woensdag 12 februari 2014

Blog 20 MOOI

rape as Abstraktes  2002/2014 80 x 100 cm pastel houtskool papier 


Onderdeel van de tentoonstelling ‘All attitudes, all the shapeliness, all the belongings’ (naar een gedicht van Walt Whitman) bij RAMgalerie in Rotterdam is de tekening Rape as Abstraktes uit 2002.  Titels van kunstwerken worden om allerlei redenen gegeven. Wat nog niet zeggen wil dat we daarmee ook zekerheid zullen verkrijgen omtrent de motivatie, de dimensies van het betreffende werk of de helderheid bij de kunstenaar hierover.

Over veel van wat mensen doen ontbreekt het hen trouwens aan een sluitende verklaring. Op de keper beschouwd blijven we over alles in het ongewisse, want hoe we ook tegen onszelf praten, op het moment dat we iets beslissen of ondernemen is het duister in ons. Van te voren kun je van alles bedenken, er na kun je van alles proberen te reconstrueren, maar het moment zelf is in nevelen gehuld. We hebben ook geen richtingsborden in ons brein waar we langs kunnen lopen om de weg van een sluitend waarom te vinden. De mens gebruikt het woordje ‘daarom’ maar dat verklaart even veel als dat het niet verklaren kan. Ons ‘daarom’ blijft een hachelijk iets. Het wordt misschien anders als we ouder geworden zijn en ons leven in retrospectief zien. Dan ontstaan er misschien lijnen maar het blijft donker op het geheimzinnige ‘moment suprême’ waarop we ja of nee tegen iets zeggen al doen we dat achteloos. De vraag is dus waar we zijn op het moment dat we een beslissing nemen.

Maar toch: eigenlijk zou de titel Rape as Esthetisches moeten heten. Want iets dergelijks heb ik voorgehad. Ik bedacht me dat kunstwerken, welk een gruwelijke aanleiding ze ook hadden of welk gruwelijk voorkomen ze ook hadden, al snel langs de meetlat van de esthetische waardering gelegd worden: “Oh wat een mooie kleuren!” Zo’n oordeel is een valkuil waar kunstkijkers en daarmee ook een beetje de kunstwerken nogal eens in vallen en dat maakt de kunst soms triviaal of ongevaarlijk. Even triviaal of ongevaarlijk overigens als quasi gewichtige verklaringen dat doen. Met dat mooi vinden is trouwens nog iets merkwaardigs aan de hand. Als we namelijk iets zien, worden we bij wijze van spreken geprikkeld. We beleven als het ware een sensorische gewaarwording. Maar meestal daarna, en zeker als we er met elkaar over praten, gaan we zoiets zeggen als ‘ik vind dat mooi” of “ik vind dat lelijk”. En voor we het weten zijn we in de klauwen van een oordeel terechtgekomen. We zeggen dan ook dat we een oordeel vellen, net zoals een vonnis geveld wordt. Dus, subtiel in woorden gesmeed, verandert een prikkel in een persoonlijke opvatting. En voor je het weet wordt zoiets een overtuiging.

Nu weet ik wel dat de mens allerlei toegangswoorden gebruikt om een eerste indruk mededeelbaar te maken maar toch is het zo, denk ik, dat als je het er dan vervolgens bij laat, je, zoals in dit geval, door dat woord ‘mooi’ laat inpalmen. Niet zo maar spreekt men van beeldvorming, want dit is wat er gebeurt: er ontstaat een beeld in ons hoofd. Gaan we er dus niet op door, door het bijvoorbeeld niet verder op ons in te laten werken of bijvoorbeeld door er niet over te schrijven dan is dat ‘mooibeeld’ (of zoiets) een eindstation. En als je dat vaak doet dan heb je allemaal einden in je hoofd. Ik heb de indruk dat nogal wat kunstenaars daar last van hebben en daarmee dan ook niet verder komen in hun denken of doordringingsvermogen. Dat vind ik vreemd want ik had toch juist gedacht dat kunstenaars nu mensen zouden zijn die zich bewust waren van het voorlopige en veelvormige van de dingen. En zolang kunstenaars zich vastklampen aan die bedrieglijk eenvoudige eerste indrukken, zullen zij zich ook niet zo snel gewaar worden van het complexe en tegenwerpelijke karakter van de wereld die zij scheppen en van die waarin zij leven.