donderdag 3 oktober 2013

aforisme 1087 2013 Participatie


Een samenleving die gedomineerd wordt door publieke onttrekkingen en particuliere vermeerderingen zal inboeten op haar bindende kracht. Krachten zullen eerder centrifugaal dan centripetaal zijn. Of op zijn best zullen zij zich als botsende deeltjes gedragen zoals de Franse schrijver Houellebecq al suggereerde, een gedachte die enigszins in het verlengde lijkt te liggen van de monadetheorie van de Duitse filosoof Leibniz die de  monaden als geestelijke krachtsconcentraties beschouwde die als zodanig geen contact met elkaar hadden: vensters op de wereld bezaten zij niet. Zij waren voor hem in-dividueel, dat wil zeggen ondeelbaar. Bij Houllebecq zowel als bij Leibniz is de vraag aan de orde op welke wijze die in-dividuen, op elkaar inwerken, met dien verstande dat in de moderne samenleving individualiteit soms dividualiteit is geworden en bovendien de individualiteit in vroegere samenlevingen ook niet overschat moet worden omdat het substraat van de menselijke individualiteit dan misschien wel ongedeeld is maar ze is in zekere zin onkenbaar en staat daarmee open voor misvatting, maar boven dat substraat is de kans op deling van de persoonlijkheid en zijn gedrag aanzienlijk groter.

In een moderne vervluchtigde samenleving, die in belangrijke mate gekenmerkt wordt door op zichzelf staande belangen en ‘bewustzijnen’ zal participatie in het gemeenschappelijke eerder langs de lijnen van de functionaliteit, het eigenbelang of het afgedwongene lopen. Of een virtuele exercitie blijken. Maar juist een dergelijke verarmde samenleving schreeuwt om initiatieven van gemeenschapszin al vergeet men dat gemeenschap met de tijd ontstaat, onderhouden moet zijn en afhankelijk is van een zekere gedeelde exclusiviteit. De Joodse theoloog Martin Buber schreef in zijn boek ‘Sluitsteen’ uit 1965 (!) dat het typerend was voor de ‘bewegingen’ van zijn tijd dat ze gewoonlijk streven naar dingen, die slechts als bijproducten kunnen ontstaan. Zo ontstaat volgens hem ‘gemeenschap’: als mensen gericht zijn op een handeling, die ze slechts gemeenschappelijk kunnen volbrengen. Door
slechts iets te willen doet men het eigenlijk reeds mislukken. Gemeenschappelijkheid is een resultante, geen hebbeding, geen nieuwe gadget. Ze ontstaat voortdurend van binnenuit. Of niet. In gradaties. Onder bepaalde voorwaarden. 

Het besef van voorwaardelijkheid lijkt de westerse mens echter te hebben afgeleerd.