zondag 25 augustus 2013

Martha Nussbaum


martha-nussbaum-interlitq.wordpress.com.


Martha Nussbaum

Het zomerinterview van de NRC was op vrijdag 19 juli 2013 gewijd aan de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum.  De NRC zag aanleiding om haar uit te nodigen naar aanleiding van het verschijnen van haar nieuwste boek met de omineuze titel De nieuwe religieuze intolerantie. Een uitweg uit de politiek van angst. Bedoeld lijkt te worden de seculiere intolerantie jegens geloofsuitingen zoals die bijvoorbeeld zichtbaar worden in de Franse laïcité en het boerkaverbod.

MN gaat uit van twee rechtsfilosofische benaderingen van tolerantie.
De eerste verwijst naar de Engelse filosoof John Locke die stelde dat het voldoende is om minderheden gelijk te behandelen en dat zij recht hebben op godsdienstvrijheid en op non-discriminatie. (Het maakt overigens wat uit of je zegt dat zij recht hebben of dat hen dat recht gegeven is. Uit de tekst van MN kan ik niet goed opmaken welke de gedachten van Locke op dit punt waren)
De tweede benadering, die MN eerder omhelst, is de accommodistische variant die een veel actievere steun aan minderheden bepleit. Sprekend over de immigratie stelt zij vervolgens dat als je besluit dat immigranten nodig zijn voor de beroepsbevolking, je hen dan ook als gelijke burgers dient te verwelkomen. Je hebt ze immers uitgenodigd. Leg dus, zegt ze even later, de nadruk op de verrijking die de immigranten de samenleving kunnen bieden.
Samenlevingen verschillen naar karakter, zo lijkt MN te zeggen als ze spreekt over de verschillen tussen Amerika en Europa.
In Europa, zegt ze, is het begrip identiteit en burgerschap in tegenstelling tot in de Verenigde Staten veel minder politiek en zijn volgens haar taal en etniciteit dragende begrippen van nationaliteit en identiteit. Dat beperkt de door haar gewenste mogelijkheden voor een wereldburgerschap dat zij bepleit. De Indiase filosoof Tagore lijkt een belangrijke inspiratiebron voor haar. Zeker waar hij spreekt over de ontwikkeling van het inlevingsvermogen en rept van een alomvattend medeleven.

John Locke schrijft in zijn ‘Essays concerning Human Understanding’ van 1690 dat obscure en verwarde ideeën nooit een heldere en onderscheidende kennis kunnen opleveren. 1

- Ideeën representeren bij Locke  de fysieke wereld in de geest en ze worden opgedaan door de ervaring en de daaropvolgende reflectie. In tegenstelling tot een filosoof als Leibniz ging Locke er van uit dat de mens bij geboorte een tabula rasa is dat met ervaringen en reflectie gevuld en geduid wordt -

Hoe helder is MN, zo vroeg ik mij af. In haar boek Niet voor de winst uit 2011 2 spreekt MN bij herhaling over het zelfstandig kritisch denkvermogen, over verbeeldingskracht en over inlevingsvermogen. Een probleem dat zich echter bij haar uiteenzettingen voordoet, is dat haar politieke liberale programma steeds weer het zicht beneemt op wat een heldere analyse zou kunnen openbaren. Zo ook in het interview. Zij zegt daar dat als je immigranten nodig hebt, je hen moet verwelkomen.  Even nog los van het feit dat ‘de immigratie’, zo gesteld, als een beschrijving van de realiteit niet voldoet, wordt het begrip ‘je’ dat zij voortdurend gebruikt, op deze wijze ingezet, een verward begrip dat tactische doeleinden moet dienen, namelijk het accommoderen van de door haar ogenschijnlijk geliefkoosde immigranten. Dan is er niet zo veel ruimte om na te gaan hoe het besluitvormingsproces in zijn werk gaat.

Ik vermoed verder dat zij zich te snel door opvattingen als die van Locke laat leiden die stelt dat een maatschappij als een sociaal contract beschouwd kan worden dat door vrije mensen gevormd wordt.  Mogelijk dat Locke de gedachte van de tabula rasa geprojecteerd heeft op de menselijke samenleving die dan als het ware ‘vrij’ in te vullen zou zijn. Het zijn dergelijke gedachten die mensen als Martha Nussbaum ongemerkt ook koesteren wanneer zij menen te kunnen sleutelen aan de samenleving zonder zich al te veel te storen aan datgene wat zich ontwikkeld heeft. Een samenleving wordt door haar eigenlijk als een tabula rasa, een luchtledig iets, beschouwd die vervolgens gekneed kan worden naar de waarden die zij voor ogen heeft. (Overigens kun je eigenlijks niet iets kneden dat al niet een zekere substantie bezit)
Zo legt zij bij haar onderwijskundige voorstellen ook voortdurend het verband tussen onderwijs en democratisch burgerschap, zonder zich af te vragen of kritische zelfstandigheid die zij met zoveel woorden bepleit daar op een gegeven moment niet mee conflicteert. Net zoals toendertijd bij Marcuse, een prominent vertegenwoordiger van de Franfurter Schule, lijkt het er op dat er dan wel een idee van een kritische houding is maar dan toch één die in de richting van een specifiek ochtendgloren heengaat. Het rood van de opkomende zon vermengt zich dan echter al snel met het rood van het gutsende bloed.
En zo komen we uit bij Jean Jacques Rousseau die in dezelfde periode als John Locke leefde. Ook Rousseau schreef over het contrat social dat de burgers zou moeten verenigen. Ook hij vroeg zich af wat de reikwijdte was van de legitimiteit van zo’n contract. Volgens hem zou er een volonté générale, een volkswil, bestaan: een soort algemeen belang dat de burgers als zij in het volle bezit van hun verstand zouden zijn, begiftigd met een helder oordeelsvermogen en met een volledige kennis van zaken, zouden formuleren. Die volkswil vormt de legitimiteit van de macht. Het probleem is natuurlijk hoe en door wie die zogenaamde volkswil geformuleerd wordt en hoe die vervolgens tot uitdrukking gebracht en getoetst wordt.

Vanuit de gedachte van dat contract van ogenschijnlijk vrije mensen, die zo te zien weinig oog heeft voor de nuances van de machtsvorming en -verdeling, is het een kleine stap om te spreken over het ‘je’ en het ‘wij’ dat in een soort mythische eendracht tot besluiten lijkt te komen. Zij doet dat waarschijnlijk zo gemakkelijk omdat haar politieke programma waarin multiculturaliteit en wereldburgerschap zo’n belangrijke rol spelen haar kritische analyse in de weg staat. En dan kom je inderdaad via verwarde begrippen uit bij verwarde theorieën of verwarde kennis. De overstap naar propaganda is dan snel gemaakt.

Hetzelfde gebeurt in haar boek Niet voor de winst waarin zij  voortdurend spreekt over de minderheden en over de meerderheid. Ook hier dient zich hetzelfde probleem van ondeugdelijke formulering aan. Haar politieke ambities lijken ook hier het zicht belemmeren op een meer afgewogen analyse van het simpele lidwoordje ‘de’. Wil je het probleem van de minderheden versus de meerderheid enigszins adequaat benaderen dan zul je niet alleen een studie moeten doen naar de legitimiteit van de machtsvorming of naar de totstandkoming van een of ander ‘wij’, maar ook de begrippen minderheid en meerderheid dienen te differentiëren. Zo kun je bijvoorbeeld kijken naar de relatieve verandering van de bevolkingssamenstelling per straat of per wijk want de minderheden van MN, en zij lijkt vooral de allochtone minderheden te bedoelen, blijven immers getalsmatig niet altijd en overal minderheden. Daarnaast zul je dus ook moeten kijken naar de verwachtingspatronen bij de oorspronkelijke bewoners en het effect daarvan op hun leven. En uit wat en uit wie bestaat de meerderheid trouwens? Is het misschien niet juist zo dat er een zich ontwikkelende meerderheid is die zich juist niet gerepresenteerd weet? Wat verder te zeggen over het verschil tussen kwantitatieve en kwalitatieve meerderheid? En ga zo maar door.
Met olifantsbenen banjert Martha Nussbaum door al deze begrippen heen en ze vergeet en passant de opvatting van Locke dat de overheid als eerste de taak heeft haar bevolking  te beschermen. Aan de beschouwing van de formulering van die taak en van een toetsing hiervan aan de geschapen realiteit komen Nussbaum en haar mede wereldburgers al helemaal niet toe. De
proof is niet in de pudding zo blijkt, maar in de proof zelf. Het door haar bewierookte kritische denken en de verbeeldingskracht lijken maar één doel te dienen en dat is de westerse mens de multi-etnische realiteit waarmee hij is en wordt geconfronteerd, te laten slikken. Het inlevingsvermogen van MN en de haren kent maar één richting, namelijk de richting van de immigrant, voor hen blijkbaar de nieuwe langverwachte nieuwe mens, die hopelijk de vermoeidheid van de oude mens zal kunnen overwinnen. Zij dienen hiermee echter niet de belangen van de minderheden die zij zo menen te vertegenwoordigen want hun analytisch gebrek is een kweekvijver voor heel wat radicalere geluiden dan die aanvankelijk bij het begin van het immigratieproject hoorbaar waren. Zij dienen al evenmin de zaak van het kritische denken en van de onbevangen waarneming die daaraan vooraf zou moeten gaan.

1  John Locke 1690  An Essay concerning Human Understanding. Tweede deel pagina 189
Dover Publications New York
2  Martha  Nussbaum 2011
Niet voor de winst
AMBO uitgeverij

dinsdag 20 augustus 2013

aforisme 1020 2013

Wat dialoog! De meesten, puristen in hun eigen ogen, willen me slechts meesleuren in hun moeras van zogenaamde onbedorven meninkjes om me vervolgens daar te laten stikken. 

vrijdag 16 augustus 2013

aforisme 1012 2013


Als links plotseling rechts zou zijn dan zou rechts van de weeromstuit links worden. De mens lijkt een antagonistisch wezen te zijn, zo verknocht is hij aan tegenstellingen. In de ander herkennen wij ons niet-ik. Met die ander moeten wij ons zien te verzoenen, wat slechts tijdelijk onder bepaalde voorwaarden lukt. Melancholisch als de mens ten diepste is, zal vroeg of laat de latente kracht van het onvervulde de mens weer rusteloos maken. Dit is slechts één van de redenen waarom er amper sprake kan zijn van een stabiele verzoening. Instabiliteit is een kenmerk van de mens. Al zijn er maatschappelijke voorwaarden denkbaar waarbij de instabiliteit gering is. De hedendaagse turbulente samenlevingen versterken echter om allerlei redenen die onderhuidse onrust.
We liggen permanent op de loer al zijn er momenten in de menselijke beschavingen waarop de mens meent hier zonder te kunnen. Dit komt die beschavingen duur te staan. Harmonieuze uniformiteit is een sprookje. Zwakte en sterkte zijn eerder kenmerken van de menselijke soort. De inwerking van deze twee op elkaar geeft spanningen, al verkiezen sommigen om die te negeren. Negatie is een veel gebruikt maar hachelijk verdedigingsmechanisme.
Alles gebeurt voorwaardelijk. Ons lijfsbehoud staat echter voorop. Slechts schoorvoetend geeft de mens dit toe. Uit publicitaire overwegingen kweken we altruïstische illusies, maar ook omdat we anders elkaar voortdurend naar het leven zouden staan. De lach is het baken van deze gekooide agressie. Toch bestaat er ook zoiets als toegenegenheid. Echter, zolang de mens  blijft geloven in een onvoorwaardelijke en onbegrensde liefde, hoe duister en plooibaar dat begrip verder ook is, zal een vorm van geweld immanent zijn aan zijn handelen omdat hij zich te weinig rekenschap zal geven van de voorwaardelijkheid van dat handelen. 

maandag 12 augustus 2013

aforisme 1004 GOD


“Een goedenmiddag”.
“En wie bent U?”
“Ik ben God”.
“Is dat wel zo?”
“Jazeker en ik heb vier sterke argumenten.
Ten eerste heb ik zoals u kunt zien een lange witte golvende baard.
In de tweede plaats ben ik ten laatste bij onkenbaar.
Ten derde ben ik God omdat ik het ben die dit zegt.
Ik ben trouwens de enige in dit uitspansel wiens naam tegelijk zijn wezen uitdrukt.
En in de vierde plaats ben ik God omdat u erin geloven wilt”.
“Een goedenmiddag”. 

zondag 4 augustus 2013

Blog 14 Geen koffie in Rotterdam


atelieropname 2013



Afgelopen donderdag 25 juli 2013 was het dan zover. Voor de allereerste keer kwam er geen koffie ‘met iets lekkers’; in dit geval dus niet voor medewerkers van een bedrijf dat door het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam ingehuurd was om asbestmetingen in onze ateliers te doen. Niet met het oog op onze gezondheid overigens.
Sinds ik in 1983 een leven in de kunst begon heb ik met anderen, alhoewel de samenstelling van de groep in die tussentijd wel veranderd is, een atelierpand van de gemeente Rotterdam gehuurd. Dit is het derde pand. Het eerste pand, in het Zocherspark (was even geen bestemming voor) was
om niet, voor het atelier in Delfshaven (was ook even geen bestemming voor) moest een huur betaald worden en vervolgens ook voor ons atelier (een verlaten oude school) aan de Parallelstraat langs de A13 in Rotterdam-Overschie, zoals haast iedereen weet, niet één van de gezondste plekken in Nederland. Onlangs is de kale huur nog met 30% verhoogd. Het zou kunnen dat het pandonderhoud zelfs daarmee nog niet kostendekkend is.

Voor ateliers worden op verschillende plekken in dit land verschillende prijzen berekend net zoals overigens voor andere onroerende goederen. Diegenen die menen dat iedereen hetzelfde voor het soortgelijke zouden moeten betalen hebben op het eerste gezicht wel een punt maar het gevolg daarvan is dan wel dat er een behoorlijke bureaucratie voor nodig zal zijn om tot waardenvrije vergelijkingen te komen zodat een identieke prijs berekend kan worden, als het al lukt om een ‘objectieve’ maatstaf te ontwikkelen en toe te passen die alle betrokkenen een gevoel van redelijkheid verschaft.

Ik vermoed zelfs dat de vrije markt geen uniforme prijs kent voor op het oog soortgelijke goederen binnen een land. De realiteit is altijd weerbarstiger dan de abstracte regel en het hangt mede af van de mate van doorschijnendheid in een land. Niet alles is even transparant, verkrijgbaar of inwisselbaar. Kijk alleen al maar naar de groentenmarkt waar soms een paar kramen verderop dezelfde aubergines wat goedkoper zijn. Of de stelling van de vrij markt- adepten dat vrije marktprijzen  exact de relatieve schaarste weerspiegelen klopt, valt nog te bezien.
Dat neemt niet weg dat er huren voor locaties zijn die in vergelijkende verhouding voor het gebodene wel erg hoog zijn. Het probleem ze te veranderen stuit niet zelden op het feit dat de huurontvangers er hun uitgavenpatroon op ingesteld hebben. Dat geldt dus ook voor gemeenten die deze panden verhuren. Dat is deels de tol van de democratische onverschilligheid; de prijs die betaald wordt  voor een geprofessionaliseerde representativiteit die op afstand is komen te staan van de begrenzingen van de mogelijkheden, door in plaats uit te gaan van een begrenzend evenwicht van de verschillende belangen en opvattingen, uitgaat van de onbepaalde optelsom er van. Het einde is een open einde geworden. Althans tot op zekere hoogte. Het probleem is voor velen daar geboren wanneer in panieksituaties oude rekeningen vereffend worden als onderdeel van het streven het volume van financiële aanspraken terug te brengen.

Huurprijzen waar het hier betreft kunnen op verschillende manieren berekend worden. Ik noem er enkele. De eerste is de berekening op grond van onderlinge vergelijking. De vaststelling van WOZ-waarde is zo’n poging met als gevolg een lawine van bezwaren al betreft het hier niet de huurvaststelling maar een toegevoegde belasting. Een andere manier is de vraag haar werk te laten doen. Dit kan zowel binnen een constructie waarin de staat de bepaler is van prijzen als binnen de vrije markt waar verschillende aanbieders en vragers opereren. Voor mijn leraar economie op de HBS was het voldoende om te stellen dat bij een grotere vraag de prijzen hoger waren. Aanvankelijk begreep ik hier niets van totdat ik er later achter kwam dat aanbieders dan dachten dat ze er meer uit zouden slepen door vragers tegenover elkaar uit te spelen. Ook kwam ik pas later iets meer te weten over het allocatiemechanisme van de prijsvorming. De bekende varkenscyclus is zo’n voorbeeld vanuit de productie gezien: als gevolg van de hoge vleesprijs op enig moment (!) neemt het aantal varkensfokkers toe zodat vervolgens nadat de varkens slachtrijp zijn er een overschot aan varkens ontstaat zodat dan weer het aantal fokkers afneemt, die vervolgens weer zorgen voor een tekort aan varkens enzovoorts. Deze varkenscyclus leek overigens empirisch vastgesteld te zijn. De vraag echter of de prijsvorming in markten, waarin nu eenmaal ook macht telt, nu zo adequaat productiekosten en vraag weerspiegelen is nog maar de vraag. Kijk  bijvoorbeeld alleen al naar de lage prijzen die sommige supermarkten voor hun producten bedingen zodat fabrikanten bovenmatig geprest worden voor te lage prijzen te leveren en consumenten de schijn aanleren dat de prijs ook als het ware een verhandelbaar goed is. Het is ook hier dat gedachten over de maakbare immigratie correleren met de mechanismen van de zogename kapitalistische markt: niet de kosten tellen inclusief de toekomstige kosten maar de huidige manipuleerbare beleving.
Maar goed, terug naar mijn HBS.  Ik vond die handelwijze van de handelaar die aspirant-kopers tegenover elkaar uitspeelt en een hogere prijs binnenhaalt – een vreemd soort oogst eigenlijk- eigenlijk een laakbare handelwijze.
Er is helaas geen blijvend ideaal allocatie-model waarbij door middel van prijsvorming een als redelijk ervaren evenwicht van vraag en aanbod bereikt kan worden of waarbij productie en instandhouding van het goed op een redelijk geachte manier tot uitdrukking gebracht worden. Of waarbij mogelijke toekomstige kosten ingecalculeerd worden. Interventies van welke aard dan ook zullen blijven.
Een andere mogelijkheid om de prijs van een goed te bepalen is, ik haalde dit zo net al aan, om huurprijzen af te stemmen op de instandhoudingskosten van een pand. Hierbij speelt de tijd en de rentestand een rol.
Dat zou in de praktijk mogelijk betekenen dat het ene pand goedkoper wordt en het andere duurder. Waarbij de vraag opduikt in hoeverre bestaande afspraken of gewoontes zo maar opgezegd mogen worden. Mogen worden, omdat hier ook sprake is van een publieke moraal.
Het zou dus kunnen dat ons pand dan een nog hogere huur zou vergen. En is die situatie in veel soortgelijke gevallen hetzelfde dan zou dat betekenen dat een bepaald gebruik niet meer gehandhaafd kan worden. Exit kunstenaars in dit geval: hun oeuvre en materialen maar naar de afvalverwerking en zij naar huis of naar hun spreekwoordelijke zolder. Die laatste ruimte duikt vaak op bij zogenaamde goedbedoelde adviezen van buitenstaanders.

In een tijd waarin het draagvlak om op sommige panden of zaken wat toe te leggen sterk lijkt te zijn afgenomen, wordt de situatie voor de ervan afhankelijken hachelijk. De laatste tijd liggen bepaalde culturele uitingen onder verschillende vuren. Problemen zijn het commerciële gedachtengoed met zijn nutsgedachten en zijn dominantie van de
bewijsvoering via de prijs, het wissen van het onderscheid van hoge en lage cultuur (of ontwikkelde en minder ontwikkelde cultuur), de afbrokkeling van de vereiste aandacht, de immigratie met de toegestroomde bevolkingsgroepen met geheel andere verlangens, de toegenomen of al bestaande rancune etc.
Hoeveel begrip ik ook heb voor de noden van burgers die zich de afgelopen decennia niet gehoord wisten, toch ben ik er bang voor dat er een nieuwe kleinburgerlijkheid ontstaat die slechts belang heeft bij de betaalbare middelmaat. De moraal van de portemonnee rukt op, en dan de moraal van het kleinste vakje ervan. Vooral als het gewone vanuit de coulissen de publieke arena binnengemarcheerd is en het ongewone zich deels gecompromitteerd heeft met sommige superieur geachte waarden en in een zekere
splendid isolation haar afstand celebreert, wordt de kans kleiner dat the twains shall ever meet.  Al dient bedacht te worden dat niet elke tegen het ongewone gerichte uiting louter een reactie is op het soms falende gedrag van de zogenaamde elites. Het intellectuele, esthetische en culturele peil van de Nederlandse bevolking zou ik niet al te hoog inschatten - dat lijkt  overigens met de immigratie verder gedevalueerd -  al menen egalitaire geesten dat  er geen enkele hiërarchie aanschouwelijk te maken valt. Bijzonderheid wordt in dit land niet gemakkelijk herkend, dat is er trouwens ook kenmerkend aan, en wordt het liefst zo snel als mogelijk gewoon gemaakt. Dat gold overigens lange tijd niet voor de binnengehaalde vreemdelingen: daar werd het exotische door de progressieve bevolkingslaag bejubeld om nu zo langzamerhand in de buurt van de vuilnisbak gezet te worden. Onnadenkendheid levert helaas in de tijd gezien vaak aan elkaar tegengestelde posities op.
Dus of wij (of anderen) nu teveel of te weinig huur betalen valt zowel economisch als cultuur-historisch gezien niet zo gemakkelijk aan te tonen.
De hier bestaande mogelijke onevenwichtigheden worden helaas uitvergroot in een periode waarin er daaraan voorafgaand, langdurig overspel gepleegd is met het gedeelde belang van allen. Er is dan geen ruimte meer overgebleven elkaar wat te gunnen. In die periode bevinden we ons nu.

Pal nadat de gemeente Rotterdam de huur met 30% verhoogd heeft, kregen we de aankondiging dat het pand op een lijst van  te verkopen panden staat. De gemeente zegt dus eigenlijk tegen mij, los van de bovenstaande huurproblematiek, dat ik na dertig jaar via hen mijn carrière heb kunnen opstarten en bewandelen, nu maar eens moet verdwijnen met mijn boeltje. Waarheen zal de gemeente worst wezen. Dat we nog wat jaren huurbescherming hebben en dat het pand nog niet verkocht is of zelfs niet verkocht zou kunnen worden, maakt niet zo veel uit want bij de beoordeling van deze manoeuvre is het de intentie die telt. Deze manoeuvre heeft mijn vertrouwen in de overheid niet vergroot.
De asbestzoekers moesten naar asbest zoeken omdat dat in het dossier van het pand zou moeten komen te staan. Protocollaire veiligheid gaat tenslotte voor alles.
Voor het eerst (!) heb ik hen, of mensen als zij, geen koffie verstrekt. 
Het is natuurlijk ook een gevolg van de aard van de overheidsbemoeienis van de laatste decennia die me al heel lang tegen de borst stuit en die wel meer mensen er toe aangezet heeft gedrag te vertonen dat zij in andere meer normale omstandigheden niet tot de hunne zouden willen rekenen. Ook in het bedrijfsleven waar de riante inkomensontwikkelingen aan de top soms correleren met ontslagen voor de werknemers omdat de winst wat tegenvalt, zullen werknemers moeite hebben hun geloof in een soort redelijkheid te handhaven. De immigratiepolitiek heeft mensen vervreemd van iets waarvan zij dachten dat het er was. De capriolen van het management her en daar hebben ook al niet bijgedragen tot een minimum gevoel van saamhorigheid. En zo zijn er nog wel meer voorbeelden te bedenken in dit land.
Waar in een land, de instellingen, bevolkt overigens door mensen, zich afwenden van grote delen van de bevolking wordt de rekening ook betaald in de vorm van een teloorgang van ‘de goede zeden’.
Dat simpele kopje koffie weigeren doet mij pijn, maar ik heb het gevoel dat ik niet anders meer kan.