zondag 6 maart 2016

Blog 45 Verzuchtingen vanuit het progressieve establishment

Op dagelijkse basis worden teksten over ons uitgestort en bij ons ingestort. Ze bestaan uit een mengeling van feiten, hele en halfbakken theorieën, verzinsels, beweringen, interpretaties en opvattingen. Hoe lezen wij nu deze teksten? Wat wordt er nu in deze teksten beweerd? Hoe gebeurt dat? Welke feiten worden er bij gehaald? Welke niet? Hoe kunnen we dat te weten komen? Op welke wijze ondersteunen feiten het beweerde? Wordt er over feiten nagedacht? Hoe versluierd zijn nu beweringen in die teksten terecht gekomen? Hoe worden valkuilen gegraven? Welke zijn de veronderstellingen die men heeft of koestert maar niet altijd expliciet ten tonele voert? Welke is de positie van de schrijvers? Wat laten hun teksten achter?
Kortom, wat verhult de taal?
Hieruit volgt dat de lezer een leesstrategie nodig heeft om teksten te vatten. Als hij dat tenminste wil.

Dit allemaal geldt uiteraard ook voor de immigratiekwestie; een kwestie die al vanaf een vroeg moment een geloofskwestie is geworden. Beter gezegd, tot een geloofskwestie gemaakt is. En dat is misschien niet zo erg, ware het niet dat dat geloof er voor gezorgd heeft dat tegenstemmen genegeerd werden en dat de stem van dat geloof al in een vroeg stadium luid en dominerend klonk of soms ook juist helemaal niet klonk, namelijk waar het vanzelfsprekende zich enkel vertaalde in beklemmende stilzwijgendheid of een incidenteel scherpe veroordeling. Immigratie en machtsvertoon zijn van meet af aan hand in hand gegaan. Zo is de immigratiekwestie gedurende mijn leven op mij af gekomen en mijn verzet is deels hierin geboren. Plat gezegd, ‘Ik laat mij geen oor aannaaien’. Ik ben niet die onbenul waar multiculturelen en immigratiebeijveraars de tegenstribbelaars zo graag en zo veelvuldig voor houden. Bekrompen stribbelaars tegen het voorgeschotelde heil of tegen de aangekondigde onafwendbaarheid der ontwikkelingen. Als democratie een systeem zou zijn waar de andere stem serieus genomen wordt, dan is het met de staat van die democratie slecht gesteld en de immigratiekwestie is een katalysator die dit in de hand heeft gewerkt.
Gebeurtenissen komen tot stand als gevolg van de uitwerking van menselijke eigenschappen en worden zelf weer aanleiding voor diezelfde eigenschappen om zich wederom te manifesteren. Ook in die zin is de menselijke aanwezigheid hier cyclisch van aard. De ingezette immigratie heeft haar voorstanders dus weer wind in de zeilen gegeven. Elk zogenaamd immigratiefeit veroorzaakt weer een nieuw momentum voor de pleitbezorgers, die zelf laveren tussen het standpunt dat je er niets tegen doen kunt en het andere standpunt dat je er juist iets voor moet doen. ‘Het onvermijdelijke moet in goede banen geleid worden’ is een veelgehoord antwoord op de aanzwellende kritiek. De functionarissen van het onvermijdelijke staan ons bij. Met man en macht. Niet zelden stijgt er hedentendage een geur van wetenschappelijkheid op uit de pleitredes van de bezorgers van de massa-immigratie. Maar zoals we kunnen weten, kan ‘wetenschappelijkheid’ voor uiteenlopende doelen gebruikt worden. 

Natuurlijk, naast de immigratiekwestie die het Westen na de Tweede Wereldoorlog is gaan teisteren (alhoewel ook die benaming al verwarring sticht), zijn er nog wel meer kwesties die de aandacht verdienen. Al lijken kwesties meer op elkaar dan men wel eens wil beseffen. Het ligt er maar aan hoe diep je kijken wilt.
Het belangrijkste vraagstuk is misschien wel het beslag dat de zich vermeerderende mens op de aarde en zichzelf als soort legt. Het valt op dat de gevaren van dat beslag nog steeds onvoldoende doordringen. Men rommelt wat aan de symptomen maar vergeet dat het aantal mensen zelf ook een niet te negeren variabele is. Zonder dief heb je immers ook geen diefstal. Maar mensen beschouwen hun telkens weer geactualiseerde aanwezigheid blijkbaar nog steeds als iets onvermijdelijks.
Behalve de fysieke aanwezigheid is natuurlijk ook de wijze van belang waarop de mens zich hier op aarde in zijn behoeften voorziet en hierin past ook het Westerse productie-en consumptiemodel waarvan misschien (!) alleen door een collaps enige afstand genomen kan worden. De bepleite en tot nu gerealiseerde massa-immigratie lijkt me aan de verandering van dat model niet bij te dragen, behalve voorzover dit de collaps op middellange termijn aannemelijker maakt. Ze is eigenlijk eerder een bevestiging van dat model, al zal men dat bij Links niet graag uitspreken want daar hebben zij zelf ook weer kritiek op. Dat ene verlangen zit hun stelselkritiek dus in de weg, en de vraag is dan voor toehoorder of lezer, hoe men die frictie oplost of uit de weg gaat?

Natuurlijk bestaan er ook problemen die per land wat verschillend zijn. Een kwestie die vaak opduikt is de toenemende flexibilisering van de arbeid, soms een eufemisme voor het aan zijn eigen lot overlaten van de werker. Nu bestaat er geen a priori bestaanszekerheid maar het is niet onwezenlijk om ervan uit te gaan dat als deze ontwikkeling zich doorzet, dit de gemeenschap ondermijnt omdat de geflexibiliseerden, die nu aan de luimen van de markt of de werkgevers overgelaten zijn, noodgedwongen hun leven anders moeten inrichten en daarmee tegelijkertijd iets van de band of inzet zullen verliezen die hen met die gemeenschap bindt. Anders gezegd, zij worden meer productiefactor dan mens tussen de mensen. Merkwaardig genoeg gaat dit samen met een recente explosie van het altruïsme. Het is niet onaannemelijk om te veronderstellen dat een en ander leidt tot een verdere rigidisering van de westerse samenlevingen die tegelijkertijd de mens degradeert tot een hulpeloos op zichzelf aangewezen individu.

Een ander tergend probleem is dat van de vermogensrendementheffing dat van fictief rendement uitgaat. Een merkwaardige links-rechtse uitvinding die tot hosannageroep bij de verzinners leidde maar die mensen vervreemder van hun bestaansvoorwaarden maakt dan zij al waren. Dit is zo’n politieke manoeuvre die burgers veelal als uitermate onredelijk ervaren en hen verder van de politiek heeft verwijderd. Ook de pogingen om contant geld af te schaffen en de pogingen van de staat de greep op de burgers te vergroten horen thuis in de categorie van gevaarlijke ontwikkelingen, die gelijk oplopen met de gevaren van de massa-immigratie. Daarnaast is er de zogenaamde kwestie van de duurzaamheid, een poging van de mens zichzelf en de ander bewuster te maken van de schaarste van de middelen. In dit land hoor je nogal eens spreken over duurzame groei. Meestal hoor je in bezorgde kringen echter weinig over de kwantitatieve aanwezigheid van de mens zelf, laat staan iets over de negatieve invloed van de massa-immigratie op de duurzaamheidsinspanningen. Ook hier zien we weer een knellende gijzeling, die de mens zo vaak parten speelt.
Het besef dat alles wat de mens doet op elkaar betrokken is, lijkt zeer selectief ontwikkeld. De club van Rome, lispelt men, had het vast niet bij het rechte eind of althans voorlopig nog niet - er is uitstel van betaling-, en de theorieën Malthus zijn godzijdank verleden tijd. We hebben alles onder controle. Men doet nu dus aan milieu. Men doet aan klimaat. Men geeft om natuur. Men vindt economische groei noodzakelijk. Of men is tegen economische groei. Men doet aan welzijn. Men houdt vast aan immigratie. Men is bezorgd over criminaliteit. De werkelijkheid van de mens is een tombola: men grijpt eruit wat men wil. Misschien ligt hier een probleem van de westerse samenleving: het verloren geraakte besef dat aan alles een einde komt en dat alles in de loop hier naar toe samenhangt en op elkaar inwerkt: ten goede of ten kwade en misschien ook allebei. Maar vooral nijpend is het ontbreken van het besef dat elke keuze die de mens maakt, hachelijk is.

Het Westen, gepreoccupeerd met het verzorgen van uitzicht, vertoont grote schaarste aan brede beschouwelijke inzichten. Luister naar de Indiaanse hoofdman Chief Seattle in 1854: “Hij (de blanke man) is een vreemde, die in de nacht komt en van het land neemt wat hij nodig heeft”.  Luister naar de Dalai Lama die ondermeer zegt: “Wat me het meest verbaast bij de westerse mens is dat hij zijn gezondheid opoffert om veel geld te verdienen. Vervolgens offert hij het geld weer op om zijn gezondheid te herstellen”. Dergelijke geluiden zijn schaars vertegenwoordigd in de overspannen media en de immigratiepolitiek heeft dat alleen maar verergerd. Het heeft er voor gezorgd dat men zich niet kan terugbuigen naar zichzelf. Het lijkt me een symptoom van een breder probleem, namelijk het gemis van de Westerse geest om zich het cyclische en kwetsbare karakter voor te stellen van al wat deze omringt. Met zijn eenvormige optimisme probeert de Westerse mens de aarde en de wereld van de mensen naar zijn hand te zetten. De christelijke ethiek die de mens op een quasi nederige manier naar zichzelf terugverwijst en de voorwaarden van de gemeenschap nagenoeg buiten beschouwing laat, is hier ondermeer schuldig aan en diegenen die zo refereren aan het christelijk gedachtengoed zouden ook dit eens tot zich door moeten laten dringen. Het christendom heeft de mens in zekere zin tot zichzelf veroordeeld en hem beladen met schuldgevoel en een onoplosbare verstandloze verantwoordelijkheid.
Over het paradoxale dat aan de mens kleeft, lees en hoor je weinig in de Nederlandse media. Actualiteit, zoetsappig geloof, verontwaardiging, meningen, relativisme, wetenschappelijkheid en dromerijen zijn zo wat ingrediënten van het dagelijkse en wekelijkse informatiebombardement. En men blijft lustig langs elkaar heen praten. We leven in een toneelstuk.

De multiculturele en ‘progressieve’ vooruitgangsagenda was en is nog steeds behoorlijk dominant. Een agenda die vooral te proeven is in de vele commentaren en columns. Deze agenda domineert van oudsher ook de andere media. Denk bijvoorbeeld eens aan de VPRO of de VARA, omroepen altijd goed voor het verkondigen van het multiculturele heil. Kritiek is binnen dit verordonneerde optimisme niet aan de orde. Ik herinner me nog het bitse linkse geluid van iemand als Ad ’s Gravenzande toen hij, lang geleden, een criticus van de multicultuur in Almere terechtwees. Zijn ervaringen deden niet ter zake. Het zijn dergelijke voorvallen die mij en anderen bijgebleven zijn.
Lees je de progressieve teksten nauwgezetter dan normaal gesproken, dan valt niet zelden de algemeenheid op die als dekmantel dient voor het specifieke. Zo roept Carolyne de Gruyter op 13 februari 2016 in de NRC in een column die  a priori kritisch is op mensen als le Pen en Wilders, op tot een positief elan. Heel Europa snakt ernaar. Wat staat hier, in deze paar zinnen? De kritiek van politici als le Pen of Wilders wordt hier terzijde geschoven en er wordt gedaan alsof op mysterieuze wijze een knop omgedraaid kan worden. Elan wordt hier blijkbaar als een fenomeen gezien dat los van welke geschiedenis ook, mensen kan en vooral moet inspireren. En dat voor ‘tout l’Europe’. Dus blijkbaar ook voor mij. Wat dat elan dan behelst, tja, dat is dan weer teveel gevraagd. Waar dat heen moet leiden? Onduidelijk? Een beschouwing over waarom dat dan nodig is wordt mij ook niet zo duidelijk. Het verlangen naar magie is blijkbaar nog springlevend. Elan tevoorschijn toveren, dat wil Carolyne de Gruyter. In een zelfde magische potje roert Bas Heijne,  in dezelfde NRC. “Geef ons iets van Bernie Sanders overtuiging. De werkelijkheid komt later wel”. Sanders is een democratische presidentskandidaat die verder gaan wil dan zijn concurrente Hillary Clinton kan gaan of bereid is te gaan. Nu gaat het er niet om de kritiek van Sanders op te gemakkelijke gronden af te serveren maar de vraag is hier, voor wie Bas Heijne nu (s)preekt. Hij zegt ‘ons’. Bedoelt hij de sociaal-democraten? Iedereen? De NRC-lezers? De ondernemers? De verdreven autochtone burgers uit de oude wijken? De Groen-Linksers? Nou, die hebben misschien wel teveel overtuiging. Ja, de werkelijkheid komt er later wel bij. Daar willen zij wel voor zorgen. Want hier vangen we weer eens een glimp op van de linkse albedil. Eerst het ideaal, dan het volk. Al komt een deel ervan om in dat ideaal. Ideaal gered. Het linkse geweten gered.
Ook het christelijke dagblad Trouw heeft in multi-cultureel opzicht een reputatie hoog te houden. Kunstenares Tinkebell bijvoorbeeld, columniste, die het liefst iedereen die dat maar wil of nodig heeft eigenhandig hierheen wil halen: op naar het beloofde land. Een land overigens dat voor weer anderen in die hoek hevig ontgrensd moet worden. Hoe dat en die tevens bepleite grenzenloze immigratie samen moet gaan is nog een raadsel. Maar goed, de werkelijkheid komt wel. Wel, die komt zeker wel, maar soms wat anders dan men zich in zijn stoutste dromen voorgesteld heeft. In het beste geval! Want men stelt zich in dat opzicht niet zoveel voor. En lees bijvoorbeeld eens Lex Oomkes op 17 februari: “Het gezond verstand staat niet langer in aanzien”. Laat dit nu net die woorden zijn die ook ik wel eens gebruik, namelijk om het ontbreken ervan te illustreren. Het gezonde verstand van Oomkes moet vast een ander soort verstand zijn: het verstand van de goeden. Je merkt het tegenwoordig, nu de multiculturelen meer tegengas lijken te krijgen, wel meer: hun beroep op rede en redelijkheid…. en op cijfers. Vreemd, ik heb hen altijd arrogant gevonden en niet geïnteresseerd in de andere stem, dus ook niet in de mogelijkheden van een dialoog. En ik heb mij altijd hevig afgevraagd wat die rede van hen toch behelsde: het ‘Alle Menschen werden hier Brüder’ kon dat toch niet zijn. Dat is een appel! Ik moet de afgelopen decennia iets wezenlijks gemist hebben. Hier nu horen wij de klagelijke stem van een bovencultuur die zich langzaam van haar heilige voorrechten beroofd ziet. Het volk pikt niet alles. Dat deed het volk, een deel ervan, al lang niet en liet dat ook wel horen, maar zo langzamerhand gaat die volkse geest niet meer in de progressieve fles terug. Dat is schrikken voor mensen als Oomkes. Maar luisteren naar dat verrekte volk. Nou nee, dat nu ook weer niet. Laat men dus de rede of de redelijkheid eens onderzoeken! En ook eens naar de bevolking luisteren. Als het al niet te laat is.
Maar dan meneer Ron Bomans, collegevoorzitter van de Hogeschool Rotterdam. NRC 19 februari 2016. De tekst gaat over de PABO alwaar het overdrachtsniveau na de nodige kritiek gestegen schijnt te zijn maar het aantal allochtone leerlingen dienovereenkomstig gedaald is. Bomans zegt: “Autochtone leerkrachten moeten vooral overal les kunnen geven maar het is voor leerlingen toch ook fijn als ze zich kunnen identificeren met hun docenten”. Lees voor leerlingen ‘allochtone leerlingen’ en voor docenten ‘allochtone docenten’. Identiteit wordt in progressieve kringen, zeker en vooral als het de westerse autochtone Nederlandse identiteit betreft, als een vies woord beschouwd maar om de allochtone kindertjes te redden wordt hen wel een identiteit vergund. Ons de vervreemding, zij, de binnengehaalde vreemden, hun identiteit. Let wel, het gaat mij niet in de eerste plaats om die allochtone leerlingen, maar eerst en vooral om de hypocriete krijgshaftigheid van onze progressieve, deels goed verdienende, elite.

Als voorlopig laatste, Louise O. Fresco, D’66 lid, als ik het wel heb, en voorzitter van de Raad van Bestuur van de universiteit van Wageningen. Een column in alweer de NRC van 24 februari 2016. Van Louise Fresco is bekend dat zij een warm pleitbezorgster is van de etnisch-culturele vermenging. Een kosmopolitische geest dus met in haar dromen allemaal blije zelfstandige individuen in een warme laat-kapitalistische en consumentistische wereld, sorry markt. Ze vertelt over haar gevoel van machteloosheid bij zoveel cynisme, leugens, misverstanden en verdraaiingen. Uit welke hoek die komen, vertelt ze er niet bij maar in de volgende zin schrijft zij: “Tegen populisme en opportunisme heb ik geen weerwoord”. Ook hier geen enkel woord over de misschien terechte of in ieder geval oude en nieuwe zorgen over de massale immigratie van de laatste decennia. Daar is blijkbaar in haar nijvere broedplaats geen plek voor: ‘Broeden zult Gij!’.  Noteer ook de broederlijke vermenging van populisme en opportunisme. Mag de bevolking soms niet meer uitmaken wat voor haar opportuun is? Maar Louise O. Fresco fulmineert verder: “ In al die gevallen verzuipt de redelijkheid en met de redelijkheid het optimisme en de kans op een nieuw begin”. In het kielzog van woorden als asieltsunami spreekt ook zij over verzuipen. Zij leert snel. Maar ook hier het haast verplichte optimisme (denk aan Popper die de mens voorhield dat optimisme zijn plicht was) en een nieuw begin. Maar over welk een einde spreken wij hier nu eigenlijk? En ook hier weer wordt de eschatologische utopie naar voren gebracht: een nieuw begin. Hoe dan ook. Nu! Het is de flagrante quasi onschuld van dergelijke oproepen die zo benauwt. Goed, men wil wel even naar die tokkies luisteren, maar daarna weer met gezwinde spoed verder: op naar de gemodificeerde multiculturele heilstaat. Ik moet denken aan de gedwongen ‘witwassing’ van de Canadese indianen, alleen moeten nu met deze neokoloniale immigratiepolitiek de blanke mannen en vrouwen in de bonte was gedaan worden. Dan komt de volgende zin: “Juist de naoorlogse generaties die zo veel te danken hebben aan economische stabiliteit en vooruitgang, vragen alleen nog maar wat Europa oplevert, niet wat het kan bieden aan anderen”. Wel, wel, wat wordt hier nu beweerd?! Komt hier weer die christelijke ootmoed naar boven drijven: iets te danken hebben aan iets waar je blijkbaar zelf geen enkele bijdrage aan hebt geleverd? En waar men dus niet echt recht op heeft. Is die voorspoed de mens daar in het Westen toegevallen? Uit genade? Wel, mijn grootouders en ouders en vele anderen hebben er hard aan gewerkt. Juist hun werkkracht, hun betrekkelijke eenvoud en hun discipline hebben vorm gegeven aan al dat prachtigs dat Louise O. Fresco opdist als iets dat als manna uit de lucht is gevallen. En, mocht zij dat vergeten, er bestaan voorwaarden waaronder zaken als voorspoed of stabiliteit tot stand komen, floreren of ten onder gaan. Maar nee, gaat zij verder, wij moeten Europa offreren aan anderen. In de eerste plaats dus aan diegenen die van buiten komen en hiervan gebruik willen maken. Als zij dit de oude Papoea’s had voorgeschoteld dan zou zij onverwijld gekoppensneld zijn. Haar hoofd zou op een schaaltje terechtgekomen zijn en nergens anders. Nu is het één ding te weten dat je niet alleen leeft, maar het is een ander ding de eigen cultuur, samenleving of hoe je het menselijke samenzijn ook wilt noemen, op een schaaltje aan te bieden. Maar dan, haar handen leeg, haar hart bedroefd, komt ze als door een Godswonder Navid Kermani tegen, een Iraans-Duitse essayist die haar het sombere hart zalft en haar lege handen vult. Kermani, immigrant of zoon van immigranten vermoed ik, zegt dat de vreemdelingenhaat zal verdwijnen als pluriformiteit de norm is geworden. Er gloort in de ogen van de profeet Kermani niet zozeer een trillend ochtendrood alswel een haatloze wereld. Elk knellend onderscheid zal verdwenen zijn. Een soort eeuwig Happy Together zal ons deel zijn; tenminste wanneer de pluriformiteit de norm is. De multi-etnische agenda wordt hier in al haar eenvoud geformuleerd.

De vragen die bij mij zo blijven hangen zijn de volgende: nemen we aan dat er geen universele voor ieder mens toegankelijke wet bestaat die zegt dat volkeren, culturen en religies gemengd moéten worden, hoe verhouden zich haar pleitbezorgers dan met de tegenspraak? Waarom geven zij zo weinig om die bestaande culturen van waaruit zij voor deze menging opteren? Waar baseren zij hun optimisme op? Hoe denken zij na over de voorwaardelijkheid van culturen of beschavingen? Of hoe weinig? Waarom gaan zij zo lichtvaardig om met de gevolgen van de politiek van de ‘melting-pot’? Kunnen zij wat verder kijken dan hun korte-termijn agenda die niet verder strekt dan hun ideeën en reflexen? Welke zijn hun vooronderstellingen over het politiek-economisch-sociale milieu waarbinnen een en ander geïmplementeerd dient te worden? Welke zijn de repercussies voor het beslag dat de mens op de aarde legt? Waarom die voortdurende minachting voor de teleurgestelde en in het gedrang geraakte autochtone bevolking? Vanwaar die minachting?

Maar Louise O. Fresco is nu met Kermani opgetogen: zij jubelt, er is geen tragedie. Ze is getuige van de wederopstanding en de heruitvinding van Europa, multi-cultureel maar niet on-Europees. Ja, zij gelooft in de alsmaar uitdijende mogelijkheden van Europa. “Het opnemen van migranten”, schrijft zij 6 mei 2015, “is niet alleen een humanitaire plicht of is economisch opportuun, maar een logische demografische ontwikkeling in een laat-kapitalistische wereldsamenleving”. En wij, arme eenvoudige bevoordeelde zielen, hebben ons blijmoedig aan deze logica te onderwerpen. Onder leiding van Louise O. Fresco en Navid Kermani cum suis. Op naar een post laat-kapitalistische wereldsamenleving.

De oplossingen komen er aan.
De nieuwe machthebbers ook.