BLOG 27 Noli me tangere
Jong
was ik nog en ik woonde in Delft bij mijn ouders. Alle zeven kinderen waren
inmiddels aan zichzelf en aan de wereld prijsgegeven. Zeven. Dit getal
waarachter een eenvoudige vermenigvuldiging van het vlees schuilging, drong tot
in mijn jonge hersens door. ''Leidt deze vermenigvuldiging indien ze zich
doorzet niet tot wereldwijde problemen?'', vroeg ik mijn vader. Het was pas
later dat ik hoorde van de naoorlogse geboortegolf waardoor het besef terrein
won dat Nederland vol raakte. Er ontstond zoiets als een emigratiepolitiek. Ook
ik had drie ooms die in Canada hun geluk gingen beproeven. Ze zijn er gebleven
en hebben ook daar weer kinderen verwekt en die hebben ook weer kinderen
verwekt. Maar tot een blijvende bespiegeling over de mens en zijn ruimte heeft
deze bevolkingsdruk, voorzover ik mij herinner, niet geleid. Behalve dan dat na
het verschijnen van het rapport van de club van Rome in Nederland de commissie
Muntendam (Muntendam was een PvdA'er) over bevolkingsvraagstukken is
geïnstalleerd. Haar kritische en bezorgde rapport kwam in 1977 uit maar heeft
het denken over demografie en migratie niet wezenlijk gestimuleerd. En de
praxis trouwens ook niet echt, gezien al het feit dat de verdediging van de
immigratie onverdroten verder ging, ja zelfs toenam, en kritiek tot op de dag
van vandaag veelvuldig de mond gesnoerd is. Dat is allemaal vreemd in een
landje dat in de jaren zestig en zeventig al tot de dichtst bevolkte gebieden
gerekend werd en waarover nog steeds zoveel mensen zeggen dat het inderdaad wel
een klein vol landje is.
Overigens, mijn vader werd wat narrig en zei me dat als het me niet zinde, ik maar naar Australië moest vertrekken. Het was misschien het eerste van een lange reeks stupide antwoorden op relevante vragen dat me is bijgebleven.
Toevallig begon ook in de jaren zestig (of eigenlijk de jaren vijftig al) de Nederlandse immigratiepolitiek of zoals dat wat minder dreigend genoemd werd, het toelatingsbeleid. Want een dergelijke formulering verhield zich natuurlijk beter met allerlei verheven economische, humanitaire en politieke doelstellingen en sloot beter aan bij het immer aanwezige leed van de bedreigde mens waar dan ook, dat tot een onbeperkte gastvrijheid zou moeten nopen. Deze politiek, het zij nog eens herhaald, nam min of meer een aanvang in de jaren dat ons land als vol beschouwd werd! Iets is hier in de beleving van politici en burgers grondig veranderd. Zeker bij de PvdA die immers als politieke partij de voorzitter voor de bevolkingscommissie geleverd had en en zich aanvankelijk ook nog wel eens haar zorgen uitte. Heeft men de mens, de individuele mens, ontdekt en de optelsom uit het oog verloren? Heeft men het oog misschien laten vallen op een nieuwe te emanciperen categorie? Heeft het begrip gastvrijheid zich ineens voorgoed in de hoofden genesteld en daar een verblindend licht veroorzaakt? Heeft men langzaamaan elke voorzichtigheid laten varen op de golven van de vrolijke jaren zestig en heeft de idee postgevat dat de bomen ook hier tot ver voorbij de hemel konden blijven doorgroeien?
Overigens, mijn vader werd wat narrig en zei me dat als het me niet zinde, ik maar naar Australië moest vertrekken. Het was misschien het eerste van een lange reeks stupide antwoorden op relevante vragen dat me is bijgebleven.
Toevallig begon ook in de jaren zestig (of eigenlijk de jaren vijftig al) de Nederlandse immigratiepolitiek of zoals dat wat minder dreigend genoemd werd, het toelatingsbeleid. Want een dergelijke formulering verhield zich natuurlijk beter met allerlei verheven economische, humanitaire en politieke doelstellingen en sloot beter aan bij het immer aanwezige leed van de bedreigde mens waar dan ook, dat tot een onbeperkte gastvrijheid zou moeten nopen. Deze politiek, het zij nog eens herhaald, nam min of meer een aanvang in de jaren dat ons land als vol beschouwd werd! Iets is hier in de beleving van politici en burgers grondig veranderd. Zeker bij de PvdA die immers als politieke partij de voorzitter voor de bevolkingscommissie geleverd had en en zich aanvankelijk ook nog wel eens haar zorgen uitte. Heeft men de mens, de individuele mens, ontdekt en de optelsom uit het oog verloren? Heeft men het oog misschien laten vallen op een nieuwe te emanciperen categorie? Heeft het begrip gastvrijheid zich ineens voorgoed in de hoofden genesteld en daar een verblindend licht veroorzaakt? Heeft men langzaamaan elke voorzichtigheid laten varen op de golven van de vrolijke jaren zestig en heeft de idee postgevat dat de bomen ook hier tot ver voorbij de hemel konden blijven doorgroeien?
Deze
merkwaardige veranderingen golden overigens niet alleen de PvdA of de PPR. De
eerste gastarbeiders, onderdeel van de verschillende hier op den duur
toegelaten cohorten immigranten, werden niet geworven uit menslievendheid maar
om in ondernemingen tewerkgesteld te worden. Hier golden de markt en de
productie als vanzelfsprekend en dominant. De politiek was hierin volgend en
faciliterend. En de Nederlanders werd in de jaren zestig luiheid aangewreven.
Zo ging dat. De lonen van de gastarbeiders waren verhoudingsgewijs laag en de
gevolgen werden op den duur op de samenleving afgewenteld. Zo gaat dat trouwens
weer. En men kiest doorgaans de gemakkelijkste route. Ook als je toenmalige
reacties leest vanuit de christelijke zijde, kon je merken dat men daar nog
niet erg doordrongen was van het sluipende probleem van een groeiende
wereldbevolking die het fysieke en geestelijk leven op deze planeet ernstig zou
dreigen te verstoren. Men moest het probleem hier te lande maar via beperking
van de immigratie zien te tackelen. Maar de bezorgdheid van Malthus over het
uiteenlopen van voedselvoorraden en bevolkingsaantallen - ogenschijnlijk voor
velen het enig belangrijke aan de demografische kwestie leek (althans
voorlopig!) door de feiten gelogenstraft dus dat probleem bestond blijkbaar
niet meer.
Ik
was mij blijkbaar wel bewust van dit sluipende probleem doch om mij heen heb ik
mijn leven lang weinig van zo'n demografisch besef gemerkt, noch bij mijn
familie, amper in vrienden- of kennissenkring, amper bij kunstenaars, niet bij
politiek Links, niet bij 'Rechts' en zeker niet bij de kerken. De mens lijkt
zijn eigen dominantie vanzelfsprekend te vinden en zijn vanzelfsprekendheid is
dominant.
Inmiddels
zijn we tientallen jaren verder, tientallen jaren ook na de
Afrikaanderpleinrellen in 1972 waar lokale Nederlanders hun misnoegen kenbaar
maakten over de gevolgen van de gastarbeiderspolitiek in hun wijk. Het begin
ook van een wijdverbreide miskenning van de problematiek, die zoals we nu
kunnen weten geleid heeft tot miljoenen extra mensen, tot culturele problemen,
tot aanzienlijke financiële problemen, tot veiligheidsproblemen, tot vervuiling
in de steden maar ook tot een diep snijdend schisma binnen de autochtone
bevolking; een schisma voornamelijk teweeggebracht doordat mensen met negatieve
ervaringen, met zorgen en vragen tegenover al diegenen stonden die de problemen
maar bleven bagatelliseren of ontlopen en maar bleven verwijzen naar de
verrijking of naar wat dan ook en de critici trouwens ook nog eens hun kritiek
zelf begonnen te verwijten. Rondom de kwestie was een verduisteringsgordijn
neergelaten. Buiten dit gordijn stond een bordje opgesteld: Noli
me tangere. Raak de kwestie niet aan. Het betreft mensen!
Inmiddels
zijn veel vreemdelingen genaturaliseerd wat voor de legalistische voorstanders
de reden is geweest om nu van Nederlanders te spreken. Taal en statistieken
zijn ingezet om het probleem van de aantallen vreemdelingen binnen de
landsgrenzen te verdoezelen. Voor mij heeft dat argument van de naturalisatie
al vanaf een vroeg stadium weinig indruk gemaakt. Het verborg niet alleen de
vraag naar de noodzaak en de gevolgen van de immigratie maar ik kon maar niet
accepteren dat een staat zo gemakkelijk omsprong met de belangen van haar eigen
burgers door dat woordje 'eigen' voortdurend op te rekken, nooit in staat te
beseffen dat elk arrangement slechts binnen een bepaalde context geldig is.
Terwijl de legitimiteit van de staat ook nog eens niet bijster groot is, want
electoraal gezien bestaat er slechts een beperkte vrijheid van de burger die
het in beginsel moet doen met het bestaande electorale aanbod en het bestaande
systeem waar hij niet zo heel invloed op heeft. Je kunt meedoen of niet. Er
zijn niet meer smaken dan die gepresenteerd worden. Echter de politieke macht
koestert zich grotendeels nog steeds in haar mandaat.
Ook
nu er weer hordes vreemdelingen hier hun opwachting maken, zien we weer een
burgemeester die stelt dat de gemeenteraad een afspiegeling van de bevolking is
en dat die bevolking dus niet zo moet zeuren over besluiten van die raad en van
hem zelf, maar tegelijkertijd horen we een boze burger die zegt dat het
merendeel van de bevolking nu wel de PVV stemt. Dus ook in het licht van de beperktheid
van de electorale legitimiteit behoren aan de ethiek van het landsbestuur de
hoogst mogelijke eisen gesteld worden die verder gaat dan de vorige
verkiezingsuitslag. De toegang tot de landsruimte hoort hier nadrukkelijk bij.
Grond en mensen zijn de eerste ingrediënten van een land.
Me
dunkt dus dat vragen over de staat hier op zijn plaats zijn.... en hadden
moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de politiek en de manier waarop van daaruit
met de kritiek omgesprongen is. Maar de immigratiekwestie verbergt nog veel
meer.
Aan
de oppervlakte spelen natuurlijk de gebruikelijke argumenten. Het
ondernemersbelang pleit haast van nature voor een onbelemmerde aantrekking en
afstoting van arbeid (en kapitaal!). Hier is niet in de eerste plaats sprake
van een nationaal en behoedzaam perspectief. Maar dit internationalistische
elan beperkt zich niet slechts tot de ondernemers. Vanuit de zijde van
christelijk Nederland en politiek Links doemt sinds de jaren zeventig altijd
weer de noodzaak tot onbegrensde gastvrijheid en solidariteit op. Nu is een
begrip als gastvrijheid vanuit haar wezen onbepaald en dus onbegrensd maar waar
het gepraktizeerd moet worden komt men in verhouding te staan met 'anderen',
met andere burgers dus, met hun belangen, hun leefsituaties, hun toekomst en
met hun vragen. Dit is, zachtjes gezegd, onvoldoende gehonoreerd. Met
piepkleine uitzonderingen, maar nooit volmondig!
Met dat ondernemersbelang speelde ook altijd het heilige dogma van de economische groei mee, dat met de immigratiepolitiek de idee van de onbegrensdheid deelt. Je merkt dan ook dat pleitbezorgers van de onbeperkte toename nooit spreken over behoedzaamheid, amper over bestaande beperkingen laat staan over de problematische gevolgen. Hoogstens bewijzen zij daar even lippendienst aan om daarna weer snel over te gaan tot de economische of humanitaire orde van de dag.
Naast het dogma van de economische groei en de onbegrensde gastvrijheid stuiten we hier ook op het grenzenloze kosmopolitisme, vooral een speeltje van de 'well to do' die hierin een bevrijding zien van de enge landsgrenzen waarbinnen overigens niet weinigen van hen zich een aardig afgeschermd plaatsje hebben weten te veroveren. De Europese Unie met haar supra-nationale grootspraak heeft een enorme stimulans geboden aan dergelijke gedachten die op lokale niveau's tot congestie en spanningen hebben geleid en dat nog steeds doen. En die haast als vanzelfsprekend weer gebatelliseerd zijn en worden. Het behelst immers de toekomst. En de toekomst is de toekomst die in de maak is. En die maken wij voor u. Immigratiepolitiek lijkt autoritaire vormen van bestuur in de hand gewerkt te hebben.
Met dat ondernemersbelang speelde ook altijd het heilige dogma van de economische groei mee, dat met de immigratiepolitiek de idee van de onbegrensdheid deelt. Je merkt dan ook dat pleitbezorgers van de onbeperkte toename nooit spreken over behoedzaamheid, amper over bestaande beperkingen laat staan over de problematische gevolgen. Hoogstens bewijzen zij daar even lippendienst aan om daarna weer snel over te gaan tot de economische of humanitaire orde van de dag.
Naast het dogma van de economische groei en de onbegrensde gastvrijheid stuiten we hier ook op het grenzenloze kosmopolitisme, vooral een speeltje van de 'well to do' die hierin een bevrijding zien van de enge landsgrenzen waarbinnen overigens niet weinigen van hen zich een aardig afgeschermd plaatsje hebben weten te veroveren. De Europese Unie met haar supra-nationale grootspraak heeft een enorme stimulans geboden aan dergelijke gedachten die op lokale niveau's tot congestie en spanningen hebben geleid en dat nog steeds doen. En die haast als vanzelfsprekend weer gebatelliseerd zijn en worden. Het behelst immers de toekomst. En de toekomst is de toekomst die in de maak is. En die maken wij voor u. Immigratiepolitiek lijkt autoritaire vormen van bestuur in de hand gewerkt te hebben.
Achter
de grote doelen en de ferme uitspraken liggen echter vele facetten verscholen
die de immigratiepolitiek en de standpunten hierin, gevoed hebben. Waar
(zoveel) mensen toegelaten worden, kunnen we stellen dat deze facetten het
gehele palet van het menselijk leven bestrijken. Hetzelfde geldt overigens voor
de gevolgen van de gevoerde politiek. Deze betreffen alle domeinen van het
leven en van het samenleven, zoals we inmiddels wel hebben kunnen zien. Ten
goede en ten kwade.
Niettegenstaande
de veelheid van bepalende factoren doe ik toch een poging hier enig licht op te
werpen. De Duitse filosofe Hannah Arendt zegt in haar boek 'Denken' dat denken
het onzichtbare betreft. Veel factoren zijn in dit geval in zoverre
onzichtbaar, dat ze niet direct fysiek aanwezig lijken te zijn, maar existeren
in het denken, het denken aan, de voorstellingen die men heeft of in het zwijgen.
Maar al die factoren liggen wel degelijk ten grondslag aan de uitspraken die
gedaan worden, aan de besluiten die genomen worden of aan al datgene waarover
gezwegen wordt. Mensen stellen zich altijd iets voor. Op welk niveau dan ook.
Bovendien is het zo dat het ene het andere impliceert. Als je vindt dat burgers
niet tussentijds, gedurende het kiezersmandaat, moeten klagen, dan heb je toch
een soort opvatting over het functioneren van het kiesstelsel. Als je vindt dat
we blijvend vreemdelingen moeten toelaten dan hoor je een besef te hebben van
dat 'wij' maar ook van de opnamecapaciteit. Je
spreekt dat uit of... je zwijgt daarover! Als je zegt dat 'het' allemaal
wel meevalt, dan hoor ik toch graag wat meer reflectie over dat 'meevallen',
want zoiets zeggen impliceert wel iets. Ook de verdediging van de markt maakt
gebruik van veronderstellingen of postulaten. De rationeel denkende homo
economicus is er één van. Alles dus wat mensen denken, doen of laten maakt
onderdeel uit van een voorstellingswereld of ze dat nu verzwijgen of niet en of
zij zich daarvan nu bewust zijn of niet.
Hieronder
een aantal factoren, variabelen of accenten die het gedrag inzake de immigratie
op meer subtiele wijze beïnvloeden of beïnvloed hebben. Of er de voorwaarden
van zijn of zijn geweest al zijn deze niet nadrukkelijk aan de orde
gesteld. Deze facetten spelen wel
mee. Als iemand stelt dat er genoeg ruimte is, dan zegt hij eigenlijk dat er nog
genoeg ruimte is. Hij zegt dat niet maar de opmerking impliceert dat. We zien
dat hier het taalgebruik een rol speelt in de voorstellingswereld van de mens.
Hetzelfde geldt voor andere factoren. Vandaar het belang om gedachten te
expliciteren. Vandaar ook dat velen dat juist niet doen. Het brengt immers hun heilige
opvattingen in gevaar.
Onderstaande
opsomming is per definitie onvolledig en ze is in zekere zin ook speculatief,
aangezien het ten eerste maar de vraag is of mensen zelf inzicht in hun gedrag
hebben en in de tweede plaats omdat de meesten van hen een dergelijk inzicht
nooit zullen toegeven of meedelen. Tot een zinvol gesprek komt het dan ook
meestal niet. Nog erger, ik heb het vermoeden dat mensen sinds de Verlichting
nu pas eerst menen dat hun beweringen dezelfde status hebben als wat zij als
hun denken beschouwen. Men zegt immers ook ''Ik denk dat....'', suggererend dat er een zweem van rationaliteit
over hen hangt. Gelet op het feit van de armoede van de gesprekken van de
afgelopen decennia, moet ik dat echter ernstig betwijfelen. Productieve twijfel
komt zelden voor, zeker waar het ethiek of economisch belang betreft. En als er
iets ontspoort dan rukt de 'brandweer' uit om het brandje te blussen in plaats
dat men naar de bronnen probeert te gaan. Nee, eerder het omgekeerde gebeurt,
men beschuldigt diegenen die een probleem aankaarten. Deze praktijk duurt al
tientallen jaren. Je komt deze praktijk ook weer tegen in het boek 'Enkele reis
Nederland' uitgegeven door Elsevier. Er is een taboe rond de kwestie opgetrokken
die zijn weerga niet kent al is de tegenstand overal in Europa gegroeid. Onderstaande
reeks heeft dan ook niet als opzet om de zogenaamde discussie vlot te trekken.
Die heeft in eigenlijke zin nooit plaatsgevonden en ik vermoed ook niet dat de
protagionisten van de immigratie ooit van plan zijn zichzelf vlot te trekken. Immigratievoorstanders
lijken ook op lijders aan het Stockholm-syndroom waarbij een gijzelaar sympathie
opvat voor de gijzelnemer die immers voedsel geeft aan zijn behoefte om maar aardig
te zijn. Elke immigrant, meer nog dan elke buitenlander, werkt als een
bevestiging van zijn aardigheid. Pas wanneer de vloedgolf tegen de eigen
drempel klotst, staat men misschien op, maar de vraag is of die reactie dan een
waarachtige genoemd kan worden. Ik heb daar zo mijn twijfels over.
Ik
beperk mijn commentaar tot een korte bespreking van de aangehaalde punten.
1. De
kwestie van de legitimiteit.
Hoe
en tot hoever kan de democratische legitimiteit gedacht worden? Kan de stem van
de burger als vrije wilsbeschikking gezien worden binnen een historisch
neutrale electorale context? Dus, hoe legitiem is legitiem? Kan of behoort de
staat buiten de politiek om bekritiseerd worden? Zijn er gronden voor vanuit de
politiek-electorale beperkingen? Om het anders te formuleren: is de staat
gedispenseerd door het uitbrengen van een stem? Scheldt die stem als het ware
de verantwoordelijkheid van de staat kwijt en brengt die de
verantwoordelijkheidsvraag slechts terug naar een volgende stemronde? Laten
burgers zich beetnemen door de aanname van de legitimiteit van de staat die via
de politieke keuze tot stand komt? In hoeverre is hier sprake van een
gezamenlijk spel waarbij de niet deelnemers verstoken horen te worden van
gerechtigde kritiek? Dit wordt nogal eens beweerd. Als je niet stemt moet je
ook je mond houden. Maar dan zal men toch een beeld van het politiek bedrijf
moeten hebben dat verder gaat dan die ene opmerking. Anders kun je alles wel
beweren. Meestal blijkt dat politiek als een spel wordt gecelebreerd waar
iedere burger min of meer verplicht aan mee behoort te doen omdat hij anders
zichzelf buiten de orde plaatst. Althans, dit blijkt meestal de opvatting van
kiezers te zijn en verder denken zij niet. Trouw en gehoorzaamheid aan de staat
omdat zij denken dat die door middel van hun stem voldoende is geborgd maakt
van mensen gedweeë burgers.
2. De
kwestie van de zelfbeschikking.
Deze
kwestie is gerelateerd aan het vraagstuk van de legitimiteit. Wat is het
probleem van de zelfbeschikking in relatie tot de ontwikkeling van zogenaamde
democratische besluitvormingsprocessen en de hieruit resulterende instituties?
Resulteert een indirecte vertegenwoordiging niet juist in een afbrokkeling van
de zelfbeschikking van de burger en zijn directe leefomgeving? Hoe kunnen we
denken over de andere opties? Als we bijvoorbeeld zeker zouden weten dat er
nooit een andere optie van adequate vertegenwoordiging kan functioneren, dan
zouden we kunnen beseffen dat wat we hebben het enig mogelijke is. Wat we wel
vaak kunnen zien of vermoeden is dat de immigratiepolitiek juist heeft kunnen
voortwoekeren omdat er voldoende burgers waren die vertrouwden op de
legitimiteit of kundigheid van de staat en van de politiek terwijl diezelfde
politiek of diezelfde staat andermans situatie aantastte. Zelfbeschikking is nu
juist aangetast om een al te ontwrichtende invloed van het volk te weerstaan en
het volk tegelijkertijd een 'stem' te geven. Dit is een paradox van
democratische systemen die een indirecte representatie kennen met politieke
partijen als 'tussenpersonen'.
3.
Voorstellingsvermogen.
Een
land reikt altijd zover als het voorstellingsvermogen van de burger reikt. Wat
is nu de reikwijdte van het voorstellingsvermogen van burgers in elkaars
omstandigheden? Welk is hun inlevingsvermogen? Welk is het
voorstellingsvermogen in algemene zin van burgers? Mijn indruk is dat velen een
zeer eenvoudig voorstellings- en inlevingsvermogen hebben. Zeker in een
turbulente tijd waarin de kracht van het argumenten gelden, die in de plaats
van het inlevingsvermogen gekomen lijken te zijn. Maar argumenten zijn vreemde
dingen en bevinden zich soms ver weg van de alledaagse leefomgeving van
burgers. Ze zweven gedeeltelijk boven de realiteit. Dat die argumentatiecultuur
tot reflectie leidt is nog maar de vraag. Zo ben ik bijvoorbeeld nooit een
bezinning tegengekomen over de gevolgen van een massale immigratie op de
beschikbare natuur. Dat al geeft te denken, zou ik zeggen. Misschien dat
argumenten of beweringen die men zich als argumenten voorstelt, het inlevings-
en voorstellingsvermogen juist afbreken omdat men zo met de verdediging in de
weer is. Zijn mensen consumenten van hun eigen beweringen geworden? Ik heb de
afgelopen decennia sterk de indruk gekregen.
4.
Het probleem van de afstand.
Hier
speelt de relatieve afstand tussen burgers (financieel en geografisch) een rol
maar ook de afstand die opgeroepen wordt door het democratische stelsel. Zie
punt 2. Zij die bijvoorbeeld stemmen, stemmen op een partij 'ergens anders' die
weer de situatie van burgers 'ergens anders' beïnvloedt. Iemand, woonachtig in
een rustig dorp in Drente (alhoewel onder druk alles op den duur vloeibaar
wordt) kan gemakkelijk voor een toelatingspolitiek zijn waarvan hij kan
vermoeden dat de daaruitvolgende aanwas niet direct zijn directe woonomgeving
zal binnenstromen. Inmiddels zien we de onrust in de periferie toenemen omdat ook
daar nu de druk toeneemt. De vraag is hoe die verschillen in positie zich
verhouden tot de politieke argumentaties die gehanteerd worden? Kan men wel
waarachtig argumenteren als men zelf buiten schot blijft of denkt te blijven? Met dit vraagstuk houdt de vraag samen in
hoeverre de westerse mens geïndividualiseerd is geraakt en hij zijn
betrokkenheid slechts kenbaar maakt vanuit zijn gemis zich een samenleving voor
te stellen. Dit geldt zowel voor een ondernemer, een politicus of ambtenaar
als een burger. Juist die frictie lijkt me een onderliggend kenmerk van het
voortsudderen en ontsporen van de immigratiepolitiek.
4.
Schaal.
Elke
samenleving heeft te maken met de mate waarin iets speelt. Alles is gradueel.
Dit geldt ook voor het aantal toegelaten immigranten. Hier speelt weer het
voorstellingsvermogen van burgers een rol maar ook hun bewustzijn voor ruimte
en tijd. En niet te vergeten: kan of durft men nog in verhoudingen te denken?
Zo heb ik vaak de indruk dat natuur natuur is en immigratie immigratie. Men
verbindt die twee zaken nauwelijks en doet daar zeer laconiek over of men
verbindt alleen die zaken die in de eigen kraam te pas komen. Dat houdt in, zoals ik al eerder stelde,
dat er op de achtergrond wel degelijk een beeld van die beïnvloeding bestaat.
Al is dit een beeld dat men niet ter sprake brengt! In dit licht is het niet zo
vreemd dat het zogenaamde 'vol is vol' – debat is gestrand? Er werd vooral
direkt geageerd tegen de schanddalige vertolkers van deze slogan en daarmee was
de kous af. Veel mensen maakten trouwens van die volte niet zo'n punt, praatten
er niet over en hadden geen besef dat vol, nog
niet vol impliceerde. Het heeft misschien ook met de cultuur van de
maakbaarheid te maken die langzamerhand ontstaan is uit het op grote schaal in
cultuur brengen van land. Daarnaast is een land voor de ethisch 'hoogstaanden'
schier eindeloos. Dit in tegenstelling tot het huis dat men bewoont en de directe
omgeving waarin men leeft. 'Moraliteit' en nuchtere reflectie verhouden zich
slecht tot elkaar. Het probleem is echter hoe je met elkaar sprekend verder
komt als je met mensen aan tafel zit die dit volumeprobleem niet willen zien of
niet willen aankaarten. Kun je, zo is de vraag, slechts met gelijken van geest
overleg plegen? En is de rest niet gewoon een potje duwen en trekken?
5.
Aanwezigheid.
Ze
zijn er nu eenmaal, hoor je nogal eens.
Als argument in de immigratiekwestie volstrekt misplaatst. Stel dat de staat vannacht een miljoen mensen toelaat, dat zou dat argument de morgen erna ook geldig moeten zijn. Je kunt er geen beoordeling van de immigratiepolitiek op funderen. Temeer daar het aanwezigheidsargument een argument achteraf is.
Als argument in de immigratiekwestie volstrekt misplaatst. Stel dat de staat vannacht een miljoen mensen toelaat, dat zou dat argument de morgen erna ook geldig moeten zijn. Je kunt er geen beoordeling van de immigratiepolitiek op funderen. Temeer daar het aanwezigheidsargument een argument achteraf is.
6.
Kwaliteit.
Hier
speelt het begrip van het kwalitatieve en het passende want iets dat van een
geheel andere kwaliteit is, bijvoorbeeld cultureel gezien, is misschien in een
bestaande situatie moeilijk in te passen. Culturen zijn historisch gegroeide en
groeiende 'situaties' waarin men ingebed is. Alles heeft een bepaalde plaats.
Het feit dat culturen met de tijd veranderen houdt nog niet in dat elke
'gewenste' verandering aanspraak kan maken op een noodzakelijkheid. Niet alles
kan omdat men, filosofisch sprekend, stelt dat alles nu eenmaal verandert. De
mens neemt besluiten en handelt en waar deze besluiten en handelingen ingrijpen
op de ander speelt de kwestie van de verantwoordelijkheid want men treedt dan
in een verhouding met de ander. Het lijkt me dan ook gevaarlijk uitsluitend te
verwijzen naar het leed, naar de markt, naar de economische groei, naar de
vergrijzing etc. Dergelijke verwijzingen die als dogma functioneren,
versluieren de noodzaak van een nadenken over verantwoordelijkheid of over de
historiciteit van sommige problemen.
Bij het kwaliteitsbegrip speelt natuurlijk ook de vraag of men kwaliteitsverschillen nog wel kan of wil onderscheiden! Ook dat lijkt een fuik waarin de verwesterde mens terechtgekomen is, al blijkt al uit de verdediging van de toelating dat men juist wel een normatieve waardering koestert, al is het stilzwijgend. Hier openbaart zich een paradox: men ziet een verschil tussen de situatie elders en hier maar ontzegt tegelijkertijd de burgers iets dergelijks te doen ten opzichte van de toegelatenen. Laat men dus zijn waardering uitspreken inclusief de offers die men zichzelf wenst te getroosten of die anderen maar horen te brengen! Daar merk ik doorgaans weinig van. Men houdt zich op de vlakte of gaat niet in op de geuite kritiek.
In een tijd waarin mensen er van alles aan doen verschillen uit te vlakken komt er natuurlijk weinig terecht van een rustige bezinning op dit probleem. Er zijn nogal wat mensen die in de waan verkeren dat alles en iedereen maar bij elkaar moet passen. Een gevaarlijke gedachte lijkt me. In potentie totalitair omdat men al snel geneigd is dat de ander op te dringen en bovendien blijkt dat waar zoveel verschillende etniciteiten naast elkaar moeten leven, de drang tot staatsregulering aanzienlijk is. Voorstanders van onbeperkte immigratie dwingen de ander nogal eens een kwaliteit op te dringen waarvan zij zelf verschoond wensen te blijven. Ook hier openbaart zich weer een paradox.
Bij het kwaliteitsbegrip speelt natuurlijk ook de vraag of men kwaliteitsverschillen nog wel kan of wil onderscheiden! Ook dat lijkt een fuik waarin de verwesterde mens terechtgekomen is, al blijkt al uit de verdediging van de toelating dat men juist wel een normatieve waardering koestert, al is het stilzwijgend. Hier openbaart zich een paradox: men ziet een verschil tussen de situatie elders en hier maar ontzegt tegelijkertijd de burgers iets dergelijks te doen ten opzichte van de toegelatenen. Laat men dus zijn waardering uitspreken inclusief de offers die men zichzelf wenst te getroosten of die anderen maar horen te brengen! Daar merk ik doorgaans weinig van. Men houdt zich op de vlakte of gaat niet in op de geuite kritiek.
In een tijd waarin mensen er van alles aan doen verschillen uit te vlakken komt er natuurlijk weinig terecht van een rustige bezinning op dit probleem. Er zijn nogal wat mensen die in de waan verkeren dat alles en iedereen maar bij elkaar moet passen. Een gevaarlijke gedachte lijkt me. In potentie totalitair omdat men al snel geneigd is dat de ander op te dringen en bovendien blijkt dat waar zoveel verschillende etniciteiten naast elkaar moeten leven, de drang tot staatsregulering aanzienlijk is. Voorstanders van onbeperkte immigratie dwingen de ander nogal eens een kwaliteit op te dringen waarvan zij zelf verschoond wensen te blijven. Ook hier openbaart zich weer een paradox.
7.
Eigenwaarde.
Dit
wordt snel vermengd met verderfelijk nationalisme, meestal zonder dat men zich
laat doordríngen van het vraagstuk van de eigenwaarde. Er wordt veel te
gemakkelijk gerefereerd aan de onderbuik zonder dat hier een enigzins
nauwgezette analyse aan voorafgaat. Eigenwaarde is een belangrijke maar minder
aan het licht tredende factor bij allerhande problemen. Af en toe laten mensen
zich hierover in pregnante bewoordingen uit maar dit wordt helaas door de
protagonisten naar de achtergrond verdrongen of gelijkgesteld met de onderbuik,
een zeer onduidelijk begrip dat trouwens ten onrechte slechts toebedeeld wordt
aan critici van de immigratie. Je hoorde ook iets van die aantasting van de
waardigheid terug bij het geval in Den Helder waarin een bejaarde vrouw maar
uit haar appartement in het verzorgingstehuis vertrekken moest en zelfmoord
pleegde. Ze schreef : ''Wij zijn mensen en geen bloempotten''.
8.
Tijd en ruimte.
Vol=Vol
was een slogan in de tijd van Janmaat; een krampachtige poging de zorgeloosheid
te weerstaan ten aanzien van de beschikbaarheid en leefbaarheid van de publieke
ruimte. Maar de Nederlandse europarlementariër Herman Verbeek van de PPR (!)
brieste '' Wat is vol?! Een blik erwten is vol!'' Het zijn dergelijke
opmerkingen die elk gesprek over ruimte zo goed als onmogelijk maken en de
sleutel ligt bij mensen als Verbeek. Ruimte is een fundamenteel maar
ongrijpbaar iets. Ik heb in mijn leven sterk de indruk gekregen dat mensen een
toeristisch gedrag ten aanzien van de ruimte ontwikkelden. Men ging er naar
toe, banjerde er door maar maakte het geen sluitstuk in hun bespiegelingen over
ermee samenhangende vraagstukken. Ik heb de indruk dat velen geen enkele notie
hebben van wat de ruimte doet of van de aantasting van de leefruimte. Ruimte is
beschikbaarheid lijken velen te denken. Men heeft ook weinig notie van de tijd.
Morgen zien we wel verder, zo is meestal de gedachte. Men schikt zich en
schijnt in een vacuüm te leven. Het besef van ruimte lijkt in dit land ook in
die zin veranderd dat men het vooral belangrijk vind om van A naar B te komen.
Dat besef is verstedelijkt zou je kunnen zeggen. Architecten zwengelen dat nog
eens aan door Nederland te bombarderen tot stadslandschap. Intussen wordt het
beslag op de ruimte groter, of plaatselijk groter, en het besef van ruimte als
noodzakelijke adem kleiner. Burgers transformeren tot gevangenen die hun eigen
cel als groot genoeg ervaren en menen dat dan ook maar voor de ander gelden
moet.
9.
Interesse in wat ons bindt.
Men
kan geen interesse betonen voor wat men samen heeft als men geen voorstellingsvermogen
in die richting heeft, als de verschillen te groot worden of als er weinig
wederkerigheid bestaat. Binding laat zich moeilijk kwantificeren alhoewel
mensen die altijd en eeuwig weer om bewijzen vragen dat heel graag zouden
willen. Dat hele idee van de bewijsvoering is trouwens een levensgroot probleem
omdat de protagonisten vaak de aard van de problemen ontkennen of als ze dat
niet doen dan nog de uitwerking ervan bij de slachtoffers ontkennen. Het leed
van de eigen bevolking interesseert hen gewoon niet. Maar ook het feit dat
iemand zich niet verbonden weet met naar binnen gehaalde moslims of met
Antillianen in het algemeen en er ook niet tussen wil wonen is voor hen dus
volstrekt ongeloofwaardig. Wen er maar, lijken ze te zeggen. Je kunt mensen
helaas maar in heel beperkte mate binding opdringen. Er kleeft iets sadistisch
aan dergelijke personen die hun liefde blijkbaar zo kundig weten te beperken.
Dit 'zich tussen de mensen' weten is afgekalfd in een geïndividualiseerde, gemoraliseerde en vermarkte 'samenleving' of is een 'product' geworden dat in een percentage uitgedrukt kan worden. Ook hier speelt het voorstellingsvermogen weer een rol. Wat stelt men zich nog voor, vraag ik mijzelf vaak. Een begrip als het algemeen belang, gekoppeld aan een gevoel van samenhang, ben ik gedurende mijn leven zo goed als niet tegengekomen in gesprekken, op fora, in de media of bij politici. Politici schijnen nogal eens te veronderstellen dat binding niet groeit uit of in bepaalde omstandigheden maar een product is als alle andere. Een fatale misvatting, lijkt me.
Dit 'zich tussen de mensen' weten is afgekalfd in een geïndividualiseerde, gemoraliseerde en vermarkte 'samenleving' of is een 'product' geworden dat in een percentage uitgedrukt kan worden. Ook hier speelt het voorstellingsvermogen weer een rol. Wat stelt men zich nog voor, vraag ik mijzelf vaak. Een begrip als het algemeen belang, gekoppeld aan een gevoel van samenhang, ben ik gedurende mijn leven zo goed als niet tegengekomen in gesprekken, op fora, in de media of bij politici. Politici schijnen nogal eens te veronderstellen dat binding niet groeit uit of in bepaalde omstandigheden maar een product is als alle andere. Een fatale misvatting, lijkt me.
10.
Interesse in onze habitat, onze leefomgeving.
Kun
je zeggen dat immigratieliefde en liefde voor de 'eigen' omgeving
communicerende vaten zijn? Daalt, waar het ene toeneemt, het andere? Of gaat
het er aan vooraf? Zijn mensen nog verbonden met hun 'omgeving' of is die
vooral functioneel geworden? Of abstract? Kunnen we de westerse geschiedenis
beschouwen als een ontwortelingsgeschiedenis? Ik heb gedurende mijn leven
weinig aandacht of reflectie vernomen over onze habitat of biotoop. Er lijkt
een soort en-en besef ontstaan. Immigratie lijkt geen deel van de zorg om onze
omgeving uit te maken. Habitat is beleid en geen onlosmakelijk onderdeel van
ons leven. Dit gebrek aan aandacht betreft ook demografische vraagstukken.
Waarschijnlijk kon de massa-immigratie niet zomaar ontstaan. Als er een levend
interesse in ons gemeenschappelijke habitat was geweest dan had deze
vermoedelijk nooit zo'n vlucht genomen. En gaat de mens eenmaal op weg, dan
vervolgt hij deze tot het bittere eind, zeker zolang hij niet het besef heeft
dat het hem zelf in hoge mate raakt.
11.
Welzijn van mens en staat.
Met
het toegenomen korte termijn denken is het welzijn van de mens, de mens en zijn
historisch gegroeide omgeving, als nastrevenswaardige factor afgenomen. Alles
bestaat slechts nu, op dit moment. Ook de staat heeft hieronder te lijden zoals
je al merkt wanneer burgers laconiek doen over de staatsschuld. In een
consumerende en concurrerende samenleving is er weinig bezinning op de bindende
factoren in een samenleving. Men denkt niet meer relationeel of causaal doch
reageert vooral op prikkels. Het leven is reflexmatig geworden in plaats dat
het wat meer reflectief zou moeten zijn.
Als reactie op de gedachte dat de staat verantwoordelijk gesteld wordt voor al het slechte dat de immigratiepolitiek gebracht heeft zie je nu weer een tegenbeweging, soms met dezelfde rigiditeit als die bij haar opponent te vinden is. Zo zwaait de pendule heen en weer.
Als reactie op de gedachte dat de staat verantwoordelijk gesteld wordt voor al het slechte dat de immigratiepolitiek gebracht heeft zie je nu weer een tegenbeweging, soms met dezelfde rigiditeit als die bij haar opponent te vinden is. Zo zwaait de pendule heen en weer.
12.
Immuniteit.
Met
de toegenomen techniek, welvaart, massalisering en individualisering is de
indruk ontstaan dat het land, het volk of wat dan ook, immuun geworden zijn
voor gevolgen van wat de mens onderneemt. Wat zegt dit over de sensiviteit van
de mens ten aanzien van dat wat hem omringt? Voelt hij zich immuun geworden? Vervreemd?
Aan gene zijde van de feiten? Ik heb de indruk dat dit half bewuste besef van
die immuniteit de grondslag voor veel falen is.
13.
Geschiedenis.
Het
begrip historiciteit is al aan de orde geweest. Doorleefd besef van de waarde
van onze gedeelde geschiedenis lijkt me hier te lande niet sterk, al zou dat
nog niet zo'n probleem zijn als men zich maar verantwoordelijk opstelde ten
opzichte van zijn omgeving. Zonder waarnemingsvermogen, denken en leren gaat
dat niet zoals dat ook de Chinese denker Confucius al beseft heeft. Zonder dat
we leren keert iets waarnaar we streven vaak om in het tegendeel.
In een land waarin principes, rechten, argumenten en dergelijke de boventoon voeren, is aandacht voor de conditionele waarde van de geschiedenis vermoedelijk gering. Die is namelijk relationeel en niet eendimensionaal zoals principes of idealen dat zijn.
In een land waarin principes, rechten, argumenten en dergelijke de boventoon voeren, is aandacht voor de conditionele waarde van de geschiedenis vermoedelijk gering. Die is namelijk relationeel en niet eendimensionaal zoals principes of idealen dat zijn.
14.
Familiebinding.
Men
spreekt wel van de rode familie. In een partijendemocratie is het niet
onwaarschijnlijk dat de steun aan standpunten en principes langs deze lijnen
van loyaliteit verloopt en samenhangt met een emotionaliteit die distantie
verhindert. Verbondenheid aan een zaak bevordert de inzet van de mens maar
verhindert soms weer de reflectie, de spiegeling waarvoor men juist afstand
nodig heeft. Dat is het eeuwige probleem van de mens, betrokken raken en afstand
houden. Ook andersom werkt deze typische binding. Velen kunnen zich niet
voorstellen bij een andere
politieke familie of bij andere burgers te horen. Na de ontzuiling zijn nieuwe
kloven in de plaats gekomen van de oude. Een ongewenste maar in het licht van
de gekweekte omstandigheden een onvermijdelijke stap terug lijkt me.
15.
Dialoog.
Met
enige regelmaat stijgt de verzuchting op dat we met elkaar in dialoog moeten
gaan. Nooit hoor ik echter iets over de vormende en beperkende voorwaarden van
een dialoog. Wat ook beseft moet worden dat niet alles waar we met onze vragen
op gericht zijn, geschikt is voor een intermenselijke dialoog. Statistisch
onderzoek hoort daar bijvoorbeeld niet in thuis. Eerder de vraag naar wat nu
onderzocht dient te worden. Mij lijkt het dat de waarde van de dialoog erg
overschat wordt. Hoort een dialoog bijvoorbeeld gelijkwaardig te zijn? Maar wat
houdt dat nu in? Valt er met
volstrekt overtuigden een dialoog met een onzekere uitkomst te voeren? Ik vind
zelf spreken met mensen die zich amper georiënteerd hebben ondoenlijk.
Paradoxaal genoeg heeft het slechts zin om met iemand van gedachten te wisselen
waarmee dat eigenlijk niet nodig zou hoeven te zijn. Kortom, bekeken moet
worden hoe groot de dialogische potentie van zowel problemen als van mensen is.
Gezien de geschiedenis van de immigratiekwestie heb ik daar weinig vertrouwen
in. En als mensen de schijn ophouden dat zo zondermeer aan welke dialoog dan
ook begonnen kan worden is dit wantrouwen gerechtvaardigd. Een dialoog zou als
een kunstwerk beschouwd moeten worden. Het feit dat sommigen denken dat de
ander niet in dialoog wil, doet hen soms verharden in hun gelijk terwijl ze
intussen een verwarde voorstelling hebben van wat een dialoog zouden kunnen
zijn. Wat in dit verband trouwens sterk onderschat wordt is de dialoog met
zichzelf. Waar echter het publieke of het geïdealiseerde domineert verschraalt
het gesprek met zichzelf.
Wat verder een mogelijk open gesprek verhindert is de neiging van voorstanders van immigratie om schamper op de ander te reageren. Je ziet dit met de aanvallen op Wilders, wat echter het inzicht, de aandacht voor de problematiek en een mogelijk gesprek geen stap dichterbij brengt. Dit akelige op de man spelen dateert al vanaf het begin van de kwestie. Je kunt dus visies ontwikkelen wat je wilt, je blijft te maken houden met dergelijke gedragingen. De immigratiekwestie is niet slechts een probleem van de buitenkant waar de argumentatie zich op richt.
Wat verder een mogelijk open gesprek verhindert is de neiging van voorstanders van immigratie om schamper op de ander te reageren. Je ziet dit met de aanvallen op Wilders, wat echter het inzicht, de aandacht voor de problematiek en een mogelijk gesprek geen stap dichterbij brengt. Dit akelige op de man spelen dateert al vanaf het begin van de kwestie. Je kunt dus visies ontwikkelen wat je wilt, je blijft te maken houden met dergelijke gedragingen. De immigratiekwestie is niet slechts een probleem van de buitenkant waar de argumentatie zich op richt.
16.
Aandacht.
Voor
een kalme beschouwing van een zaak is aandacht nodig. Ik heb de indruk dat
aandacht de laatste decennia afgenomen is. Onder druk van de omloopsnelheid van
de actualiteit die de verleiding van het incidentele in de hand gewerkt heeft,
door de toegenomen rusteloosheid van de consumerende en concurrende mens, onder
druk van de ingenomen posities en zo meer. Aandacht lijkt me essentieel.
Vooralsnog zie ik die nog niet ontstaan. Onrust kleeft aan deze samenleving.
17.
De rol die men bekleedt.
Ik
heb, voorzover ik mij herinner, wat betreft maatschappelijke vraagstukken,
altijd geprobeerd me in de rol verplaatsen van een 'met verantwoordelijkheid
beklede'. Ik stelde me, zo goed en kwaad als het ging, telkens de vraag
wat ik zou behoren te doen en
langs welke lijnen ik zou moeten denken, als ik als politiek verantwoordelijke
gekozen zou zijn. Ik hoor zeer weinig mensen vanuit dit perspectief denken,
praten of redeneren. Werkt de indirecte democratie zo dat men vooral zijn eigen
zegje doet en denkt daarmee af te zijn, dus in feite niet vanuit een geheel
denkt? Dus ook niet van uit de situatie van een ander waarmee men leeft?
Betrokkenheid voorwenden met alle mensen op de hele wereld doet afbreuk aan het
feit dat men altijd binnen 'schillen' leeft en zich daarvan bewust is. Amos Oz
schijft in zijn boekje 'Hoe genees je een fanaticus', dat liefde voor de gehele
mensheid zo dun uitgesmeerd wordt dat ze betekenisloos wordt. Met andere
woorden, Amos Oz spreekt over de kracht van het nabije. Van het bewustzijn
gericht op het nabije is mij de afgelopen decennia weinig gebleken maar het
gebrek eraan heeft de situatie wel degelijk beïnvloed. De rol van de burger als
consument heeft ontegenzeglijk afbreuk gedaan aan de bindende elementen van de
samenleving en politici die klagen over dit gebrek plengen krokodillentranen.
17.
Waarnemen, denken en handelen.
Hoe
een kwestie zich ontvouwt is mede van deze menselijke processen afhankelijk. Is
de mens in staat aandacht te geven aan zijn oog, oor en neus. Is hij in staat
onderscheid aan te brengen. Kan hij zaken, meningen, feiten en zo meer op
elkaar betrekken en in een dynamische relatie met elkaar brengen of is de mens
snel geneigd tot wat ik hier een oordeelswaarneming
noem: een oordeel via de omweg van de ultrakorte en ultraselectieve waarneming.
Veel mensen bezondigen zich daaraan. Oordeelsvorming lijkt me een probleem van
de eerste orde. Is men ook in staat zich het resultaat van zijn handelen voor
te stellen? Het zal van de kwaliteit van deze fenomenen afhangen of het
veronderstelde verstand of wat men vroeger de rede noemde effectief kan zijn,
waarbij aangetekend zij dat het vermogen van het verstand tussen mensen
verschilt. Maar misschien is wel ieder mens in staat zich een vraag te stellen.
En daarna weer één. In een lezing
zei de Amerikaanse kunstenaar Philip Guston eens dat de vraag ''hoe zou het
zijn als'' cruciaal is. Maar hoe krijgen we de mens aan een vraag? En aan nog
één? Een universiteit die de filosofie de deur uitdoet zoals in Rotterdam geeft
hier helaas de verkeerde signalen af maar zij kan dit slechts doen als een
samenleving al verkommerd is geraakt.
18.
Drogredenen en ficties.
In
zijn inspanningen het hoofd boven water te houden maakt de mens veelvuldig
gebruik van niet geldige redeneringen en van aannames die de schijn van
geldigheid hebben maar in de kern niet toetsbaar zijn omdat ze zich ophouden in
het onzichtbare domein waarin de mens spartelt. 'Nederland is een mooi land' is
zo'n fictie die de tijdsdimensie geheel en al buiten beschouwing laat door haar
te bevriezen in zo'n uitspraak. De uitspraak gaat voorbij aan de manieren
waarop 'landen' vormgegeven worden, aan de persoonlijke verantwoordelijkheid
daarbij, aan de compassie met bedreigde landgenoten of aan de kwetsbare
veranderlijkheid van een land. Het wordt een drogreden als deze uitspraak
ingezet wordt een bepaalde immigratiepolitiek voor te staan of de effecten
ervan te verdoezelen: 'Wat zeuren we, we leven immers in een mooi land'. Er circuleren rondom de
immigratiekwestie veel ficties en drogredenen. Ik noemen er een paar.
'Er zijn nog wel belangrijkere problemen', 'We moeten dankbaar zijn', 'Het valt toch wel mee' of 'De samenleving, dat zijn wij', 'Nederland is altijd al een immigratieland geweest', 'Er is altijd migratie' of 'De immigratie zorgt voor verrijking' enz. Ook hier zijn begripsaanduidingen vaag, laten ze oorzakelijkheid of verantwoordelijkheid buiten beschouwing, doen geweld aan het onderscheidingsvermogen en brengen datgene wat wordt terug tot datgene wat is, het heden verweesd achterlatend. Dergelijke uitspraken hebben meestal tot doel elk verder denken of gesprek te frustreren al hebben gebruikers van dergelijke uitspraken niet altijd dit besef. Tenminste, dat lijkt er soms op. Ik stond eens met iemand op een stille maandagmorgen aan de rand van het Fochteloërveen en mijn partner zei druk gebarend ''Wat Nederland is vol?! Kijk eens, niemand te zien. Wat zeur je toch''. Wat hiermee altijd weer gedaan wordt, is de aandacht afleiden van een onderliggende problematiek, in dit geval de effecten van een bevolkingsaanwas op ruimte en natuur. Ficties en doodlopende weg-uitspraken fixeren het wordende en laten elke verantwoordelijkheid buiten beschouwing. Ze breken de aandacht af. Ze maken van de mens een richtingloos wezen dat niet in staat is enigszins zinvolle beslissingen te nemen in het oog van bedreigingen die dan ook ontkend dan wel gebagatelliseerd moeten worden.
'Er zijn nog wel belangrijkere problemen', 'We moeten dankbaar zijn', 'Het valt toch wel mee' of 'De samenleving, dat zijn wij', 'Nederland is altijd al een immigratieland geweest', 'Er is altijd migratie' of 'De immigratie zorgt voor verrijking' enz. Ook hier zijn begripsaanduidingen vaag, laten ze oorzakelijkheid of verantwoordelijkheid buiten beschouwing, doen geweld aan het onderscheidingsvermogen en brengen datgene wat wordt terug tot datgene wat is, het heden verweesd achterlatend. Dergelijke uitspraken hebben meestal tot doel elk verder denken of gesprek te frustreren al hebben gebruikers van dergelijke uitspraken niet altijd dit besef. Tenminste, dat lijkt er soms op. Ik stond eens met iemand op een stille maandagmorgen aan de rand van het Fochteloërveen en mijn partner zei druk gebarend ''Wat Nederland is vol?! Kijk eens, niemand te zien. Wat zeur je toch''. Wat hiermee altijd weer gedaan wordt, is de aandacht afleiden van een onderliggende problematiek, in dit geval de effecten van een bevolkingsaanwas op ruimte en natuur. Ficties en doodlopende weg-uitspraken fixeren het wordende en laten elke verantwoordelijkheid buiten beschouwing. Ze breken de aandacht af. Ze maken van de mens een richtingloos wezen dat niet in staat is enigszins zinvolle beslissingen te nemen in het oog van bedreigingen die dan ook ontkend dan wel gebagatelliseerd moeten worden.
19.
Volkseigenaardigheden.
Hieronder
valt een scala aan gedragsvormen, gewoonten, gezegden, niet gezegden en zo meer
die zich in een volk genesteld hebben en die de voortgang van welke grote
kwestie dan ook mee bepalen. ''Het is nu eenmaal zo'', verzucht men wel eens.
Gelatenheid is een aandoening die de mens kenmerkt en dat misschien in elke
cultuur weer op een iets andere manier. Gehoorzaamheid en meegaandheid heb ik
altijd als eigenschappen gezien die sterk hun stempel gedrukt hebben op het
gedrag van Nederlanders. Maar niet vergeten moet worden dat deze trekken vaak
weer samengaan met allerlei vormen van paternalisme; soms zelf bij dezelfde
persoon. Er wordt hier te lande ook graag mooi weer gespeeld. Men veinst graag
heiligheid die echter in veel gevallen slechts schijn is omdat de eigen positie
buiten schot blijft. Zwijgen, de zaken op zijn beloop laten, de ander snel de
maat nemen zijn zowat eigenschappen die de mens die goed om zich kijkt, kan
waarnemen. Maar als ik dat wel eens suggereer dan volgt er soms een
onbegrijpende blik of men zegt bijvoorbeeld dat dat in andere landen ook zo is.
Gesprekken stokken meestal. Zo zijn er onnoemelijk veel losse einden in de
gesprekken die mensen voeren. We zouden ons hiervan een geschiedenis kunnen
voorstellen.
Misschien
begint elke kwestie wel vast te lopen, juist door de kracht van deze cultureel
bepaalde eigenschappen. Het zijn zuignappen als het ware. De schijn van de geldigheid
van argumentatie verdoezelt dit probleem in hoge mate. Maar dat hanteren van
argumenten is deels een fictie omdat karaktertrekken of de uiteenlopende
perspectieven van mensen zelden bij de argumentatie betrokken worden.
Argumentaties zijn vaak uitermate simpel van opzet. Ze bestaan veelal uit
eenvoudige recht toe recht aan beweringen en maken gebruik van een dubieuze
selectie uit de werkelijkheid laat staan dat ze een denkweg zijn. Mensen hun
gedragspatronen duidelijk maken is haast onbegonnen werk. Mensen hebben nooit
verklarende bordjes bij hun gedrag en er bestaat veel quasi - rationaliteit.
Zelfkennis
en kennis van de gewoonten binnen een land zouden wellicht verfrissend inzicht
geven. Dus ook hier is de rol van een aandachtige beschouwer belangrijk. Maar
die zijn er weer weinig en worden niet gehoord. De slang bijt blijkbaar altijd
in zijn eigen staart. Bovendien menen voorstanders van permanente immigratie
dat zij altijd aan de goede kant van de geschiedenis staan.
Hier
horen ook schuld en boete thuis die sterk verbonden zijn met de christelijke
cultuur. Het wordt een probleem als mensen hun schuld weer op een ander
afwentelen. Schuld voelen is vaak een egoïstisch iets dat in zeker opzicht
ervan uitgaat dat de schuldige zelf de boete kan opleggen. Hij is immuun voor
de verlegging van die schuld; het is immers zijn schulddelging. Ook dit
verklaart de hardnekkigheid van de immigratiekwestie.
20.
De mens is een netwerk.
Wat
sommige lezers misschien al gemerkt zullen hebben is het volgende. Al deze en
andere facetten staan in een bepaalde verhouding tot elkaar. Als men
bijvoorbeeld een gering voorstellingsvermogen bezit dan zal men ook moeilijk in
staat zijn de gevolgen van een bepaalde politiek doorgronden. Veelal zullen
factoren elkaar versterken en die maken dan ook onderdeel uit van een
'familie'. Het lijkt me dat dit klitten niet onderschat moet worden. Mensen
koesteren netwerken in hun binnenste. Hier heerst een zekere consistentie. En
om die consistentie te behouden werken mensen met schotten in hun hoofd zodat
niets elkaar op een kritieke manier infecteert. Zo hoor je
immigratievoorstanders maar zelden reflecteren op het probleem van de
aantasting van de natuur of zij bagetelliseren de vervuiling in een buurt en
beklemtonen in de eerste plaats de oplosbaarheid. Zoals de mens een netwerk is,
zo is een politieke partij dat ook. Doorgaans ondersteunt het ene beleidsdeel
het andere. Als men het ene belangrijk vindt dat vervolgens het andere aantast
dan verzint men allerlei uitvluchten om die infectie onzichtbaar te maken, door
bijvoorbeeld de taaluitdrukking te veranderen: een verloederde wijk wordt zo
een krachtwijk.
Het
wordt erger als je merkt dat mensen met vastgeroeste stellingen juist tegen jou
zeggen dat zij wel open staan, wel denken of zich wel verwonderen. Terwijl je
hun vaste meningen of vaste reflexen wel zo'n beetje kent. Ik ben er dus altijd
op bedacht hoe men ingaat op de kritiek. Ik kijk ook altijd naar de vragen die
de mens al dan niet stelt, naar hoever die vragen gaan en naar hoe de mens dat
doet. Dat moet ik wel, want soms denk ik, als ik met (quasi-) overtuigden in
aanraking kom dat ik mij radicaal vergis of dat ik iets cruciaals over het
hoofd zie. Ik probeer dan eenvoudige vragen te stellen en ik kijk dus ook of de
ander zich vragen stelt en naar de wijze waarop de verschillende facetten in
zijn argumentatie elkaar ondersteunen of tegenspreken. En altijd stel ik mij de
vraag: ''Wat zouden we mogen verwachten als deze man of vrouw het voor het
zeggen zou hebben?''. Hoe speculatief misschien ook, dat werkt voor mij vaak
zeer verhelderend.
Afrondend.
Mijn
oordeel op dit moment is dat de immigratiekwestie als gevolg van de werking van
veel van bovenstaande facetten, die trouwens geen volledigheid pretenderen, het
aanzien heeft die ze nu heeft. Met in de eerste plaats een toegenomen
onderlinge animositeit die elke wending naar een gezondere omgangsvorm met de
kwestie gijzelt.
Natuurlijk
is het zo dat er in een land wel meer problemen spelen. We hebben nu bv
problemen met de gemeente die de huurvoorwaarden voor ons atelierpand drastisch
probeert te verslechteren en daar behoorlijk in lijkt te slagen. En dat betreft
niet alleen ons. Sinds enige tijd worden we geconfronteerd met gladde
beheersjongens in donkere pakken. Los van de gemeentelijke financiële
problematiek is de benadering er niet prettiger op geworden. Zachtjes gezegd.
Deze negatieve verandering in de attitude jegens de kunstenaars en hun
werkplekken riekt soms naar deportaties uit het verleden. Maar op wereldniveau
legt dat weinig gewicht in de schaal. Anderzijds: de wereld bestaat uit
gemeenschappen. En al die gemeenschappen vormen dus weer het
gemeenschappelijke. Ik herinner mij dat Maarten van Rossum zich ooit eens
denigrerend uitliet over lokale gemeenschappen, maar de mens leeft daar wel in.
Gebrek aan zorgvuldigheid doet op den duur afbreuk aan het gemeenschappelijke
en in de eerste plaats aan de waardigheid van de betrokkenen.
Een
andere belangrijke kwestie is het beslag dat de mens legt op grond, natuur en
milieu, maar ook hier weer speelt de immigratiepoblematiek doorheen. De
verschillen tussen arm en rijk zijn ook zo iets. Links maakt hier altijd een
punt van en niet perse onterecht lijkt me. Ook hier geldt dat met de immigratie
een enorme groep mensen toegelaten is die economisch of financieel aan de
onderkant van de samenleving zit, alhoewel Links hier dan weer stelt dat dit
het gevolg is van maatschappelijke ongelijkheid maar daarmee vermijdt het
probleem in de eerste plaats te leggen bij de immigratie zelf en bij de meegelifte
culturele en etnische eigenaardigheden. Ook zaken als de vervuiling van wijken,
de criminaliteit of de stand van het onderwijs zijn problemen die ook weer
deels verbonden zijn met de westerse immigratiepolitiek. Het probleem is dat de
gevolgen van deze politiek geen 'klein bier' zijn zodat je die altijd weer tegenkomt
of je zult zien dat men die juist probeert te vermijden door er bijvoorbeeld
niet over te spreken of slechts op een badinerende toon of te proberen
maatschappelijke problemen zo veel mogelijk op en binnen zichzelf te
beschouwen. Dus ja, er speelt meer maar je zult alle belangrijke factoren in de
beschouwing erbij moeten betrekken. Ik heb er weinig hoop op dat dit alsnog
gaat gebeuren. Men volhardt blijkbaar graag in zijn praktijken of zijn fouten
in de hoop dat het overwaait.
Mensen zijn blijkbaar graag praktisch en zijn volgers van de wind.
Naast
de bovenstaande ongetwijfeld onvolledige opsomming zou er ook een opsomming
opgesteld kunnen worden van de feitelijke en denkbare gevolgen van de westerse
immigratiepolitiek. Daarnaast lijkt het me nuttig dat men zich bezint op de
vragen die wel gesteld hadden kunnen of moeten worden en al helemaal aan het
begin van de immigratiepolitiek. Dit is onvoldoende gebeurd en gijzelt nog steeds
de hele kwestie. Er zijn al vanaf een vroeg stadium pogingen ondernomen de
kwestie te verdoezelen of te bagatelliseren. En dat is mij vanaf de jaren
zeventig gaandeweg gaan verbazen. Het had mij voor de hand gelegen, dacht ik,
dat men zich hierover met elkaar verstond. Had men zich wel bezonnen dan was de
kwestie waarschijnlijk minder ontspoord dan nu het geval is. De ongetwijfeld
gunstige bij-gevolgen doen daar niets aan af. Het lijkt er echter sterk op dat
de aard van de reactie die mijn vader gaf op mijn vraag over het probleem van
de gezinsgrootte maatgevend is geweest voor de reacties en reflexen op het punt
van de immigratie.