“Een goedenmiddag”.
“En wie bent U?”
“Ik ben God”.
“Is dat wel zo?”
“Jazeker en ik heb vier sterke argumenten.
Ten eerste heb ik zoals u kunt zien een lange witte golvende baard.
In de tweede plaats ben ik ten laatste bij onkenbaar.
Ten eerste heb ik zoals u kunt zien een lange witte golvende baard.
In de tweede plaats ben ik ten laatste bij onkenbaar.
Ten derde ben ik God omdat ik het ben die dit zegt.
Ik ben trouwens de enige in dit uitspansel wiens naam tegelijk zijn wezen uitdrukt.
Ik ben trouwens de enige in dit uitspansel wiens naam tegelijk zijn wezen uitdrukt.
En in de vierde plaats ben ik God omdat u erin geloven wilt”.
“Een goedenmiddag”.