zondag 13 januari 2013

Blog 7 II Al Takyia


Door de vurige wens met God (of Allah) bekend te raken, raken gelovigen in de ban van dit geloofsverlangen en onderwerpen zich als het ware aan het stolsel ervan. De gronden van de kennis blijven echter nogal wankel en ten naaste bij ontoegankelijk. Vandaar dat bij gelovigen het zwijgen zo’n belangrijke rol speelt. Naast de exegese, de uitleg, is het zwijgen een belangrijk ritueel om de zo gewenste aannemelijkheid van de geloofsdaad te praktiseren. Waar de exegese in de eerste plaats voorbehouden lijkt aan prominente personen binnen de geloofsorde of volgt uit een uitgebreid ritueel van studie, is het eenvoudige zwijgen eerder het instrument van de doorsnee gelovige, die hiermee de zaken laat voor wat ze zijn. Het zwijgen bevestigt en versterkt de onderwerping aan de interpretaties die tot de gelovigen gekomen zijn. Gelovigen of overtuigden uitnodigen hun keuze diepgaand te bevragen is als een deuk slaan in een rubberen muur. Men vindt iets wat nu eenmaal zo is maar men draait het niet om door zich af te vragen of iets is omdat men iets vindt. Toch zijn er soms verschuivingen gaande zoals dat af te lezen valt aan de boeken van protestantse theoloog Harry Kuitert die op een gegeven moment zijn geloof en de leerstellingen is gaan bevragen en daar naar het schijnt niet meer van af raakt. Dat moet de angst voor velen zijn: terechtkomen op een eindeloze zee van kille klotsende ijsschotsen. Geloof heeft namelijk niet alleen met een acceptabele interpretatie van de grote raadsels te maken maar ook met het verlangen naar nestwarmte. Het zwijgen doorbreken zou afbreuk doen van het gerief van die warmte. En wie ruilt zijn behaaglijke deken in voor een veel oncomfortabelere bedekking?
Waar leugens (om ‘bestwil’) bij moslims schijnen voor te komen en zowel een historische achtergrond hebben als in de Koran verankerd zijn, is ook daar het zwijgen als verhullende strategie werkzaam. Het is goed mogelijk dat het bij sommige moslims slechts een passieve strategie is, ingebakken in hun leefpatronen. Juist de niet aflatende dagelijkse rituelen houdt de gelovige gevangen in zijn gelovige onwetendheid. Een onwetendheid overigens die in de ogen van veel gelovigen blasfemisch is: geloven is immers synoniem gemaakt met ‘weten’. Een weten dat de overstap maakt van het ergens mee bekend willen raken naar een vorm van onbetwijfelbare kennis. Er gaapt een afgrond tussen de twijfelende mens en de wetende gelovige mens. Bij de laatste zijn twijfels eerder instrumenteel en niet fundamenteel van aard. Met de westerse immigratie is de niet twijfelende cohort sterk in gewicht toegenomen en doet daarmee een deel van de intellectuele ontwikkeling van de laatste decennia teniet. Niet in de laatste plaats omdat de inheemse pleitbezorgers ook inleveren op hun kritisch onderscheidingsvermogen. Dit verschijnsel lijkt me onderdeel te zijn van de onderliggende tragiek van de afgelopen halve eeuw. Waarbij de gelovigen in ongeremde economische groei dezelfde blinde vlekken koesteren als de gelovigen in de universele en onbegrensde goedheid.