woensdag 25 november 2015

Blog 40 De moed tot verzet


“Das Feuer flammt. Tat ist Pflicht. Wenn ihr eure Ketten nicht zerreist,- Von selber brechen sie nicht!” Erich Mühsam ( Duits anarchist en activist  1878-1934)

De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring proclameerde dat alle mensen gelijk geboren zijn; dat de onvervreemdbare rechten van de mens bestaan uit leven, vrijheid en het nastreven van geluk; dat er om deze rechten te handhaven, regeringen zijn ingesteld, die hun mandaat aan de toestemming van de geregeerden ontlenen; en dat het volk, wanneer een regering niet aan haar taak beantwoordt, het recht heeft tot revolutie.

Domela Nieuwenhuis was niet zo optimistisch over het vrijheidsstreven van de mens. Hij schreef: “De slaafse geest der massa die eerst tirannen in het leven roept om zich daarna over hen te beklagen”.  En Bakoenin dan. Hij sprak over de revolutionairen als de toekomstige dictators, reglementeerders en bevoogders van de revolutie. Twijfelachtige woorden over revolutionair elan zijn te talrijk en te scherp om zomaar over het hoofd te zien. De mens lijkt zich telkens weer in eenzelfde schuitje te loodsen. Maar vergeten wij even al die bespiegelingen over het menselijk onvermogen zich een blijvend nieuwe wereld te verschaffen: heeft de mens recht op opstand? Recht is hier bedoeld als een legitieme aanspraak. Ogenblikkelijk vraag je je dan af door wie of wat dat recht dan verleend is of anders, waaraan dat recht zich dan ontwrongen heeft. Een andere zeer prangende vraag duikt al even onweerstaanbaar op: is een ‘recht’ tot opstand denkbaar? Staat de mens op een gegeven moment niet ‘gewoon’ op tegen de orde die hem knecht en zegt hij met Étienne de la Boétie, schrijver van de Vrijwillige Slavernij, gewoon neen?! Drukt hij hiermee ook niet uit dat tenminste ‘iets’ de moeite waard is, zoals Camus dat suggereerde? En is niet elk politiek stelsel een voorlopige stilzwijgende overeenkomst om geschillen over publieke zaken op een politieke manier te beslechten maar zit niet bij alles wat de mens onderneemt of vastlegt een grens ingebakken, een grens waaraan voorbij de mens neen moet zeggen omdat hier een aantasting van zijn levensvoorwaarden aan de orde is waar hij niet meer aan kán voorbijgaan? Dus nee, over recht zou ik niet willen spreken. Veel eerder over een plicht. Geen enkel politiek systeem, geen enkel politiek systeem sinds Rousseau, sinds de Franse Revolutie of zelfs daarvoor is onschendbaar.

Er is geen ongedeeld volk, er bestaat geen Algemene Wil die de burgers slechts tot hun eigen onderdanen maakt. Er bestaat slechts de vraag naar de verantwoordelijkheid voor de publieke zaak die voorbij gaat aan deelbelangen en ze in elkaars perspectief probeert te plaatsen in het besef dat openbaar bestuur altijd dilemma’s aantreft. Juist de ontwikkeling naar de partijendemocratie heeft er mede toe geleid dat burgers zich zijn gaan opsluiten in hun electorale cocons, want daar is het warm en veilig. De vraag naar wat ons bindt en de vraag naar de gevolgen van wat wij zo graag willen, horen thuis binnen het raamwerk van het democratische vertoog. Dat vertoog is meer en meer een vastomlijnd betoog geworden dat om de zoveel jaar een krakkemikkig stempel opgedrukt krijgt. Zo kon de immigratie in West-Europa zich langs de randen van de democratie ontwikkelen en leiden tot diepliggende controverses. Hoe er ook in een vroeg stadium voor gewaarschuwd is.

Burgers hebben een gids en wijsheid van geest nodig, aldus Rousseau, schrijver van het Contract Social. Thomas à Kempis, schrijver van De imitatio Christi  heeft het over nederigheid die bij het verlangen om te weten nodig is. Een nederige wijsheid is mij de afgelopen decennia amper opgevallen. Politici en autoriteiten zijn in sommige opzichten wel erg laconiek omgesprongen met de haast vanzelfsprekende belangen van de eigen bevolking. De immigratie, speerpunt van deze lichtzinnigheid, heeft er bij de bevolking ingehakt. En dan krijgt men klap. Daar is geen recht voor nodig: eerder moed tot verzet, zoals Huizinga dat zei, toen hij sprak over de noodzaak om de vrijheid te behouden.
Otto Egberts


Geraadpleegde literatuur:
Arthur Lehning- Prometheus en het recht van opstand
Rousseau- Het maatschappelijk verdrag
Albert Camus- De mens in opstand
Thomas à Kempis- De navolging van Christus