Niet
zo heel lang geleden logeerde ik een paar dagen in de stad Groningen. Dat
bezoek gaf me niet alleen de gelegenheid om de mooie Groninger binnenstad te
doorkruisen zoals de Gelkingerstraat waar mijn grootmoeder van vaders kant nog
gewoond heeft en daar ergens later verliefd raakte op mijn grootvader die dat
toen nog niet was, maar tegelijk eens een blik te werpen in het Dagblad van het
Noorden. Hierin nu schreef namens de hoofdredactie de heer Sijpesma een column
waarin hij de asielzoekersstromen onder de loep nam. Hij beklaagde zich erover
dat zowel het noorden als het oosten meer van deze asielzoekers te verduren
kregen dan het hiervan relatief gevrijwaarde westen. Het viel de schrandere
Sijpesma ook op dat het COA leegstaande panden wilde opeisen en dat die nu
juist in stille gebieden stonden. Foei, weg stilte! Het viel hem verder op dat
er weinig asielzoekers in de betere buurten bivakkeerden. De heer Robbert van
Lanschot had zulks ook al
geconstateerd in een opiniestuk van 30 september in de NRC. Ik kom zo nog op
zijn niets verhullende bijdrage terug. Sijpesma klaagde dat het noorden wel op
het bezinkputje leek van de recente binnenstromende massa’s vreemdelingen,
deels het gevolg van het welkomstbeleid van regeringswege, alhoewel hij,
praktisch man als hij moet zijn, zich niet waagde aan verklaringen die een
licht zouden kunnen werpen op de politiek die hier toch ook voor
verantwoordelijk gesteld zou moeten worden. Nee zover reikten Sijpesma’s
bespiegelingen niet. Er bestond een probleem en daar moest het liefst
onverwijld wat aan gedaan worden.
Maar
ondanks de droeve constateringen van Sijpesma, stralend licht van het Noorden,
moest men toch maar van de nood een deugd maken, immers de plaatsing in het
noorden leverde ook weer werk en omzet op. Het is altijd weer onthutsend hoe
snel de koopmansgeest de kop opsteekt in dit van dominees en mooie woorden
vergeven land. Toch was deze welkome omzet voor onze Sijpesma geen aanleiding
om bij de pakken neer te zitten. Met al het vernuft dat Sijpesma eigen moet
zijn dacht hij dat een goed deel van de in zijn buurt neergestreken
asielzoekers op termijn wel naar het dichtbevolkte westen zou verkassen. Immers
daar waren de beste kansen op een toekomst voor hen. Je zag hem al van pure
uitgelaten blijdschap een vreugdesprong maken. Over de toekomst van hen die
daar al wonen liet de wakkere Sijpesma zich niet uit. Hij besteedde ook geen
enkele aandacht aan al die autochtonen in het dichtbevolkte westen die soms al
een minderheid in eigen stad of wijk zijn. Nu is compassie met de eigen
bevolking nu niet iets dat mannen en vrouwen als Sijpesma na aan het hart ligt.
Voor de goede zaak moet nu eenmaal iets opgeofferd worden al zeggen we dat
natuurlijk liever niet zo. Maar mensen voelen dat natuurlijk wel zo.
Van Lanschot bewandelt een iets andere route. Volgens zijn rijkeluisverstand hebben vluchtelingen het in de rijkenenclaves waar stilte en lommerrijkdom in al hun weldadigheid heersen, het vast niet naar hun zin en dergelijke enclaves zijn nu eenmaal de slechtst denkbare plekken voor deze mensen om hun voorzichtige stappen in de Nederlandse samenleving te zetten, een samenleving waar ik ook schijn bij te horen al ben ik voor verheven lieden als Sijpesma en van Lanschot met hun kleverige taal niet meer dan een wormvormig aanhangsel. In hun land wonen eigenlijk geen mensen, ze komen er alleen maar naar toe.
Van Lanschot bewandelt een iets andere route. Volgens zijn rijkeluisverstand hebben vluchtelingen het in de rijkenenclaves waar stilte en lommerrijkdom in al hun weldadigheid heersen, het vast niet naar hun zin en dergelijke enclaves zijn nu eenmaal de slechtst denkbare plekken voor deze mensen om hun voorzichtige stappen in de Nederlandse samenleving te zetten, een samenleving waar ik ook schijn bij te horen al ben ik voor verheven lieden als Sijpesma en van Lanschot met hun kleverige taal niet meer dan een wormvormig aanhangsel. In hun land wonen eigenlijk geen mensen, ze komen er alleen maar naar toe.
Wat
Sijpesma, dit reusachtige Noorderlicht, niet schijnt te beseffen dat men daar
in dat dichtbevolkte westen hier en daar al zo zijn bekomst heeft van de hen
opgedrongen vreemdelingen hoewel het natuurlijk een open deur is dat niet alles
kommer en kwel is. Maar het is bepaald niet alleen maar verrijking wat de klok
slaat, een woord dat nog bij zo velen, de beteren onder ons, in de mond bestorven ligt. Nee, van
fantasie kun je Nederlanders niet beschuldigen. Zo werd mijn buurvrouw
bijvoorbeeld al in de jaren zestig door buitenlanders uitgescholden en in de
jaren zeventig hebben haar man en zij vanwege de overlast door buitenlanders hun huis en hun toenmalige wijk moeten ontvluchten al zullen anderen, de meer
schijnheiligen onder ons, dat gewoon verhuizen noemen. Het is de buurt meneer!
Stinkende toiletemmers op de gezamenlijke overloop en ander treur- en vuilnis
maakten hun leven nu bepaald niet tot iets verrijkends wat anderen hen ook
wilden doen geloven. En zo zijn er
ontelbare vergelijkbare gevallen waarin het leven van hen die dit alles over
zich uitgestort kregen, ja we leven in een democratie, nu niet bepaald
veraangenaamd werd. En nu praten we alleen nog maar over de dagelijkse
narigheden van zo velen die steeds meer tot hun afgrijzen deel uitmaken van een
Nederlandse samenleving die zij niet meer kunnen herkennen als iets dat nog de
moeite waard is. Maar goed, zij zijn blank, zij reflecteren niet (kunnen zij
ook niet want het is veuls te moeilijk en zij reageren alleen maar vanuit hun
vadsige comfortabele onderbuik.) De ratio is blijkbaar alleen bij de
uitverkorenen te vinden, tenminste die mensen die zichzelf hebben uitverkoren
en elkaar in hun uitverkorenheid herkennen.
Nu horen de bange burgers, ja een diepe angst regeert hun bange leven, weer dat
Nederland deze recente vluchtelingenstromen aankan. Zij horen trouwens veel
dezelfde dingen. Ik vraag mij af of deze optimisten over Neerlands kracht bij
al die lotgenoten langs zijn geweest. Ik denk het niet. De Sijpesma’s en de van
Lanschotten van deze wereld hebben wel wat anders te doen. Maar mijnheer
Sijpesma en mijnheer van Lanschot en al die anderen, vroeg of laat komt de
ellende ook op uw stoep te liggen, wat voor een mooie taal u ook bezigt. En als
dat op een gegeven moment het geval is dan kunt u weten dat dit al veel eerder
bij anderen uit uw Nederlandse samenleving, die u eigenlijk geen moer
interesseert, het geval was. En u zult aanvankelijk blijven zwijgen.