Met mijn onvrijwillige val
in dit overbodige leven ben ook ík afhankelijk geworden van het Licht. De
colporteurs van het Licht ben ik echter grondig gaan wantrouwen
Voor de rasopofferaars
onder hen zijn één, meer, ja zelfs heel veel meer offers niet van belang
Ik ben hier blijkbaar op
de mens gestuit; de mens met zijn eeuwige praatjes. De mens, het kletsende
zoogdier, dat de ander zijn onbetwijfelbare Licht opdringt
Het licht is echter
verstard geraakt in plaats van een kwestieuze aanraking te bewerkstelligen. Het
straalt niet meer, maar bevestigt zich met alle macht
En intussen tast ik
mijzelf af. Op zoek naar het duister. Waar ik geen raad mee weet
rond 15 december 2015
Wil niet hebben, wat u kan verhinderen en beroven van uw innerlijke vrijheid.
Thomas à Kempis: ‘De navolging van Christus’
hoofdstuk XXVII