dinsdag 6 oktober 2015

Blog 37 Sijpesma, licht van het noorden


Niet zo heel lang geleden logeerde ik een paar dagen in de stad Groningen. Dat bezoek gaf me niet alleen de gelegenheid om de mooie Groninger binnenstad te doorkruisen zoals de Gelkingerstraat waar mijn grootmoeder van vaders kant nog gewoond heeft en daar ergens later verliefd raakte op mijn grootvader die dat toen nog niet was, maar tegelijk eens een blik te werpen in het Dagblad van het Noorden. Hierin nu schreef namens de hoofdredactie de heer Sijpesma een column waarin hij de asielzoekersstromen onder de loep nam. Hij beklaagde zich erover dat zowel het noorden als het oosten meer van deze asielzoekers te verduren kregen dan het hiervan relatief gevrijwaarde westen. Het viel de schrandere Sijpesma ook op dat het COA leegstaande panden wilde opeisen en dat die nu juist in stille gebieden stonden. Foei, weg stilte! Het viel hem verder op dat er weinig asielzoekers in de betere buurten bivakkeerden. De heer Robbert van Lanschot  had zulks ook al geconstateerd in een opiniestuk van 30 september in de NRC. Ik kom zo nog op zijn niets verhullende bijdrage terug. Sijpesma klaagde dat het noorden wel op het bezinkputje leek van de recente binnenstromende massa’s vreemdelingen, deels het gevolg van het welkomstbeleid van regeringswege, alhoewel hij, praktisch man als hij moet zijn, zich niet waagde aan verklaringen die een licht zouden kunnen werpen op de politiek die hier toch ook voor verantwoordelijk gesteld zou moeten worden. Nee zover reikten Sijpesma’s bespiegelingen niet. Er bestond een probleem en daar moest het liefst onverwijld wat aan gedaan worden.

Maar ondanks de droeve constateringen van Sijpesma, stralend licht van het Noorden, moest men toch maar van de nood een deugd maken, immers de plaatsing in het noorden leverde ook weer werk en omzet op. Het is altijd weer onthutsend hoe snel de koopmansgeest de kop opsteekt in dit van dominees en mooie woorden vergeven land. Toch was deze welkome omzet voor onze Sijpesma geen aanleiding om bij de pakken neer te zitten. Met al het vernuft dat Sijpesma eigen moet zijn dacht hij dat een goed deel van de in zijn buurt neergestreken asielzoekers op termijn wel naar het dichtbevolkte westen zou verkassen. Immers daar waren de beste kansen op een toekomst voor hen. Je zag hem al van pure uitgelaten blijdschap een vreugdesprong maken. Over de toekomst van hen die daar al wonen liet de wakkere Sijpesma zich niet uit. Hij besteedde ook geen enkele aandacht aan al die autochtonen in het dichtbevolkte westen die soms al een minderheid in eigen stad of wijk zijn. Nu is compassie met de eigen bevolking nu niet iets dat mannen en vrouwen als Sijpesma na aan het hart ligt. Voor de goede zaak moet nu eenmaal iets opgeofferd worden al zeggen we dat natuurlijk liever niet zo. Maar mensen voelen dat natuurlijk wel zo.
Van Lanschot bewandelt een iets andere route. Volgens zijn rijkeluisverstand hebben vluchtelingen het in de rijkenenclaves waar stilte en lommerrijkdom in al hun weldadigheid heersen, het vast niet naar hun zin en dergelijke enclaves zijn nu eenmaal de slechtst denkbare plekken voor deze mensen om hun voorzichtige stappen in de Nederlandse samenleving te zetten, een samenleving waar ik ook schijn bij te horen al ben ik voor verheven lieden als Sijpesma en van Lanschot met hun kleverige taal niet meer dan een wormvormig aanhangsel. In hun land wonen eigenlijk geen mensen, ze komen er alleen maar naar toe.

Wat Sijpesma, dit reusachtige Noorderlicht, niet schijnt te beseffen dat men daar in dat dichtbevolkte westen hier en daar al zo zijn bekomst heeft van de hen opgedrongen vreemdelingen hoewel het natuurlijk een open deur is dat niet alles kommer en kwel is. Maar het is bepaald niet alleen maar verrijking wat de klok slaat, een woord dat nog bij zo velen, de beteren onder ons,  in de mond bestorven ligt. Nee, van fantasie kun je Nederlanders niet beschuldigen. Zo werd mijn buurvrouw bijvoorbeeld al in de jaren zestig door buitenlanders uitgescholden en in de jaren zeventig hebben haar man en zij vanwege de overlast door buitenlanders hun huis en hun toenmalige wijk moeten ontvluchten al zullen anderen, de meer schijnheiligen onder ons, dat gewoon verhuizen noemen. Het is de buurt meneer! Stinkende toiletemmers op de gezamenlijke overloop en ander treur- en vuilnis maakten hun leven nu bepaald niet tot iets verrijkends wat anderen hen ook wilden doen geloven.  En zo zijn er ontelbare vergelijkbare gevallen waarin het leven van hen die dit alles over zich uitgestort kregen, ja we leven in een democratie, nu niet bepaald veraangenaamd werd. En nu praten we alleen nog maar over de dagelijkse narigheden van zo velen die steeds meer tot hun afgrijzen deel uitmaken van een Nederlandse samenleving die zij niet meer kunnen herkennen als iets dat nog de moeite waard is. Maar goed, zij zijn blank, zij reflecteren niet (kunnen zij ook niet want het is veuls te moeilijk en zij reageren alleen maar vanuit hun vadsige comfortabele onderbuik.) De ratio is blijkbaar alleen bij de uitverkorenen te vinden, tenminste die mensen die zichzelf hebben uitverkoren en elkaar in hun uitverkorenheid herkennen.

Nu horen de bange burgers, ja een diepe angst regeert hun bange leven, weer dat Nederland deze recente vluchtelingenstromen aankan. Zij horen trouwens veel dezelfde dingen. Ik vraag mij af of deze optimisten over Neerlands kracht bij al die lotgenoten langs zijn geweest. Ik denk het niet. De Sijpesma’s en de van Lanschotten van deze wereld hebben wel wat anders te doen. Maar mijnheer Sijpesma en mijnheer van Lanschot en al die anderen, vroeg of laat komt de ellende ook op uw stoep te liggen, wat voor een mooie taal u ook bezigt. En als dat op een gegeven moment het geval is dan kunt u weten dat dit al veel eerder bij anderen uit uw Nederlandse samenleving, die u eigenlijk geen moer interesseert, het geval was. En u zult aanvankelijk blijven zwijgen.