Verantwoording
voor de nadruk op de immigratiekwestie
Herhalen
is opnieuw halen. Elke keer opnieuw halen is net weer anders halen. Dat houdt
in dat we ofwel op nog niet ontdekte feiten stuiten ofwel verbindingen leggen
die we tot dan over het hoofd gezien hebben. Maar in het omgaan met de wereld
waar wij ook zelf toe behoren hechten we ook waarde aan dat wat we zien, horen
of menen. We interpreteren daarmee die wereld en ook hier kunnen juist door de
herhaling net weer even andere of scherpere interpretaties naar boven komen. De
mens is dan wel een nabootsend of imiterend wezen maar elk overnieuw doen is
ook net weer even anders doen.
De
mens is ook een talig wezen. Met en door de herhaling dringen zich
formuleringen op die de zaken net even adequater scherpstellen. Met de taal
doordringen we het mysterie van de wereld. Ook hier ligt dus een reden om
herhaling serieus te nemen die voortkomt uit de ruimte die de beperking van de
mens geeft, de beperking namelijk om nooit ‘het hele veld’ te kunnen overzien, laat staan bij de
eerste oogopslag. Willen we de wereld kennend ontmoeten dan is een tweede
oogopslag even zo belangrijk, en een derde, en een vierde….. Kennis is echter
soms ook pas dan mogelijk als we de ogen juist sluiten zodat we de ruimte bij
ons binnen kunnen onderzoeken.
Kunstenaars
zouden dat moeten kunnen weten omdat zij krachtens hun werk en houding gevoelig
zouden moeten zijn voor het altijd weer andere. Zij zouden kunnen weten dat met
elke toevoeging of verwijdering er iets verandert van datgene waaraan zij iets
toevoegen of waarvan zij iets verwijderen.
De derde
reden zal een persoonlijke reden moeten zijn. Als ik eenmaal doordrongen ben
van de dieperliggende tekortkomingen van een kwestie dan bijt ik me daarin
vast. Ondanks al mijn twijfels ben ik vasthoudend van aard. Bovendien is de
immigratiekwestie zodanig van aard dat ze van invloed is op alles wat ons leven
en ons samenleven betreft. Urgenter kan het niet.
De vierde
reden is erin gelegen dat de kwestie onverkort actueel is en dat dit zo zal
blijven als ik mijn mond zou houden. In het kamp der zogenaamde voorstanders is
er nog steeds van een radicale bezinning op het vraagstuk geen sprake. Daar is,
om maar eens iets te noemen, fundamenteel weinig veranderd sinds mevrouw Dupuis
van de VVD in de vorige eeuw een moratorium (opschorting van toelating)
bepleitte en zij een lawine over zich heen kreeg van juridische argumenten. Dat
de VVD zich uiteindelijk niet voldoende vastbeet in deze materie heeft
mogelijkerwijs te maken met het feit dat men de volksvertegenwoordiging als een
spel ziet waar men af en toe een duit in het zakje doet en omdat de VVD
uiteindelijk toch voorstander is van een ‘vrije’ markt van personen en goederen
zodat zij voor wat betreft de immigratie ook weer niet al te hard kan kraaien. Met
enige waarschijnlijkheid kunnen we daarnaast ook stellen dat het gros der
VVD’ers in relatief gerieflijke omstandigheden verkeert, zodat sommige
negatieve gevolgen van de immigratie aan haar voorbijgaat; althans voorlopig.
Maar ik houd het er vooralsnog op dat linkse en christelijke krachten het
meeste boter op hun hoofd hebben en een ordentelijke bezinning van de kwestie
al sinds decennia traineren. Zowel op het openbare als het persoonlijke vlak.
De invloed van de
inter-individuele levenssfeer wordt naar mijn indruk sterk onderschat.
De laatste in de Tweede Kamer vastgelopen Marokkanendiscussie laat ook al de impotentie zien het vraagstuk, ik zou zeggen, op een filosofische (beschouwende) wijze te benaderen. Of is onwil een beter woord? De hardnekkigheid waarmee de PvdA zich als trekpaard van het Goede beschouwt zoals dat toch eigenlijk weer bleek tijdens hun laatste bijeenkomsten, doet ook vermoeden dat men daar nog steeds niet tot bezinning gekomen is en zich nu eens eindelijk gaat afvragen wat staatszaken nu behoren of zouden behoren te zijn. Het maar blijven koketteren met de kwetsbare vreemdeling, die met oneindig velen de landsgrenzen weten op te zoeken, berokkent het continent onnoemelijk veel schade. Is een burgeroorlog het enige wat deze fatale operatie kan keren? Of een allesomvattende implosie?
De laatste in de Tweede Kamer vastgelopen Marokkanendiscussie laat ook al de impotentie zien het vraagstuk, ik zou zeggen, op een filosofische (beschouwende) wijze te benaderen. Of is onwil een beter woord? De hardnekkigheid waarmee de PvdA zich als trekpaard van het Goede beschouwt zoals dat toch eigenlijk weer bleek tijdens hun laatste bijeenkomsten, doet ook vermoeden dat men daar nog steeds niet tot bezinning gekomen is en zich nu eens eindelijk gaat afvragen wat staatszaken nu behoren of zouden behoren te zijn. Het maar blijven koketteren met de kwetsbare vreemdeling, die met oneindig velen de landsgrenzen weten op te zoeken, berokkent het continent onnoemelijk veel schade. Is een burgeroorlog het enige wat deze fatale operatie kan keren? Of een allesomvattende implosie?
In
plaats van zich op het belang van Nederland te richten laat men zich altijd
maar weer betoveren door de direct voorliggende schrijnende gevallen maar ik
kan u verzekeren, dat zolang er kinderen geboren blijven worden er onnoemelijk
veel schrijnende gevallen zullen blijven. Het menselijk bestaan is van nature
van schrijnendheid doortrokken en dat zal nooit door de PvdA of welke ermee
gelieerde partijen dan ook opgelost kunnen worden. Je ziet die koketterie ook
wel bij kunstenaars zoals bijvoorbeeld in de Dichtkunstkrant. Deze krant is
opgezet als reactie op het kunstenbeleid van het kabinet Rutte I en de redactie
vindt dat kunstenaars op een maatschappelijk betrokken (u mag raden hoe) manier zich dienen bezig te houden met de samenleving en een
breed publiek (men heeft de artistieke en financiële oren wijd open
gezet voor de uit materialistische kringen opwellende nutsdictaten) aan het denken moeten zetten. Proeft u
hier de artistieke arrogantie? Het lijkt me dat je in de eerste plaats jezelf aan
het denken behoort te zetten en dat moet blijven doen. Daar merk ik doorgaans
niet zoveel van bij kunstenaars. Zelfreflectie lijkt daar geen overvloedig
verspreid goed. Vervolgens lezen we dan in een gedicht verderop dat we in de
vreemdeling het meest onszelf vrezen. Nu is projectie een allermenselijkst
verschijnsel maar hier wordt ons voor de zoveelste keer een schuldbesef aangepraat (doet de dichter dat bij zichzelf ook?)
zodat wij maar open moeten blijven staan voor alles wat die schuld kan delgen.
Het betreft overigens net zoals bij de bevindelijke christenen een onmogelijke
schuld want wij zijn binnen die perceptie in en door ons wezen al zondig, vanuit ons wezen niet tot iets goeds in
staat en vooral ook voor altijd schuldig. Het is een inlossingsgodsdienst en
een inlossingsideologie waar we mee te maken hebben. Tot Sint-Juttemis zullen
we onze schuld moeten (sollen en müssen of andersom) inlossen. Maar
wat is die zogenaamd goede moraal nu waard als men zich op geen enkele manier
om de gevolgen bekommert voor diegenen die dat goede opgedrongen krijgen of
voor het land waarin men leeft en dat met anderen deelt? Volgens mij weinig en
dat verklaart ook de hardvochtige van liefde overstromende blikken die ik vaak
meen te ontwaren als de goede boodschap verkondigd wordt. Ik kijk vaak naar die
ogen en wat ik dat weleens meen te zien is een angstwekkende kilheid die geen
vragen toelaat en zelfs niet van het bestaan van vragen op de hoogte is, zo is
men gebiologeerd geraakt door de vigerende eenrichtingsreflexen. Van Karl Marx
schijnt het inzicht te komen dat mensen pas dan bepaalde vragen gaan stellen
als zij rijp zijn voor het antwoord. Ik vind dat een mooi inzicht dat eigenlijk
haast biologische processen veronderstelt bij de mens waarbij hij zelf een
weg moet afleggen om iets uit te laten rijpen, alhoewel Marx de invloed van de
onderbouw als bepalend leek te veronderstellen.
Maar hier doet zich dan ogenblikkelijk een probleem voor omdat overtuigden namelijk al op een punt gearriveerd zijn en dus in zekere zin geen weg meer hoeven af te leggen: ze zijn ‘er’ al. Dat zien we bij notoire moslims, we zien het bij marktfundamentalisten, we zien het bij immigratiefanatici, om hen maar even zo te noemen. Zijn bij hen, zo vraag ik mij af, de rottingsverschijnselen al begonnen voordat er ooit van rijping sprake is geweest of moet ik veronderstellen dat hun geest op een brute en fatale wijze ‘gerijpt’ is en dat zij hun waan over die toestand op anderen afwentelen met hun fanatieke boodschap en met hun onverdraagzaamheid?
Maar hier doet zich dan ogenblikkelijk een probleem voor omdat overtuigden namelijk al op een punt gearriveerd zijn en dus in zekere zin geen weg meer hoeven af te leggen: ze zijn ‘er’ al. Dat zien we bij notoire moslims, we zien het bij marktfundamentalisten, we zien het bij immigratiefanatici, om hen maar even zo te noemen. Zijn bij hen, zo vraag ik mij af, de rottingsverschijnselen al begonnen voordat er ooit van rijping sprake is geweest of moet ik veronderstellen dat hun geest op een brute en fatale wijze ‘gerijpt’ is en dat zij hun waan over die toestand op anderen afwentelen met hun fanatieke boodschap en met hun onverdraagzaamheid?