maar niet vergeten moet worden dat eigenschappen en voorstellingen vaak een verborgen leven in de mens leiden. Hij zou ook niet kunnen leven als hij zich voortdurend van zijn eigen wel en wee bewust was. Vergeten lijkt dus ook een eigenschap van de mens te zijn.
Echter, alle eigenschappen wonen op wel de een of andere manier bij elkaar in.
Maar al die aan de mensen toegedichte eigenschappen vermommen zich als voorstellingen die de mens van zichzelf en de ander heeft of koestert. Ook ontkenning hoort bij die eigenschappen. Maar niet vergeten moet worden dat eigenschappen en voorstellingen vaak een verborgen leven in de mens leiden. Hij zou ook niet kunnen leven als hij zich voortdurend van zijn eigen wel en wee bewust was. Vergeten lijkt dus ook een eigenschap van de mens te zijn.
Ontkenning is een veel gebruikt
maar hachelijk verdedigingsmechanisme. Mensen maken graag iets mooier dan het
is of ontkennen juist het minder mooie. Ons lijfsbehoud staat echter voorop.
Slechts schoorvoetend geeft de mens dit toe. Uit publicitaire overwegingen
kweken we altruïstische illusies, soms ook omdat we anders bang zijn dat we
elkaar voortdurend naar het leven zullen staan. De lach is het baken van deze
ingekuilde agressie. De lach tegenwoordig is vooral een bevroren lach,
geprofessionaliseerd en nauwelijks nog een lach die spontaan van binnenuit
opwelt en die zich herkend en ingebed weet in de warmte van het elkaar verstaan
binnen een als natuurlijk ervaren omgeving. Er bestaan trouwens nog slechts van
elkaar onderscheiden antagonstische omgevingen en die lijken in aantal toe te
nemen. Ondanks een toegenomen regelmacht, de drang tot centralisering en alle
mooie woorden. En ook dat is een soort paradox.
Mensen herkennen bij elkaar
voornamelijk nog uiterlijkheden. Het diepere is verdacht geworden doordat het
besmet is geraakt of naar de oppervlakte is gedreven. Toch bestaat er nog wel
zoiets als toegenegenheid. Echter, zolang de mens blijft geloven in een
onvoorwaardelijke en onbegrensde liefde, of in het onbegrensde pur sang, zal zijn handelen een of
andere vorm van geweld produceren omdat hij zich nu eenmaal te weinig rekenschap
zal geven van de voorwaardelijkheid van dat handelen. En dat produceert weer
onrecht maar doorgaans niet perse bij diegenen of bij datgene aan wie
of aan wat een mens nu direct recht wilde doen; er is dus altijd een andere
ander, er is altijd het andere andere. Een mens ziet al snel iets over het
hoofd.