zondag 31 januari 2016

Blog 43 2016 Artikel I van de grondwet


Ik lees voornamelijk de NRC, de Volkskrant, de Trouw en de Groene Amsterdammer. Daarnaast laat ik mij informeren door sites als E J Bron, OpinieZ, Geen Stijl en lees de berichten van ‘Stop de Massa-immigratie’, een site die niet enkel maar wel grotendeels de gevolgen van die immigratie in de Europese landen onder de loep neemt. Met verzwaarde belangstelling lees ik de teksten maar probeer vooral de vooronderstellingen, de aard van de redeneringen en wat verzwegen of er niet bij verteld wordt, op het spoor te komen. Het levert een rijke annotatie op, maar ook een griezelige. Er wordt veel beweerd, weinig gereflecteerd. Of op een gemakkelijke wijze, zodanig dat het eigen gelijk ondersteund wordt. De opgekomen assertiviteit lijkt geen intellectuele bescheidenheid opgeleverd te hebben. Volgens Oriana Fallaci ligt de waarheid niet altijd in het midden maar soms ook aan één kant. Achter het credo nu dat ieder zo zijn waarheid heeft, ligt de dominantie van het eigen perspectief opgesloten. Er is amper nog een zoektocht waarbij feiten op een aandachtige manier met politiek, ethiek en moraal of met andermans situatie verbonden worden. Het gesprek over en het onderzoek naar de  immigratiekwestie zijn er van meet af aan de dupe van geworden en de situatie lijkt zelfs nog verergerd. Wat trouwens niet zo vreemd is. Diegenen die op de problemen van deze politiek wezen zijn al in een vroeg stadium terechtgewezen en aan deze onverkwikkelijke praktijk is nog geen einde gekomen.

Op 27 januari schreef Jutta Chorus in haar NRC-column ‘Democratie is niet voor bange mensen’ over de rechtstaat. Zij had Bas de Gaay Fortman opgebeld. Eerst even een politiek-historisch uitstapje.

B de GF is politiek leider geweest van de Politieke Partij Radicalen. Deze is in 1968 gevormd, ondermeer als gevolg van de onvrede met de vorming van het CDA (Christen Democratisch Appel) uit de bloedgroepen KVP, CHU en ARP. Katholieke radicalen verlieten de KVP, richtten de PPR op en daarbij sloten zich later de spijtstemmers uit de ARP aan. De PPR werkte ondermeer samen met de PvdA zoals bij het zogeheten Progressief Akkoord. B de GF was in 1972 lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen. Bij de  PPR bestonden pacifistische tendensen en ze had een groen karakter. Het laatste benadrukte  B de GF sterk evenals trouwens Roel van Duijn, die dan weer wel beweerde dat er in Nederland ruimte genoeg was voor bevolkingsaanwas. Hij bedoelde met name een toename van immigratie. “Er is nog plek genoeg in Drente” aldus Roel van Duijn. Juist de combinatie tussen die merkwaardige hang naar semi-permanente immigratie (ten nadele van de huidige bewoners en hun bewoning) en die nadruk op het ‘groene’ karakter heeft mij bevreemd en heeft mij uiteindelijk van de PPR (en het verdere Links) vervreemd want ik stemde op de PPR. In 1989 is de PPR opgegaan in Groen Links, een bundeling van de PPR, de PSP, de CPN en de EVP (de Evangelische Volkspartij). De PPR schijnt in haar begindagen een verkiezingspropagandafilmpje gemaakt te hebben waarin een 360 graden ronddraaiende camera in de Kennemerduinen opgesteld was. De boodschap: Er is nog plek genoeg! Gecombineerd met de genegeerde immigratieproblematiek werd stemmen op (Klein)Links voor mij onmogelijk. Ik kon in een dergelijk gezelschap niet meer verkeren.

Goed, Jutta Chorus belde B de G F. Volgens hem wil Wilders van Nederland een discriminerende staat maken: eigen volk eerst, de grenzen dicht en mensen groepsgewijs discrimineren op hun godsdienst. Hij schendt daarmee artikel 1 van de grondwet: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Het artikel dat zo’n ophef maakt in de periode Fortuyn.

Nu zijn er problemen met dat artikel.
De eerste roerde Fortuyn aan toen hij stelde dat met dit artikel in de hand, je altijd en eeuwig op discriminatie beroepen kunt als je je gekwetst voelde. Een goede kennis, die al zijn hele leven in Rotterdam-West woont, zoals de meesten van de lezers waarschijnlijk niet (en het dus allemaal in negatieve zin heeft zien veranderen), zei dat het inderdaad dit woord was dat met name, toen de zogeheten gezinshereniging op gang kwam, in zwang raakte. Het heeft de gemoederen danig verhit, de sfeer verder verzuurd en nadenken over de immigratieproblematiek verder verhinderd.
Een tweede probleem is van historisch-contextueel karakter. Het grondwetsartikel gaat uit van een bestaande situatie, die als ‘de situatie’ geldt. Maar een land, een staat, existeert op grond van voortdurende beslissingen die haar karakter voortdurend veranderen. Dat is deels ook zo bedoeld met een grondwet maar zoals met alles, bestaan er ook hier grenzen. De werkingssfeer is niet oneindig rekbaar. En er komen trouwens ook mensen binnen die van dit soort rechtstaat niets moeten hebben.
De immigratiepolitiek leidt er namelijk toe dat grote groepen buitenlanders uit niet zelden problematische en hier niet passende culturen naar binnen gehaald zijn en nog steeds worden, en dit leidt weer tot voor Nederlanders discriminerende situaties. Waaraan overigens nog door velen weinig tot geen aandacht wordt besteed! Al het bestaande wordt met deze risicovolle politiek overhoop gehaald. Maar in het kielzog van deze politiek, met het grondwetsartikel in de hand, worden de problemen die het gevolg zijn van deze instroom verder versterkt en gebagatelliseerd. Gelijke rechten, niet waar. De advocatuur verdient er een aardige boterham aan. Gedeeltelijk weer op onze kosten.
Een artikel over de weduwe An Hartman in dezelfde krant op dezelfde dag, maakt een schrijnend gevolg van die instroom pijnlijk duidelijk. Haar man is bij de negentiende (!) inval in hun sigarenzaak annex postagentschap doodgeschoten. De invallen werden een enkele keer door een Antilliaan en verder door Marokkanen gepleegd.
Ik kan dit probleem anders formuleren. De staat haalt (via de politiek) grote groepen buitenlanders binnen, die niet enkel problemen opleveren met betrekking tot de leefruimte, de natuur, het milieu, en die verder leidt tot een druk op de economie, de consumptie en de overheidsfinanciën en dus verdere belastingdruk oplevert, maar die staatspolitiek resulteert eveneens in onveiligheid, viezigheid en misdadigheid. En dan komt de rechtsstaat aangehuppeld die met haar soms geëxalteerde vorm van rechtsgelijkheid of casuïstiek, deze plegers van misdaden weer overmatig beschermt. Maar burgers begrijpen inmiddels dat je soms nu wel onderscheid maken moet om het eigen land te beschermen. En dus leidt immigratiepolitiek tot, zoals u wilt, de verleiding om onderscheidend en ‘discriminerend’ op te treden, want een grondwet is bedoeld voor redelijk stabiele omstandigheden waarin er een minimale samenhang bestaat. Maar als de situatie van waaruit die grondwet opgesteld is, drastisch verandert dan verandert daarmee de context waarbinnen zij op een fatsoenlijke en begrijpelijke wijze functioneert en begrepen kan worden.

Daarnaast komt nog de opmerking van B de G F dat Wilders discrimineert als hij zegt de grenzen te willen sluiten. Dus hij zegt dat wij met dit artikel in de hand eigenlijk onze rechtsstaat niet mogen beschermen. Dat lijkt me een contradictio in terminus en de uitspraak levert een gevaarlijk precedent op. Ook de nadruk op het ‘eigen volk eerst’ refereert aan de historiciteit van het immigratieprobleem waarbij de ‘eigen’ bevolking zich steeds meer benadeeld voelt. In plaats van over dat probleem na te denken verschuilen mensen als B de GF zich achter theoretische discussies over dat ooit ingevoerde artikel I. Het is een heerlijk rechtstatelijk doolhof. En natuurlijk, geen enkele staat valt hermetisch af te sluiten maar te stellen (of te impliceren) dat de massa-immigratie nu tot de normale, natuurlijke, laat staan door velen gewenste influx van personen hoort, lijkt me een gotspe. Wat de Europese staten de afgelopen decennia hebben laten zien is een schromelijk gebrek aan verantwoordelijkheid waar het gaat om het beschermen van hun eigen maatschappelijke, demografische en juridische orde waarbinnen de grondwet zou hebben moeten functioneren en waardoor de gedachte ontstaan is dat ‘recht’ boven ‘onrecht’ staat.