maandag 20 april 2015

Waarom toch steeds weer die immigratiekwestie?




Gisteren, in de pauze van een concert, tussen Prokofiev en Mahler, klampte iemand mij aan en vroeg mij waarom ik toch telkens weer op de immigratiekwestie terugkwam.
Waarom dus niet een tekst van bescheiden afmetingen geschreven om misschien ten overvloede nog eens duidelijk te krijgen waarom ik dat doe.
Aan de obsessie als zodanig ga ik voorbij omdat zonder die obsessie de feiten niet plotseling als sneeuw voor de zon verdwijnen. Trouwens, mensen kunnen met evenveel obsessie hun kaken stijf op elkaar houden of bij herhaling een standaardreactie opdissen.

Mijn vasthoudende aandacht is hoge mate bewerkstelligd door de ontstentenis van een discours dat die naam waardig draagt. Voor mij is dat verbijsterend. Van meet af aan is de kwestie ‘vermoraliseerd’ en min of meer taboe verklaard: op alle denkbare fronten. Links draagt hier een relatief grote verantwoordelijkheid alhoewel aanvankelijk in het begin van de jaren zeventig het kabinet den Uyl nog haar onwenselijkheid over een verdergaande immigratie uitsprak. Deze lijn is blijkbaar verlaten. Het heeft mede mijn verwijdering van Links bepaald, een verwijdering die ik in die zin betreur, omdat voor mij en vele anderen hiermee een deel van het politieke denken (ook bij Links bestaat een denk- en handelingspotentieel) als het ware geamputeerd is en er bij velen een reactie ontstond die sterk door emotie bepaald is. Een begrijpelijke emotie overigens! In deze zin heeft de immigratiekwestie het intellectuele potentieel van ons land geschaad en doet zulks nog steeds. Hierin is misschien mijn eerste zorg gelegen die mij ertoe gebracht heeft me hiermee bezig te houden.

Denkend over maatschappelijke en politieke aangelegenheden probeer ik mij vooral voor te stellen welke mijn rol zou behoren te zijn, mocht ik de volledige bestuursverantwoordelijkheid dragen. Temidden van meer stemmen, dat spreekt voor zich. De verleiding in een representatieve democratie bestaat eruit dat burgers dat nu juist niet doen en vooral spreken vanuit hun beperkte bereik en belang. In die zin kweekt een dergelijke democratie politieke consumenten. Misschien dat je als dictator moet denken en je als democraat behoort te gedragen. Mij lijkt het uit het oogpunt van het streven naar een soort algemeen belang wenselijk dat dit beperkte perspectief nu juist overstegen dient te worden. Burgers zouden kunnen proberen door al die beperkte perspectieven heen te snijden. Verstand en belang zijn twee verschillende zaken. Op alles wat wij doen of laten, volgt wat en daar moet je naar kijken, temeer waar dat doen of laten ‘andermans’ situatie betreft. Wij staan tot elkaar in verhouding. 

Daarnaast stel ik mij altijd al vragen over de rol van politiek en staat. We leven immers samen binnen deze verbanden die in verbinding staan met zoiets als maatschappij en samenleving. Professor Paul Frissen schrijft in zijn boek ‘De fatale staat’ over de bemiddelende rol van de staat te midden van de tragiek van het menselijk bestaan dat gekenmerkt wordt door voorlopigheid, gebrokenheid en onvoltooidheid. Hij rept in zijn boek niet van de specifieke rol van de staat en dus de politiek om land en volk te beschermen en zoveel als mogelijk te vrijwaren van leed en schade. Hierin moet gekozen worden, dus zo waardevrij kan de staat niet zijn want hier worden belangen en zo mogelijk inzichten tegenover elkaar afgewogen en daar is aandacht en daar zijn maatstaven nodig. In zijn boek wordt wel gewag gemaakt van een dergelijke neutraliteit van de staat. In zijn Deutscher Brief uit 1933 schrijft de Roemeense filosoof Cioran ook over de discrepantie tussen politiek en de waarden die in een samenleving circuleren en hij waardeert daar de pogingen van het regime die waarden en ook het recht met kracht het politieke bereik binnen te brengen of juist de staat de samenleving binnen te brengen. In de periode nadien hebben we gezien dat in Nazi-Duitsland politiek en staat dominant geworden zijn ten opzichte van  de samenleving. Er bestaat dus een vloeibare frictie tussen samenleving, politiek en staat en het lijkt me belangrijk om te stellen dat er niet zoiets als een ‘pouvoir neutre’ bestaat, maar dat waarden, belangen en normen wederzijds naar binnen sijpelen en dat er dan niet meer opzit dan niet alleen institutionele waarborgen op te richten maar vooral ook om de zaken steeds maar weer te verhelderen. Dit wordt door de gevoelde handelingsnoodzaak nogal eens vergeten en de immigratiepolitiek is hier naar mijn oordeel een sprekend voorbeeld van. Wat ik in al die decennia gemist heb is een poging om telkens weer de verantwoordelijkheid van politiek en staat af te bakenen en te bevragen. Dat laatste vooral.

Vanuit een dergelijke verantwoordelijkheid heb ik dus doorgaans naar vraagstukken gekeken: “Wat zou ik behoren te doen als” en “ Hoe zou ik de materie vanuit die rol en verantwoordelijkheid kunnen of behoren te benaderen?” Ik proef een dergelijke benadering van burgers niet veel, zoveel zijn zij klaarblijkelijk in beslag genomen door wat zij allemaal zelf willen. Juist de beschouwelijkheid verliest terrein omdat de representatieve democratie een consumentistische geest bewerkstelligt. Hetzelfde geldt voor de staat, uitvoerder van politieke wilsbesluiten. De immigratiepolitiek sinds de jaren zestig kenmerkt zich, zoals ik ook al hierboven heb aangegeven, nu bepaald niet door een prudente houding (weer een woord dat bij Frissen voorkomt) van de politiek en de staat jegens de eigen ‘aanvankelijke’ bevolking. Daar was zij immers in de eerste plaats verantwoordelijk voor! Het komt mij voor dat de rol van de staat teveel gepolitiseerd en geïdeologiseerd is en te ver af is komen te staan van het volk dat zij dienen moet. Overigens scharniert het boek van Frissen rond het probleem van het populisme en de immigratie, zonder dat hij daar in analytische zin veel woorden aan vuil maakt. Uitspraken zijn dan al snel ethisch of performatief gekleurd. Frissen is PvdA’er. De PvdA is een partij waar denken en actie sterk op elkaar betrokken zijn.

Al vroeg in mijn leven was het vraagstuk van ‘de‘ verantwoordelijkheid belangrijk in mijn denken over maatschappelijk-politieke en andere vraagstukken, hoe aarzelend dat denken aanvankelijk ook was. Verantwoordelijkheid is als begrip zelf onbepaald, het kan verschillende richtingen opgaan, en juist binnen het politieke raamwerk van de staat behoort verantwoordelijkheid als probleem gesteld te worden, niet zozeer als dogma.

Resumerend bestaan er voor mij dus een aantal redenen om mij op de immigratiekwestie te richten.
Ik beschouw de kwestie zeker ook als een ‘intellectueel’ probleem en ik constateer op dit punt ernstige tekortkomingen.
Ten tweede komt mijn bemoeienis voort uit het feit dat ik mij in een bestuurlijk-politieke rol voorstel. Denkend vanuit de bredere belangen van land en volk. Wetend dat er op enig moment hoe dan ook gekozen dient te worden.
In de derde plaats is het vraagstuk van de verantwoordelijkheid, dat in deze kwestie zo verengd is, voor mij altijd cruciaal geweest.
En in de vierde plaats keek ik steeds beter om mij heen, dacht ik beter na, stelde mij beter iets voor. Het gevolg was dat ik schrok. Niet enkel van de gevolgen van de gevoerde politiek, die ik kan zien of die ik me kan indenken maar ook van de wijze waarop ze is en wordt geïnjecteerd.