vrijdag 31 mei 2013
aforisme 867 2013
Een herschikking van
de dominante meningen in een samenleving is geen enkele garantie voor een
evenwichtiger geestesgesteldheid van leden van die samenleving .....
woensdag 29 mei 2013
donderdag 23 mei 2013
Blog 12 Verantwoording
Verantwoording
voor de nadruk op de immigratiekwestie
Herhalen
is opnieuw halen. Elke keer opnieuw halen is net weer anders halen. Dat houdt
in dat we ofwel op nog niet ontdekte feiten stuiten ofwel verbindingen leggen
die we tot dan over het hoofd gezien hebben. Maar in het omgaan met de wereld
waar wij ook zelf toe behoren hechten we ook waarde aan dat wat we zien, horen
of menen. We interpreteren daarmee die wereld en ook hier kunnen juist door de
herhaling net weer even andere of scherpere interpretaties naar boven komen. De
mens is dan wel een nabootsend of imiterend wezen maar elk overnieuw doen is
ook net weer even anders doen.
De
mens is ook een talig wezen. Met en door de herhaling dringen zich
formuleringen op die de zaken net even adequater scherpstellen. Met de taal
doordringen we het mysterie van de wereld. Ook hier ligt dus een reden om
herhaling serieus te nemen die voortkomt uit de ruimte die de beperking van de
mens geeft, de beperking namelijk om nooit ‘het hele veld’ te kunnen overzien, laat staan bij de
eerste oogopslag. Willen we de wereld kennend ontmoeten dan is een tweede
oogopslag even zo belangrijk, en een derde, en een vierde….. Kennis is echter
soms ook pas dan mogelijk als we de ogen juist sluiten zodat we de ruimte bij
ons binnen kunnen onderzoeken.
Kunstenaars
zouden dat moeten kunnen weten omdat zij krachtens hun werk en houding gevoelig
zouden moeten zijn voor het altijd weer andere. Zij zouden kunnen weten dat met
elke toevoeging of verwijdering er iets verandert van datgene waaraan zij iets
toevoegen of waarvan zij iets verwijderen.
De derde
reden zal een persoonlijke reden moeten zijn. Als ik eenmaal doordrongen ben
van de dieperliggende tekortkomingen van een kwestie dan bijt ik me daarin
vast. Ondanks al mijn twijfels ben ik vasthoudend van aard. Bovendien is de
immigratiekwestie zodanig van aard dat ze van invloed is op alles wat ons leven
en ons samenleven betreft. Urgenter kan het niet.
De vierde
reden is erin gelegen dat de kwestie onverkort actueel is en dat dit zo zal
blijven als ik mijn mond zou houden. In het kamp der zogenaamde voorstanders is
er nog steeds van een radicale bezinning op het vraagstuk geen sprake. Daar is,
om maar eens iets te noemen, fundamenteel weinig veranderd sinds mevrouw Dupuis
van de VVD in de vorige eeuw een moratorium (opschorting van toelating)
bepleitte en zij een lawine over zich heen kreeg van juridische argumenten. Dat
de VVD zich uiteindelijk niet voldoende vastbeet in deze materie heeft
mogelijkerwijs te maken met het feit dat men de volksvertegenwoordiging als een
spel ziet waar men af en toe een duit in het zakje doet en omdat de VVD
uiteindelijk toch voorstander is van een ‘vrije’ markt van personen en goederen
zodat zij voor wat betreft de immigratie ook weer niet al te hard kan kraaien. Met
enige waarschijnlijkheid kunnen we daarnaast ook stellen dat het gros der
VVD’ers in relatief gerieflijke omstandigheden verkeert, zodat sommige
negatieve gevolgen van de immigratie aan haar voorbijgaat; althans voorlopig.
Maar ik houd het er vooralsnog op dat linkse en christelijke krachten het
meeste boter op hun hoofd hebben en een ordentelijke bezinning van de kwestie
al sinds decennia traineren. Zowel op het openbare als het persoonlijke vlak.
De invloed van de
inter-individuele levenssfeer wordt naar mijn indruk sterk onderschat.
De laatste in de Tweede Kamer vastgelopen Marokkanendiscussie laat ook al de impotentie zien het vraagstuk, ik zou zeggen, op een filosofische (beschouwende) wijze te benaderen. Of is onwil een beter woord? De hardnekkigheid waarmee de PvdA zich als trekpaard van het Goede beschouwt zoals dat toch eigenlijk weer bleek tijdens hun laatste bijeenkomsten, doet ook vermoeden dat men daar nog steeds niet tot bezinning gekomen is en zich nu eens eindelijk gaat afvragen wat staatszaken nu behoren of zouden behoren te zijn. Het maar blijven koketteren met de kwetsbare vreemdeling, die met oneindig velen de landsgrenzen weten op te zoeken, berokkent het continent onnoemelijk veel schade. Is een burgeroorlog het enige wat deze fatale operatie kan keren? Of een allesomvattende implosie?
De laatste in de Tweede Kamer vastgelopen Marokkanendiscussie laat ook al de impotentie zien het vraagstuk, ik zou zeggen, op een filosofische (beschouwende) wijze te benaderen. Of is onwil een beter woord? De hardnekkigheid waarmee de PvdA zich als trekpaard van het Goede beschouwt zoals dat toch eigenlijk weer bleek tijdens hun laatste bijeenkomsten, doet ook vermoeden dat men daar nog steeds niet tot bezinning gekomen is en zich nu eens eindelijk gaat afvragen wat staatszaken nu behoren of zouden behoren te zijn. Het maar blijven koketteren met de kwetsbare vreemdeling, die met oneindig velen de landsgrenzen weten op te zoeken, berokkent het continent onnoemelijk veel schade. Is een burgeroorlog het enige wat deze fatale operatie kan keren? Of een allesomvattende implosie?
In
plaats van zich op het belang van Nederland te richten laat men zich altijd
maar weer betoveren door de direct voorliggende schrijnende gevallen maar ik
kan u verzekeren, dat zolang er kinderen geboren blijven worden er onnoemelijk
veel schrijnende gevallen zullen blijven. Het menselijk bestaan is van nature
van schrijnendheid doortrokken en dat zal nooit door de PvdA of welke ermee
gelieerde partijen dan ook opgelost kunnen worden. Je ziet die koketterie ook
wel bij kunstenaars zoals bijvoorbeeld in de Dichtkunstkrant. Deze krant is
opgezet als reactie op het kunstenbeleid van het kabinet Rutte I en de redactie
vindt dat kunstenaars op een maatschappelijk betrokken (u mag raden hoe) manier zich dienen bezig te houden met de samenleving en een
breed publiek (men heeft de artistieke en financiële oren wijd open
gezet voor de uit materialistische kringen opwellende nutsdictaten) aan het denken moeten zetten. Proeft u
hier de artistieke arrogantie? Het lijkt me dat je in de eerste plaats jezelf aan
het denken behoort te zetten en dat moet blijven doen. Daar merk ik doorgaans
niet zoveel van bij kunstenaars. Zelfreflectie lijkt daar geen overvloedig
verspreid goed. Vervolgens lezen we dan in een gedicht verderop dat we in de
vreemdeling het meest onszelf vrezen. Nu is projectie een allermenselijkst
verschijnsel maar hier wordt ons voor de zoveelste keer een schuldbesef aangepraat (doet de dichter dat bij zichzelf ook?)
zodat wij maar open moeten blijven staan voor alles wat die schuld kan delgen.
Het betreft overigens net zoals bij de bevindelijke christenen een onmogelijke
schuld want wij zijn binnen die perceptie in en door ons wezen al zondig, vanuit ons wezen niet tot iets goeds in
staat en vooral ook voor altijd schuldig. Het is een inlossingsgodsdienst en
een inlossingsideologie waar we mee te maken hebben. Tot Sint-Juttemis zullen
we onze schuld moeten (sollen en müssen of andersom) inlossen. Maar
wat is die zogenaamd goede moraal nu waard als men zich op geen enkele manier
om de gevolgen bekommert voor diegenen die dat goede opgedrongen krijgen of
voor het land waarin men leeft en dat met anderen deelt? Volgens mij weinig en
dat verklaart ook de hardvochtige van liefde overstromende blikken die ik vaak
meen te ontwaren als de goede boodschap verkondigd wordt. Ik kijk vaak naar die
ogen en wat ik dat weleens meen te zien is een angstwekkende kilheid die geen
vragen toelaat en zelfs niet van het bestaan van vragen op de hoogte is, zo is
men gebiologeerd geraakt door de vigerende eenrichtingsreflexen. Van Karl Marx
schijnt het inzicht te komen dat mensen pas dan bepaalde vragen gaan stellen
als zij rijp zijn voor het antwoord. Ik vind dat een mooi inzicht dat eigenlijk
haast biologische processen veronderstelt bij de mens waarbij hij zelf een
weg moet afleggen om iets uit te laten rijpen, alhoewel Marx de invloed van de
onderbouw als bepalend leek te veronderstellen.
Maar hier doet zich dan ogenblikkelijk een probleem voor omdat overtuigden namelijk al op een punt gearriveerd zijn en dus in zekere zin geen weg meer hoeven af te leggen: ze zijn ‘er’ al. Dat zien we bij notoire moslims, we zien het bij marktfundamentalisten, we zien het bij immigratiefanatici, om hen maar even zo te noemen. Zijn bij hen, zo vraag ik mij af, de rottingsverschijnselen al begonnen voordat er ooit van rijping sprake is geweest of moet ik veronderstellen dat hun geest op een brute en fatale wijze ‘gerijpt’ is en dat zij hun waan over die toestand op anderen afwentelen met hun fanatieke boodschap en met hun onverdraagzaamheid?
Maar hier doet zich dan ogenblikkelijk een probleem voor omdat overtuigden namelijk al op een punt gearriveerd zijn en dus in zekere zin geen weg meer hoeven af te leggen: ze zijn ‘er’ al. Dat zien we bij notoire moslims, we zien het bij marktfundamentalisten, we zien het bij immigratiefanatici, om hen maar even zo te noemen. Zijn bij hen, zo vraag ik mij af, de rottingsverschijnselen al begonnen voordat er ooit van rijping sprake is geweest of moet ik veronderstellen dat hun geest op een brute en fatale wijze ‘gerijpt’ is en dat zij hun waan over die toestand op anderen afwentelen met hun fanatieke boodschap en met hun onverdraagzaamheid?
zondag 19 mei 2013
aforisme 855 2013
Dat wat landen te verduren hebben is voornamelijk te wijten aan de landsaard, zoals die zich met de tijd in de hoofden van de burgers genesteld heeft al lijkt dat oppervlakkig gezien niet altijd zichtbaar en al zijn er subtiele onderlinge verschillen merkbaar. Levensmanieren zoals waarnemen, elkaar aankijken, converseren, gehoorzamen, aanpakken, vermijden en denken hebben zich langzamerhand ontwikkeld en zijn bij vreemden dan ook niet met allerhande burgerschapscursussen te activeren. Men kan aan de oppervlakte weetjes en handigheidjes aanleren, niet veel meer dan dat. Leren is in dit verband het activeren van iets dat latent aanwezig is.
Oude gewoontes magnetiseren de mens, vooral in grensgevallen.
Dus vooral pas dan, wanneer de druk op de burgers op een gegeven moment zo groot wordt en zijn oppervlakkige aanpassingsmechanismen onvoldoende blijken, grijpt hij terug op oude instincten. Er zijn echter altijd burgers voorradig die in relatief gunstige omstandigheden leven zodat die grenzen bij hen niet zo snel bereikt worden. Er is dus in elk land een variatie in het bereiken van grenzen waar de politieke uiteenzettingen die vaak van belanghebbende algemeenheden uitgaan niet altijd recht aan doen.
De beter gefortuneerden beslissen echter in belangrijke mate het leven van de minder gelukkigen die in zogenaamde beschaafde landen geen effectieve wapens hebben om hun belangen te verdedigen of anders gewoonweg te moe of te verstrooid zijn om dat te doen. En in een tijd waarin hun belangen veel minder zwaar wegen dan de verondersteld hogere beginselen en belangen die in een verweekte beschaving naar boven komen drijven en die vooral door de beter gesitueerden worden uitgedragen en verdedigd, worden hun belangen zó lang aangetast dat allerlei neurotische processen hun evenwichtsysteem zullen gaan aantasten. Of de samenleving zal imploderen of op een gegeven moment zal exploderen hangt mede af van de volksaard, van de mate van individualisering en van de bewapening van de zich onderdrukt voelende burger.
De vraag is of een samenleving in een volkomen lethargie kan vervallen omdat de levenskracht ervan uitgeput raakt. Vormen van uitputting blijven veelal gedurende langere tijd onopgemerkt. Niet alleen omdat het lijdende deel van de bevolking niet meer gewend is haar stem in eendracht te verheffen, niet alleen omdat men niet heetgebakerd genoeg meer is of omdat men geen wapens meer heeft om die te laten spreken, niet alleen omdat de heersende voorschriften en praktijken een tijd lang de uitputting van energie verborgen houden maar ook omdat de beter gesitueerden en diegenen die zich verheven voelen de noden van dat deel van de bevolking niet zien of niet wensen te zien. De vraag kan gesteld worden in hoeverre hier nu een spel gespeeld wordt om de ander onder duim te houden.
Om er achter te komen wat er onder de oppervlakte van de mens nu werkelijk speelt dienen eerst en vooral de cosmetische deklagen die de mens bij zichzelf aangebracht heeft, verwijderd te worden. De loop van die verwijdering bepaalt mede de verdere gebeurtenissen en het begrip van de eerdere gebeurtenissen. De tragiek van een samenleving is echter dat die cosmetische verwijderingen nooit gelijktijdig plaatsvinden.
donderdag 16 mei 2013
aforisme 800 2013
Elke geboorte betekent potentiële
eenzaamheid. Zijn de blije moeders dit vergeten? Wat hebben de kinderen hen
aangedaan dat zij hen de wereld op gejaagd hebben? Nemen zij soms wraak op hun
eigen lot? Zoeken zij lotgenoten? Lijdensgenoten? Of moet ik begrijpen dat zij
gewoon hun biologische drang hebben opgevolgd? Als dat zo is, laten zij dan
ophouden met alle gepraat over het bijzondere van de aanwezigheid van de mens.
Laten zij ophouden te spreken over de vooruitgang van de mens waarbij in het
verschiet, achter de horizon, een zeker heil ons opwacht. Laten zij in plaats
van dat alles gewoon zeggen dat zij hen, hun kinderen, samen met hun ejaculerende
partners, op de wereld gezet hebben omdat het nu eenmaal hun biologische drift
is of voor mijn part omdat zij het niet kunnen verdragen alleen te zijn en iets
willen scheppen dat op hen lijkt. En als zij zeggen dat zij hun liefde op hun
kinderen wensen over te dragen, laten zij dan bedenken dat die kinderen er niet
om gevraagd hebben.
Dat is dan de staat van de mens: een ongelukkigerwijs uit de hand gelopen incident. Een beklagenswaardig lot, gebaseerd op het verzinsel van een unieke onontkoombare mensheid, dat sommigen nog aardig naar hun hand weten te zetten.
Laat de Goden met rust. Geef hen geen voorwendsel meer om zich met ons te bemoeien.
Dat is dan de staat van de mens: een ongelukkigerwijs uit de hand gelopen incident. Een beklagenswaardig lot, gebaseerd op het verzinsel van een unieke onontkoombare mensheid, dat sommigen nog aardig naar hun hand weten te zetten.
Laat de Goden met rust. Geef hen geen voorwendsel meer om zich met ons te bemoeien.
zondag 12 mei 2013
aforisme 853 2013
Het inzicht van
Hannah Arendt dat het kwaad juist schuilen kan in de gewone alledaagse mens kan
nog worden aangevuld met gedachten over de banaliteit van het Goede. Het
onderzoek naar het in het goede verscholen kwaad zou zich ondermeer dienen te
richten op de retoriek, op de doofheid voor commentaar en op de
gelaatsuitdrukkingen waarmee ‘het goede’ zich kenbaar maakt.
donderdag 9 mei 2013
Blog 10 HOMP 2000-2010
Homp 2000-2010 olieverf doek 65 x 50 cm |
Tweede gedeelte
Een schilderij: zich tonende verte. Een daar dat
zich als raadsel etaleert en de grenzen van ons voorstellingsvermogen tart.
Het raadsel dat beeld heet kent van nature geen definitieve oplossing. Niet alleen omdat er geen vraag voorhanden is maar ook omdat het beeld met zijn presentie die als daadwerkelijk overkomt tegelijkertijd haar mogelijke echtheid opslokt en daarmee in het illusoire blijft hangen.
Het raadsel dat beeld heet kent van nature geen definitieve oplossing. Niet alleen omdat er geen vraag voorhanden is maar ook omdat het beeld met zijn presentie die als daadwerkelijk overkomt tegelijkertijd haar mogelijke echtheid opslokt en daarmee in het illusoire blijft hangen.
Mensen verlangen echtheid in het onzekere aanschijn van de wereld inclusief die van henzelf. Bij die zoektocht naar een hardheidsgarantie is een schilderij een ondeugdelijk lapmiddel: een stand-in als het ware.
Een plaatsvervangend iets voor wat we voor het verschijnen ervan niet konden bevroeden. In die zin openbaart dit iets zich als een creatio ex nihilo.
In het zicht op dat verschijnende onbekende stelt de mens zich vragen: “Wat is het?”, “Wat betekent het?”, “Is het echt?”, “Is het acceptabel?”. Dergelijke vragen voeden de stille hoop dat er een daar is dat zich meldt met de onverbiddelijke garantie voor een hier. Vanuit zijn geografische onzekerheid wenst de mens zich steeds een daar te verbinden met een hier of een hier te verbinden met een daar. Of de mens dit nu het hogere dan wel het lagere noemt, doet niet ter zake. Of hij zich nu hecht aan God, het Ene, de Ander of aan het vertrouwde geronk van de koffiemolen is voor het bestaan van een dergelijk waarmerksverlangen zelf niet van belang. De mens leeft in een wereld van echo’s en zoekt de veronderstelde oorsprong ervan. Een oorsprong overigens die wat hem betreft nog het liefst in zijn huidige bestaan resoneert. De mens zoekt zich een bron die buiten hem staat en in hem is.
Met al dergelijke vragen vergeet de aarzelende mens dat hij het is die nadert!
Zo heeft de mens zich ook woorden aangeschaft om het veelvuldige maar ongeduide verschijnen van alles om zich heen een zekere mee te delen plaats te geven. Het merendeel der mensen maakt gebruik van leenwoorden; ze hebben hen zelf geen gestalte gegeven maar krijgen ze lepelsgewijs in hun leven toegediend. Zo leren ze dat het woord tafel bij iets past waaraan men zitten kan. Maar ondanks dat is de taal waarin de woorden zich verschuilen onmachtig de werkelijkheid te dienen omdat er niet van een helder omschreven werkelijkheid gesproken kan worden die vooraf zou zijn gegaan aan de taal. Vooral voor die woorden die zich aan de intermediaire wereld van het menselijk samenleven gehecht hebben is een klare analogie onbereikbaar. Een eenvoudig woord als samen levert in het gebruik al problemen op. Alleen al omdat men de appellerende waarde van een woord verwart met de beschrijvende waarde.
De taal is een stand-in die soms de regie in ons leven overneemt. Ze fungeert als een beeld dat als een plaat de werkelijkheid afdekt, opstijgt en hiermee de werkelijkheid verweesd achterlaat. De mens woont nu in het woord en vergeet dat hij het is die zich in zijn directe aanschouwen tot al het andere richt.
Een schilderij, zeker een schilderij als Homp, presenteert als een 'echt' schilderij zijn eigen verweesdheid. Het is noch dit, noch dat. Ook als maker kan ik iets maken zonder dat ik mij een heldere voorstelling van het verschijnen ervan kan hebben. Ja, ik kan eigenlijk niet anders dan dat. En zodra ik bij wijze van spreken al een verfstreek op het linnen laat neerkomen, maak ik een beeld in ‘positief ’ dat echter op de keper beschouwd een beeld in ‘negatief’ is. Het is noch dit, noch dat. Het drukt ons eigenlijk met de neus op de feiten; feiten die ons dan wel beroeren maar die zich niet in uiteindelijke termen laten kennen, tenzij op een ‘negatieve’ en indirecte wijze. Misschien is de enige overgebleven mogelijke kennis die van de vreugde of de pijn.
Weet ik wat dit schilderij onthult? Het antwoord is nee. De mogelijke referenties zijn opgegaan in iets dat er zich van verwijdert. Beschrijving, ontleding en indeling zijn mechanismen die doen wat ze doen. Niet meer dan dat. Ze openbaren echter niets van de wisselwerking die broeit in het ogenblikkelijke contact met het nabijstaande. En hier is afscheid van even groot gewicht als de aankomst.
De mens is dus, oog in oog met een geschilderd iets, een wees. Daar waar een mens iets terugzegt, daar kan de mens dat antwoord aanhoren. In het aanschijn van een zwijgend beeld wordt hij geconfronteerd met zijn eigen vragen en dus met zijn eigen onbestemde ruimte; een ruimte die hem soms angst inboezemt.
aforisme 843 2013
Het wachten is op de
holocast die ons op aangename wijze de holocaust verteerbaar maakt. Het leven,
een spel.
maandag 6 mei 2013
aforisme 690 2012
Westerse landen zijn
gaandeweg gebruikersverenigingen geworden: verenigingen overigens met een
beperkte aansprakelijkheid.
zondag 5 mei 2013
Koningsverdriet
Koningsverdriet
Ik ben een koning voor overdag
Dan lach ik vriendelijk
en knik waarheen ik mag.
Ik ben een koning voor overdag
Ik bezoek, ik praat, ik zwaai
en buig mijn hoofd voor de nationale vlag.
Ik ben een koning voor overdag
Maar als ik slaap
dan droom ik van wat ik overdag niet mag
Mijn zwaard klieft dan door de lucht
en maakt een einde
aan deze godvergeten klucht.
Abonneren op:
Posts (Atom)