dinsdag 15 januari 2013

Blog 7 III Al Takyia


Francis Bacon 1561-1626


Michel Foucault 1926- 1984





De praktijk van het zwijgen beperkt zich niet enkel tot religies. Zo hebben velerlei problemen die direct voortkwamen uit de immigratie kunnen dooretteren – en doen dat nog steeds- omdat de ‘gelovige overtuigden’  en de ‘overtuigde gelovigen’ verkozen hebben hun mond hierover te houden. Niet enkel hebben politici en burgers er in de loop van de immigratiepolitiek het zwijgen toe gedaan, maar ook de media hebben een aanhoudende negatieve rol gespeeld in het bizarre drama van de immigratie. Het vermoeden is gerechtvaardigd om aan te nemen dat de media gedurende de afgelopen decennia de berichtgeving sterk gecensureerd en gedoseerd hebben. Een langdurige verzwijging van een fundamentele kritiek is echter funest voor het zelfstandige denken. Het kweekt conformisme, onverschilligheid en schijnheiligheid, maar het voedt ook de opstandigheid bij diegenen die zich niet gehoord weten.  De ervaringen die ik persoonlijk de afgelopen decennia op dit vlak heb gehad, zijn uiterst teleurstellend. Ik maak het zwijgen in al zijn schakeringen mee.

Op het eerste gezicht is het zwijgen de tegenhanger van het spreken. Maar het is ook door een bepaalde vorm van spreken dat het zwijgen over de onderliggende opvattingen of veronderstellingen gestalte kan krijgen. Vooral het zichzelf bevestigende spreken sluit wederhoor uit. Deze vorm van spreken komt, als het over de immigratiekwestie gaat, niet alleen voor in publieke media maar  juist ook in de vele gesprekken en halfgesprekken die tussen mensen gevoerd worden. Gesprekken kunnen belangrijk zijn omdat daar de eigen opvattingen in de kring van toehoorders beproefd worden. Ofschoon het een illusie is te denken dat inzicht louter in of door debat ontstaat!
Gesprekken verlopen veelal verwarrend omdat er geen rust genomen wordt om vraagstellingen te ontvouwen en telkens weer terug te keren naar datgene wat aan de orde gesteld is. Meestal gaan gesprekken over heikele onderwerpen van start zonder dat een goede moderator ze in goede banen leidt, of zonder dat de regels van het spel duidelijk aangegeven zijn. En vaak ook zonder een duidelijke en gedeelde vraagstelling. Ook wordt de chronologie der feiten vaak over het hoofd gezien, terwijl die voor velen van wezenlijk belang is. Daarnaast is het mijn indruk dat vooral gelovigen en overtuigden de ander gijzelen met hun impliciete weigering de bevraging door de ander te accepteren en te integreren in hun denken. De Engelse denker Francis Bacon doorzag dit probleem ook toen hij in zijn Novum Organon vaststelde dat als het menselijk verstand eenmaal van iets overtuigd is geraakt, het al het andere ook zo uitlegt dat het dat ene ondersteunt en ermee overeenstemt.
2
Soms krijg ik de indruk dat de invloed van al die denkers uit de menselijke geschiedenis, met name als het gaat over het denken en de plek van het morele besef, minimaal is geweest op het gros der menselijke bevolking. De menselijke denkgeschiedenis lijkt zo een spoor dat gescheiden is van het leven van alledag van de meeste mensen, elke generatie opnieuw. Er lijkt dan ook geen sprake te zijn van een brede progressieve ontwikkeling van het kritische denken van de mens waarin ondeugdelijke patronen voor altijd achtergelaten worden. En vooral daar waar die mens zich telkens weer laat begoochelen door morele voorkeuren, laat het inzichtelijk proces het telkens weer afweten. Het gevolg is niet zelden dat men onrecht naar een andere plaats verschuift maar dat ofwel niet ziet of daar over zwijgt. Misschien dat het bijkans onmogelijk is om grote groepen mensen de instrumenten van de rede bij te brengen. Daar komt nog bij, zoals ik al eerder suggereerde, dat de meeste gesprekken te turbulent verlopen om rust te brengen in het proces dat nodig is om begrip te kweken. Vandaar dat het spreken het karakter van het zwijgen krijgt. Om de Franse filosoof Michel Foucault te parafraseren is er niet enkel het spreken dat eindeloos voortwoekert maar is er ook het zwijgen dat door de generaties heen zichzelf bevestigt en voortwoekert
 in het sociale grensverkeer dat het menselijk samenleven kenmerkt. 3

Onderdeel van een studie naar het zwijgen zou de vraag naar de strategie moeten zijn. Op welke wijze is een ‘buitenstaander’ in staat om dat zwijgen te doorbreken en om de verborgen agenda van dat zwijgen aan het licht te brengen? Hoe kun je te weten komen welke de mechanismen zijn van een spreken dat zwijgt of van een zwijgen dat spreekt? Het zal een studie moeten zijn naar de context van het zwijgen en het spreken. Het zal vooral ook een strategie moeten zijn die het ontbrekende onderzoekt, immers het onderzoek betreft het zwijgen in al zijn facetten. Eén van de onderzoeksmethoden is de provocatie, lijkt me. Niet een quasi-argumentatieve dialoog is geschikt om de geheimen van het zwijgen te doorgronden maar misschien veel eerder is een verbale schermutseling geschikt om de zwijger uit zijn gepantserde tent te lokken. Net zoals Michel Foucault de orde van de spreken onderzocht, kan de orde van het zwijgen onderzocht worden. Ook het zwijgen werkt als een doctrine die onderwerping tot stand brengt: van de zwijgers aan hun vanzelfsprekendheden en van de ‘aangesprokenen’ die door het leerstellige zwijgen buitenspel gehouden worden.

Onder welke omstandigheden wordt het zwijgen nu een ‘schuldig’ zwijgen? In de ogen van de ‘aanklager’ zal het probleem dat met dat zwijgen voort blijft bestaan belangrijk genoeg moeten zijn om zijn aanklacht aanhangig te maken. De zwijgende partij zal natuurlijk eerst geconfronteerd moeten zijn met een andere inbreng zodat zij in staat zal kunnen zijn de situatie waarin haar zwijgen gesitueerd is, onder ogen te zien. Schuld is evenredig met de ernst van de erdoor veroorzaakte toestand maar veronderstelt natuurlijk ook dat er sprake is van een zekere medeverantwoordelijkheid aan de situatie die aan de orde is. Schuld en pijn horen dus bij elkaar. De vraag is echter wie het recht kan opeisen om die pijn te benoemen en te adresseren. En hier doet zich weer de strategie van het zwijgen gelden omdat hierdoor geen enkele afweging mogelijk is.
Brede maatschappelijke problemen komen behalve bij tribunalen echter zelden in een rechterlijke omgeving terecht. Schuldtoewijzingen maken dan ook weinig kans omdat de ‘aangesprokenen’ zich doorgaans niet aangesproken voelen. De immigratiekwestie is daar een  voorbeeld bij uitstek van.

Ook op de kunstacademie waaraan ik gedurende langere tijd als docent verbonden was, heerste een zekere zwijgcultuur. Het uitte zich onder andere in monologen van managers tijdens vergaderingen en de pregnante afwezigheid van vragen van de kant van docenten. Ook tijdens een door het management ingelaste studiedag over  culturele diversiteit, kwam het niet tot fundamentele vragen over het hoe en waarom van dit thema. Mijn eigen opmerkingen in deze vonden dan ook nauwelijks gehoor. Ook hier bewerkstelligde de klaarblijkelijke vanzelfsprekendheid van de verborgen maar onbeproefde ‘leerstellingen’ die te maken hadden met de immigratiekwestie een in mijn ogen pregnant stilzwijgen. Verborgen opvattingen konden slechts uit de kieren van dat collectieve zwijgen losgepeuterd worden. Het zwijgen is immers een verhullende strategie, als het al een strategie is en niet een ingesleten gedrag. Het blijft dan ook speuren naar tegenstrijdigheden, naar versprekingen, naar overdrijvingen, naar onverzettelijkheden of naar terloopse opmerkingen teneinde door die verhulling heen te kijken en het zelfgenoegzame cordon, wat het zwijgen soms lijkt, te doorbreken.
Wat bij dergelijke gevallen vaak opvalt is dat ‘discussies’ louter exegetisch en instrumenteel zijn. Gevolg in ieder geval van dergelijke zwijgexercities is dat er geen fundamenteel gesprek op gang komt zodat verborgen agenda’s de schijn van algemene overeenstemming krijgen.
Zo gaat het op veel plekken. Ook binnen mijn familie en schoonfamilie zijn mechanismen werkzaam die er voor zorgen dat ‘wezenlijke’ problemen zoals de immigratiekwestie, nauwelijks effectief bespreekbaar zijn. Ik heb ook de indruk dat men amper weet hoe inzichtelijke gesprekken te voeren. Het liefst laat men het op een gegeven moment maar zo. Over sommige zaken wordt trouwens gewoon niet gepraat. De invloed van in verwarring gestaakte gesprekken moet echter niet onderschat worden. Op deze wijze zetten zich nieuwe sedimenten van oude opvattingen zich af in het halfdonker van het bewustzijn, dat een publiekelijk gedeeld bewustzijn zou kunnen zijn, maar nu ondergronds en inert blijft. Het is naar mijn indruk vooral dit gestolde zwijgen, sprekend of niet, dat tot een kloof leidt tussen burgers, een kloof die soms het karakter krijgt van een afgrond.





Maar zoal ik al eerder suggereerde, ook het spreken kan verzwijgend zijn. Bijvoorbeeld als de spreker in overdrijvende zin op pertinente wijze iets poneert en zich afsluit voor een corrigerende empirie. Les extrèmes se touchent: dodelijke stilte en luide praat zijn verwant. Op de website van Leefbaar Rotterdam prijkt een cartoon van een verondersteld luie kunstenaar die pas van zins is te gaan werken als zijn subsidie binnen is. Taal is belangrijk en gevaarlijk, vooral waar ze gebruikt wordt om opvattingen in het hoofd van de aangesprokenen te prenten. Het beeld van een kunstenaar als een subsidieslurper is zo’n taalbeeld dat het van een stereotiepe overdrijving moet hebben. De vraag is of het een politieke beweging siert om dergelijke stereotiepe berichtgeving in te zetten. Ik meen van niet omdat een politieke beweging publieke verantwoordelijkheid behoort na te streven. Prudentie en feitelijkheid horen hierbij en geen schril vertoon. Maar ook deze cartoon impliceert  een vorm van zwijgen die hoor en wederhoor lijkt uit te sluiten. De cartoon werkt als een schreeuwerige monoloog. Leefbaar Rotterdam reageerde dan ook niet op mijn mail naar aanleiding van deze discutabele afbeelding. Het is een veelvoorkomende kwaal bij politieke partijen: eigen opvattingen eerst.

Zo is, hoop ik, gaandeweg duidelijk geworden dat het zwijgen dat de moslims aangerekend wordt een gedragsvorm is die niet alleen bij hen opgeld doet. Zwijgen en verheimelijken past bij meer mensen. Niet alleen zwijgt de zich schamende mens maar vooral ook de overtuigde gelovige die dat zwijgen nodig heeft om de lacunes in zijn kennisvorming te maskeren.

2  Francis Bacon  Aforismen: over de interpretatie van de natuur en het rijk van de mens. 1620
3  Michel Foucault  De orde van het spreken: voordracht voor het Collège de France  1970