Zijn kunstenaars gezapig geworden? Heb ik terecht de indruk
dat velen van hen de broeierige aard van het opstandige of van het bijzondere
kwijt zijn geraakt of misschien wel nooit hebben bezeten ? Is dat er misschien
uit geselecteerd? Zijn zij niet gewoon een beroepsgroep geworden, onderdeel
slechts van een ontwikkeling, geautoriseerd door zogenaamde terzakekundigen? Of hebben zij zich laten vervormen in al
te simpele beschikbare mallen, zelfs al lijken die hun gevoel van eigenheid of
zelfs hun besef van recht te strelen? Doet een ieder zijn nuttige kunstje zoals
haast iedereen dat inmiddels doet? Behalve dan misschien de afvallers? Zijn we
misschien getuige van een salto mortale van het Marcusiaanse paradigma over de repressieve tolerantie waarbij nu het
individu zichzelf dusdanig tolereert dat hij zowel zichzelf als de ander
onderdrukt? Is existentie persistentie geworden? Persistentie in absentie?
We lijken een tijd van grote innerlijke afwezigheid te
beleven. Schilverering: dat is
hetgeen we nu zien en waaraan velen van ons zich bezondigen. Nu is de mens
altijd wel uivormig van aard geweest maar de fixatie op het buitenste van onze
schilvormige existentie is misschien groter dan ooit. En dat is inmiddels
gewoonte geworden: zoveel gewoonte dat die al nauwelijks meer opvalt; niet veel
meer dus dan het besef van een gefrituurde kibbeling wachtend op een hongerige maag.
Hebben ook kunstenaars hun bijzonderheid dusdanig genormaliseerd
dat zij zich niet meer als vreemd kunnen voorstellen?
Is het vreemde uitgebannen en verworden tot het voorttollende exotische of
eerder, hoe paradoxaal dat ook klinkt, tot het vertrouwde of ...... het
vertrouwen wekkende? Kan niemand zich meer tot óver zijn eigen grenzen
denken in plaats van zich te buiten te gaan aan wat zich over allerlei grenzen heen
afspeelt? Hetgeen iets anders is!
Lukt het haast niemand zichzelf te gronde richten voor mijn part? Is er geen grond meer? Is het voorstellingsvermogen vastgelopen in een geacclimatiseerde voorspelbaarheid?
Lukt het haast niemand zichzelf te gronde richten voor mijn part? Is er geen grond meer? Is het voorstellingsvermogen vastgelopen in een geacclimatiseerde voorspelbaarheid?
Of de tucht van de markt daar veel verandering in zal
brengen is de vraag. Die loomheid, dat gebrek aan opstandigheid is een kenmerk
van een verlate burgerlijke samenleving waarin de burgers de kiemen van hun
opstandigheid hebben verloren zien gaan in eindeloze besluitvormingsprocessen,
in om zich heen grijpende gelijkvormigheid, in overmatig begrip ...... en in
een idee van democratie, baken overigens van een aflopende volkse tevredenheid. Een samenleving die overigens nog prat
gaat op haar bijzondere vormen van redelijkheid. Een samenleving dus die haar
unieke restanten alleen nog maar verdedigt. Ja, maar tegen wie of wat
eigenlijk? Of is ze zo overtuigd geraakt van zichzelf dat ze zichzelf slechts
voor zichzelf verdedigt? Maar dan heerst er een soort veredelde monologische slaperigheid;
dan is de samenleving dus misschien een schone slaapster die slechts van een
verregaande escalatie wakker schrikt om dan overigens op een andere zijde verder
te slapen.