dinsdag 8 april 2014

Blog 22 FEITEN



“Alle politische Kleingeisterei besteht in dem Verschweigen und Bemänteln dessen, was ist.”
Ferdinand Lasalle

Het is het eerste citaat dat opgenomen is in het boek ‘Deutschland schafft sich ab’ van Thilo Sarrazin. Sarrazin behandelt in dit boek ondermeer het probleem dat er in de Bondsrepubliek verhoudingsgewijs meer kinderen in de ‘lagere’ sociale lagen geboren worden en dat die als gevolg van genetische en omgevingsfactoren een structureel lagere intelligentie en aanpassingsbereidheid ontwikkelen, wat nog versterkt wordt door het bestaan en het comfort van allerlei sociale regelingen. Allochtonen maken in belangrijke mate deel uit van die lagen. Het boek valt ondermeer te lezen als een kritiek op de Duitse immigratiepolitiek en de mechanismen om allerhande feiten te verdoezelen of  onvoldoende tot zich door te laten dringen. Sarrazin stelt ondermeer dat een openbare discussie in de eerste plaats dient uit te gaan van het aanschouwelijke en concrete om pas daarna over te gaan naar het algemene en abstracte. Laten we zeggen dat het ene niet zou moeten gaan zonder het andere en dat dit niet gaat zonder een waardering van het concrete.

Lasalle was een negentiende-eeuws Duits socialistisch theoreticus en politicus en heeft meegewerkt aan de oprichting van het Allgemeiner Deutscher Arbeiterverein, een voorloper van de Duitse SPD. Eén van de zaken die binnen de socialistische beweging speelde was de vraag of men arbeidshervormingen kon of moest nastreven of dat men de geschiedenis van de uitbuiting op zijn beloop moest laten. Hervorming dus binnen de randvoorwaarden van het kapitalisme of een soort van Verehlendung. Sociaal-democraten kozen niet geheel onbegrijpelijk voor het eerste pad maar hebben sindsdien een problematische afhankelijkheidsrelatie met de filosofie en feiten van de kapitalistische orde.
De waarde van de feiten was overigens niet alleen voor Lasalle cruciaal maar ook voor een socialistisch denker als Jacques de Kadt.
“ Voor een feit neem ik mijn hoed af ” zei hij.

Maar over welke feiten sprak hij?

Of: Welke feiten behoren wij tot ons door te laten dringen? En: Welke feiten achten wij irrelevant. En waarom? En: is met dat eventuele antwoord voldoende gezegd?

Het niet bestaande immigratiedebat in het westen zoals ook in Nederland kenmerkt zich ondermeer door een aanhoudende worsteling met of veronachtzaming van de betrokken feiten. Links heeft hier een bijzondere rol in het wegmasseren van voor haar onwelgevallige feiten. Waar gedurende de opkomst van de socialistische beweging utopieën en later een wetmatige verklaring van de geschiedenis een belangrijke rol speelden, ging dit toch niet zonder aandacht voor de feiten die immers de zorgwekkende toestand weerspiegelden van de arbeider en aan de basis lagen van de verschillende theorieën. Nu, met het dooretteren van een halve eeuw lange immigratiekwestie kan men zich afvragen welke feiten voor de sociaal-democraten en aanverwante politieke groeperingen en burgers een rol spelen. Er is niet al te veel overdrijving voor nodig om vast te stellen dat met name Links vanaf de jaren zeventig juist die lezing van de feiten benadrukten die overeenkwamen met hun verlangen de allochtone minderheden te verdedigen of te ondersteunen. Het is nog een open vraag waarom de sociaal-democraten die aanvankelijk nogal kritisch tegenover verdere immigratie stonden, zo overstag zijn gegaan en een kritische beschouwing van de immigratie uit de weg zijn gegaan. Deze vraag geldt wat mij betreft, ook nadrukkelijk voor al die ‘linkse’ mensen die ik in de loop der jaren heb mogen ontmoeten of heb moeten aanhoren.
Deze zogenaamde minderheden die in toenemende mate een rol gingen spelen als gevolg van verdere immigratie en voortplanting, werden en worden niet zelden afgezet tegen de verondersteld dominante autochtone meerderheid die zich nu soms een vreemde in eigen land voelt. We zien hier het oude dualisme terug tussen kapitalist en arbeider, verder opgesierd met oude of hervonden schuldgevoelens. Hierbinnen is vervolgens de aanval geopend op die leden van die veronderstelde meerderheid (meestal in enkelvoud gesteld) die vanuit hun ervaring of vanuit hun reflectie op het verschijnsel, kritiek op de immigratie begonnen te uiten. Niet zelden zijn en worden deze mensen weggezet als boos, fascistoïde, racistisch, verongelijkt, blind en wat niet al. Niet zelden ook werd op hoge toon geëist om dan maar met ‘bewijzen’ te komen. Dat deze toon gegrond was op enerzijds een bevrijdende zelfingenomenheid en anderzijds op een primair wantrouwen in de critici moge duidelijk zijn. Althans voor velen. Feiten hebben hier vaak slechts een instrumentele bijrol gespeeld. Men had blijkbaar ook geen hoed meer om die af te nemen.

Al in een vroeg stadium ben ik me steeds meer gaan verbazen over de wijze waarop Links en de met haar gelieerde bewegingen de, zich mede door hun inspanningen ontwikkelende massa-immigratie, beschouwde en blijkbaar tot hun onvervreemdbaar gedachtengoed zijn gaan rekenen. Hun houding heeft tot gevolg gehad, en dit speelde al vanaf het begin, dat de feiten die te maken hadden met de veroorzaakte problemen voor de autochtone bevolking, om wier plek het immers ging, stelselmatig gebagatelliseerd of simpelweg ontkend werden. “ Het valt wel mee” is een in allerlei toonaarden bezongen credo. Dit telkens weer aangeheven credo heeft een nuchtere analyse van de immigratiekwestie stelselmatig onmogelijk gemaakt. Desalniettemin gingen de feiten als het ware gewoon door.

Maar, als iemand zegt de feiten serieus te nemen, dan is de vraag altijd om welke feiten het gaat. Helaas heeft de sterk normatieve bijna religieuze blik ervoor gezorgd dat het altijd een zeer selectieve blik op die feiten is geweest. Dat heeft mede de atmosfeer in dit land vergiftigd en verstard. Voor mij heeft het betekend dat ik al in een vroeg stadium Links – ik stemde voor 1980  Klein Links – moest gaan beschouwen als een slechte partner waar het ging om de verantwoordelijkheid voor Nederland, in het bijzonder met betrekking tot de voortdurende ook door haar gefaciliteerde immigratie. Dat hield ook in dat belendende problemen eveneens gegijzeld werden door de als vanzelfsprekend gehouden immigratieopvattingen, die vanaf een gegeven moment het liefst als integratievraagstukken beschouwd werden.

Je ziet al vanaf het begin vaak twee posities tegenover elkaar staan: aan de ene kant een sterk ethisch-normatieve blik die de feiten op daarbij behorende wijze selecteert en het onwelgevallige buiten beschouwing laat. Aan de andere kant staan mensen die of vanuit hun negatieve ervaringen spreken of laten zien dat zij wel over de materie nagedacht hebben, wat overigens niet wegneemt dat ook bij deze mensen de kwaliteit van de reflectie divers is. Ik heb de indruk dat juist mensen die geen universitaire studie of een hogere beroepsopleiding hebben gevolgd, als eerste vaak scherper de gevolgen van de immigratiepolitiek doorzien; niet alleen omdat zij vaak op die plekken wonen waar de meeste last ontstaan is maar ook omdat hun gevoeligheid nog niet door verbale omwegen getekend is. De critici zijn van begin af aan met een zekere en soms agressieve hoon overladen waarbij zij, zoals ook ik, voortdurend getrakteerd zijn geweest op zeer discutabele argumenten, zonder dat overigens ingegaan is op de draagwijdte van de gebruikte argumentatie. Je kunt zo het begrip verrijking niet gebruiken zonder na te denken over de context waarbinnen dat begrip gehanteerd wordt.
Toen de ‘vol is vol - discussie’ speelde heeft Groen Links, zo is mij verteld, een filmpje gemaakt in de duinen (!) van Nederland. De camera draaide 360 graden in de zanderige omgeving en de boodschap luidde
“ Nederland is helemaal niet vol! ” Voor mijzelf laat ik een dergelijke zin als volgt luiden: “ Nederland is nog niet vol ”, beseffende dat je behoort te denken en te praten over het verschijnsel van de volte en dat je dat zeker moet doen als je je verantwoordelijk wenst te voelen voor het land waarin je leeft en dat je met anderen deelt. Een land, dat zei ten overvloede gezegd, dat dus niet op elk gewenst moment ‘begint’.
Links, dat zo met zichzelf ingenomen schijnt - hier hebben wel meer overtuigden last van-  heeft tot nu toe altijd geprobeerd met haar inquisitorische houding ketterse geluiden te elimineren dan wel te bezweren. Ik heb vaak gemerkt dat linkse mensen zich al helemaal niet kunnen voorstellen dat je kritiek op de immigratiepolitiek hebt. Dus waar je ook mee aankomt, het maakt geen indruk.

Dezelfde omissie met betrekking tot de feitenselectie en interpretatie speelt eveneens een rol in de huidige baaierd van verontwaardigde reacties op de als provocatief en discriminerend ervaren uitspraken van Wilders. Dergelijke uitspraken zijn als manna uit de hemel voor diegenen die niet van zins zijn de immigratiekwestie te onderzoeken en te doordenken want daar heeft men een broertje dood aan, zo is mij in de loop der jaren wel gebleken. Een vriend van me zegt nogal eens dat we altijd door de werkelijkheid afgerekend worden. Dat klinkt plausibel, maar we zien helaas dat daar een selectieve blik aan vooraf gaat zodat maar een beperkt deel van die veelvormige werkelijkheid wordt waargenomen of bevraagd. Dat kunstenaars met hun door mij veronderstelde voorkeur voor de finesses van de waarneming die waarneming inzake de immigratie aanpassen aan hun ethische welgevalligheden, is curieus te noemen. Misschien is een (niet de!) verklaring hiervoor te vinden in het feit dat het domein van de waarneming aan de academies aan waarde ingeboet heeft ten faveure van allerlei conceptuele brouwsels die bij minder solide geesten tot eenvormigheid en geestelijke luiheid geleid heeft.
Dat allemaal is voor mij een zaak van toenemende treurnis.