Eén van de
indelingen die we van de menselijke soort kunnen maken om haar beter te
begrijpen is die tussen de geketende en de vrije geesten. Doorgaans gaapt er
tussen deze beide categorieën een kloof want het onderscheid wordt grotendeels
zo niet helemaal bepaald door een aanwezige potentie.
De geketende geesten, verreweg in de
meerderheid, zijn knechten van de emballage, onderworpen aan de onuitroeibare
neiging de wereld te labelen.
De vrije of beweeglijke geesten, behorend tot een
piepkleine minderheid lijken uitverkoren de kwalen van de soort op zich te
torsen en te overdenken om vervolgens te merken dat hun blik allerminst herkend
wordt. Zij voelen zich doorgaans nergens thuis en raken versperd door
gefixeerde denkwegen die voor velen zo comfortabel en vanzelfsprekend zijn en
die zij zo graag de beweeglijke geesten, die zij hoogstens als dissident
herkennen, willen opleggen.
De aarzeling van de vrije geesten om zich te
fixeren betekent overigens niet dat zij volkomen onverschillig of neutraal staan
ten opzichte van wat leeft, denkt en doet. Nee, alhoewel daar alle reden toe
kan zijn, zijn zij zich eerder scherp bewust van de gedachte dat alles wat de
mens denkt of doet, niet op zichzelf staat. Elke daad zet iets in beweging
en schept een onderling verband of haalt dat juist onderuit.
Met Saint-Exupéry
zeggen zij dat de mens een wezen is dat naakt onder de sterren ligt. Juist zij
herkennen de verpakkingsdrift van de mens om aan die naaktheid te ontkomen.
Een geketende of getemde geest kleeft aan zijn voorstellingen terwijl een
beweeglijke geest zich iets voorstelt. Dat is misschien wel het cruciale
verschil tussen de twee.