dinsdag 16 december 2014

Blog 31 2014 Noli me tangere



BLOG 27 Noli me tangere

Jong was ik nog en ik woonde in Delft bij mijn ouders. Alle zeven kinderen waren inmiddels aan zichzelf en aan de wereld prijsgegeven. Zeven. Dit getal waarachter een eenvoudige vermenigvuldiging van het vlees schuilging, drong tot in mijn jonge hersens door. ''Leidt deze vermenigvuldiging indien ze zich doorzet niet tot wereldwijde problemen?'', vroeg ik mijn vader. Het was pas later dat ik hoorde van de naoorlogse geboortegolf waardoor het besef terrein won dat Nederland vol raakte. Er ontstond zoiets als een emigratiepolitiek. Ook ik had drie ooms die in Canada hun geluk gingen beproeven. Ze zijn er gebleven en hebben ook daar weer kinderen verwekt en die hebben ook weer kinderen verwekt. Maar tot een blijvende bespiegeling over de mens en zijn ruimte heeft deze bevolkingsdruk, voorzover ik mij herinner, niet geleid. Behalve dan dat na het verschijnen van het rapport van de club van Rome in Nederland de commissie Muntendam (Muntendam was een PvdA'er) over bevolkingsvraagstukken is geïnstalleerd. Haar kritische en bezorgde rapport kwam in 1977 uit maar heeft het denken over demografie en migratie niet wezenlijk gestimuleerd. En de praxis trouwens ook niet echt, gezien al het feit dat de verdediging van de immigratie onverdroten verder ging, ja zelfs toenam, en kritiek tot op de dag van vandaag veelvuldig de mond gesnoerd is. Dat is allemaal vreemd in een landje dat in de jaren zestig en zeventig al tot de dichtst bevolkte gebieden gerekend werd en waarover nog steeds zoveel mensen zeggen dat het inderdaad wel een klein vol landje is.

Overigens, mijn vader werd wat narrig en zei me dat als het me niet zinde, ik maar naar Australië moest vertrekken. Het was misschien het eerste van een lange reeks stupide antwoorden op relevante vragen dat me is bijgebleven.
Toevallig begon ook in de jaren zestig (of eigenlijk de jaren vijftig al) de Nederlandse immigratiepolitiek of zoals dat wat minder dreigend genoemd werd, het toelatingsbeleid. Want een dergelijke formulering verhield zich natuurlijk beter met allerlei verheven economische, humanitaire en politieke doelstellingen en sloot beter aan bij het immer aanwezige leed van de bedreigde mens waar dan ook, dat tot een onbeperkte gastvrijheid zou moeten nopen. Deze politiek, het zij nog eens herhaald, nam min of meer een aanvang in de jaren dat ons land als vol beschouwd werd! Iets is hier in de beleving van politici en burgers grondig veranderd. Zeker bij de PvdA die immers als politieke partij de voorzitter voor de bevolkingscommissie geleverd had en en zich aanvankelijk ook nog wel eens haar zorgen uitte.  Heeft men de mens, de individuele mens, ontdekt en de optelsom uit het oog verloren? Heeft men het oog misschien laten vallen op een nieuwe te emanciperen categorie? Heeft het begrip gastvrijheid zich ineens voorgoed in de hoofden genesteld en daar een verblindend licht veroorzaakt? Heeft men langzaamaan elke voorzichtigheid laten varen op de golven van de vrolijke jaren zestig en heeft de idee postgevat dat de bomen ook hier tot ver voorbij de hemel konden blijven doorgroeien?

Deze merkwaardige veranderingen golden overigens niet alleen de PvdA of de PPR. De eerste gastarbeiders, onderdeel van de verschillende hier op den duur toegelaten cohorten immigranten, werden niet geworven uit menslievendheid maar om in ondernemingen tewerkgesteld te worden. Hier golden de markt en de productie als vanzelfsprekend en dominant. De politiek was hierin volgend en faciliterend. En de Nederlanders werd in de jaren zestig luiheid aangewreven. Zo ging dat. De lonen van de gastarbeiders waren verhoudingsgewijs laag en de gevolgen werden op den duur op de samenleving afgewenteld. Zo gaat dat trouwens weer. En men kiest doorgaans de gemakkelijkste route. Ook als je toenmalige reacties leest vanuit de christelijke zijde, kon je merken dat men daar nog niet erg doordrongen was van het sluipende probleem van een groeiende wereldbevolking die het fysieke en geestelijk leven op deze planeet ernstig zou dreigen te verstoren. Men moest het probleem hier te lande maar via beperking van de immigratie zien te tackelen. Maar de bezorgdheid van Malthus over het uiteenlopen van voedselvoorraden en bevolkingsaantallen - ogenschijnlijk voor velen het enig belangrijke aan de demografische kwestie leek (althans voorlopig!) door de feiten gelogenstraft dus dat probleem bestond blijkbaar niet meer.

Ik was mij blijkbaar wel bewust van dit sluipende probleem doch om mij heen heb ik mijn leven lang weinig van zo'n demografisch besef gemerkt, noch bij mijn familie, amper in vrienden- of kennissenkring, amper bij kunstenaars, niet bij politiek Links, niet bij 'Rechts' en zeker niet bij de kerken. De mens lijkt zijn eigen dominantie vanzelfsprekend te vinden en zijn vanzelfsprekendheid is dominant.

Inmiddels zijn we tientallen jaren verder, tientallen jaren ook na de Afrikaanderpleinrellen in 1972 waar lokale Nederlanders hun misnoegen kenbaar maakten over de gevolgen van de gastarbeiderspolitiek in hun wijk. Het begin ook van een wijdverbreide miskenning van de problematiek, die zoals we nu kunnen weten geleid heeft tot miljoenen extra mensen, tot culturele problemen, tot aanzienlijke financiële problemen, tot veiligheidsproblemen, tot vervuiling in de steden maar ook tot een diep snijdend schisma binnen de autochtone bevolking; een schisma voornamelijk teweeggebracht doordat mensen met negatieve ervaringen, met zorgen en vragen tegenover al diegenen stonden die de problemen maar bleven bagatelliseren of ontlopen en maar bleven verwijzen naar de verrijking of naar wat dan ook en de critici trouwens ook nog eens hun kritiek zelf begonnen te verwijten. Rondom de kwestie was een verduisteringsgordijn neergelaten. Buiten dit gordijn stond een bordje opgesteld:  Noli me tangere. Raak de kwestie niet aan. Het betreft mensen!

Inmiddels zijn veel vreemdelingen genaturaliseerd wat voor de legalistische voorstanders de reden is geweest om nu van Nederlanders te spreken. Taal en statistieken zijn ingezet om het probleem van de aantallen vreemdelingen binnen de landsgrenzen te verdoezelen. Voor mij heeft dat argument van de naturalisatie al vanaf een vroeg stadium weinig indruk gemaakt. Het verborg niet alleen de vraag naar de noodzaak en de gevolgen van de immigratie maar ik kon maar niet accepteren dat een staat zo gemakkelijk omsprong met de belangen van haar eigen burgers door dat woordje 'eigen' voortdurend op te rekken, nooit in staat te beseffen dat elk arrangement slechts binnen een bepaalde context geldig is. Terwijl de legitimiteit van de staat ook nog eens niet bijster groot is, want electoraal gezien bestaat er slechts een beperkte vrijheid van de burger die het in beginsel moet doen met het bestaande electorale aanbod en het bestaande systeem waar hij niet zo heel invloed op heeft. Je kunt meedoen of niet. Er zijn niet meer smaken dan die gepresenteerd worden. Echter de politieke macht koestert zich grotendeels nog steeds in haar mandaat.

Ook nu er weer hordes vreemdelingen hier hun opwachting maken, zien we weer een burgemeester die stelt dat de gemeenteraad een afspiegeling van de bevolking is en dat die bevolking dus niet zo moet zeuren over besluiten van die raad en van hem zelf, maar tegelijkertijd horen we een boze burger die zegt dat het merendeel van de bevolking nu wel de PVV stemt. Dus ook in het licht van de beperktheid van de electorale legitimiteit behoren aan de ethiek van het landsbestuur de hoogst mogelijke eisen gesteld worden die verder gaat dan de vorige verkiezingsuitslag. De toegang tot de landsruimte hoort hier nadrukkelijk bij. Grond en mensen zijn de eerste ingrediënten van een land.

Me dunkt dus dat vragen over de staat hier op zijn plaats zijn.... en hadden moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de politiek en de manier waarop van daaruit met de kritiek omgesprongen is. Maar de immigratiekwestie verbergt nog veel meer.

Aan de oppervlakte spelen natuurlijk de gebruikelijke argumenten. Het ondernemersbelang pleit haast van nature voor een onbelemmerde aantrekking en afstoting van arbeid (en kapitaal!). Hier is niet in de eerste plaats sprake van een nationaal en behoedzaam perspectief. Maar dit internationalistische elan beperkt zich niet slechts tot de ondernemers. Vanuit de zijde van christelijk Nederland en politiek Links doemt sinds de jaren zeventig altijd weer de noodzaak tot onbegrensde gastvrijheid en solidariteit op. Nu is een begrip als gastvrijheid vanuit haar wezen onbepaald en dus onbegrensd maar waar het gepraktizeerd moet worden komt men in verhouding te staan met 'anderen', met andere burgers dus, met hun belangen, hun leefsituaties, hun toekomst en met hun vragen. Dit is, zachtjes gezegd, onvoldoende gehonoreerd. Met piepkleine uitzonderingen, maar nooit volmondig!
Met dat ondernemersbelang speelde ook altijd het heilige dogma van de economische groei mee, dat met de immigratiepolitiek de idee van de onbegrensdheid deelt. Je merkt dan ook dat pleitbezorgers van de onbeperkte toename nooit spreken over behoedzaamheid, amper over bestaande beperkingen laat staan over de problematische gevolgen. Hoogstens bewijzen zij daar even lippendienst aan om daarna weer snel over te gaan tot de economische of humanitaire orde van de dag.
Naast het dogma van de economische groei en de onbegrensde gastvrijheid stuiten we hier ook op het grenzenloze kosmopolitisme, vooral een speeltje van de 'well to do' die hierin een bevrijding zien van de enge landsgrenzen waarbinnen overigens niet weinigen van hen zich een aardig afgeschermd plaatsje hebben weten te veroveren. De Europese Unie met haar supra-nationale grootspraak heeft een enorme stimulans geboden aan dergelijke gedachten die op lokale niveau's tot congestie en spanningen hebben geleid en dat nog steeds doen. En die haast als vanzelfsprekend weer gebatelliseerd zijn en worden. Het behelst immers de toekomst. En de toekomst is de toekomst die in de maak is. En die maken wij voor u. Immigratiepolitiek lijkt autoritaire vormen van bestuur in de hand gewerkt te hebben.

Achter de grote doelen en de ferme uitspraken liggen echter vele facetten verscholen die de immigratiepolitiek en de standpunten hierin, gevoed hebben. Waar (zoveel) mensen toegelaten worden, kunnen we stellen dat deze facetten het gehele palet van het menselijk leven bestrijken. Hetzelfde geldt overigens voor de gevolgen van de gevoerde politiek. Deze betreffen alle domeinen van het leven en van het samenleven, zoals we inmiddels wel hebben kunnen zien. Ten goede en ten kwade.

Niettegenstaande de veelheid van bepalende factoren doe ik toch een poging hier enig licht op te werpen. De Duitse filosofe Hannah Arendt zegt in haar boek 'Denken' dat denken het onzichtbare betreft. Veel factoren zijn in dit geval in zoverre onzichtbaar, dat ze niet direct fysiek aanwezig lijken te zijn, maar existeren in het denken, het denken aan, de voorstellingen die men heeft of in het zwijgen. Maar al die factoren liggen wel degelijk ten grondslag aan de uitspraken die gedaan worden, aan de besluiten die genomen worden of aan al datgene waarover gezwegen wordt. Mensen stellen zich altijd iets voor. Op welk niveau dan ook. Bovendien is het zo dat het ene het andere impliceert. Als je vindt dat burgers niet tussentijds, gedurende het kiezersmandaat, moeten klagen, dan heb je toch een soort opvatting over het functioneren van het kiesstelsel. Als je vindt dat we blijvend vreemdelingen moeten toelaten dan hoor je een besef te hebben van dat 'wij' maar ook van de opnamecapaciteit. Je spreekt dat uit of... je zwijgt daarover! Als je zegt dat 'het' allemaal wel meevalt, dan hoor ik toch graag wat meer reflectie over dat 'meevallen', want zoiets zeggen impliceert wel iets. Ook de verdediging van de markt maakt gebruik van veronderstellingen of postulaten. De rationeel denkende homo economicus is er één van. Alles dus wat mensen denken, doen of laten maakt onderdeel uit van een voorstellingswereld of ze dat nu verzwijgen of niet en of zij zich daarvan nu bewust zijn of niet. 

Hieronder een aantal factoren, variabelen of accenten die het gedrag inzake de immigratie op meer subtiele wijze beïnvloeden of beïnvloed hebben. Of er de voorwaarden van zijn of zijn geweest al zijn deze niet nadrukkelijk aan de orde gesteld.  Deze facetten spelen wel mee. Als iemand stelt dat er genoeg ruimte is, dan zegt hij eigenlijk dat er nog genoeg ruimte is. Hij zegt dat niet maar de opmerking impliceert dat. We zien dat hier het taalgebruik een rol speelt in de voorstellingswereld van de mens. Hetzelfde geldt voor andere factoren. Vandaar het belang om gedachten te expliciteren. Vandaar ook dat velen dat juist niet doen. Het brengt immers hun heilige opvattingen in gevaar.

Onderstaande opsomming is per definitie onvolledig en ze is in zekere zin ook speculatief, aangezien het ten eerste maar de vraag is of mensen zelf inzicht in hun gedrag hebben en in de tweede plaats omdat de meesten van hen een dergelijk inzicht nooit zullen toegeven of meedelen. Tot een zinvol gesprek komt het dan ook meestal niet. Nog erger, ik heb het vermoeden dat mensen sinds de Verlichting nu pas eerst menen dat hun beweringen dezelfde status hebben als wat zij als hun denken beschouwen. Men zegt immers ook ''Ik denk  dat....'', suggererend dat er een zweem van rationaliteit over hen hangt. Gelet op het feit van de armoede van de gesprekken van de afgelopen decennia, moet ik dat echter ernstig betwijfelen. Productieve twijfel komt zelden voor, zeker waar het ethiek of economisch belang betreft. En als er iets ontspoort dan rukt de 'brandweer' uit om het brandje te blussen in plaats dat men naar de bronnen probeert te gaan. Nee, eerder het omgekeerde gebeurt, men beschuldigt diegenen die een probleem aankaarten. Deze praktijk duurt al tientallen jaren. Je komt deze praktijk ook weer tegen in het boek 'Enkele reis Nederland' uitgegeven door Elsevier. Er is een taboe rond de kwestie opgetrokken die zijn weerga niet kent al is de tegenstand overal in Europa gegroeid. Onderstaande reeks heeft dan ook niet als opzet om de zogenaamde discussie vlot te trekken. Die heeft in eigenlijke zin nooit plaatsgevonden en ik vermoed ook niet dat de protagionisten van de immigratie ooit van plan zijn zichzelf vlot te trekken. Immigratievoorstanders lijken ook op lijders aan het Stockholm-syndroom waarbij een gijzelaar sympathie opvat voor de gijzelnemer die immers voedsel geeft aan zijn behoefte om maar aardig te zijn. Elke immigrant, meer nog dan elke buitenlander, werkt als een bevestiging van zijn aardigheid. Pas wanneer de vloedgolf tegen de eigen drempel klotst, staat men misschien op, maar de vraag is of die reactie dan een waarachtige genoemd kan worden. Ik heb daar zo mijn twijfels over.

Ik beperk mijn commentaar tot een korte bespreking van de aangehaalde punten.

1. De kwestie van de legitimiteit.
Hoe en tot hoever kan de democratische legitimiteit gedacht worden? Kan de stem van de burger als vrije wilsbeschikking gezien worden binnen een historisch neutrale electorale context? Dus, hoe legitiem is legitiem? Kan of behoort de staat buiten de politiek om bekritiseerd worden? Zijn er gronden voor vanuit de politiek-electorale beperkingen? Om het anders te formuleren: is de staat gedispenseerd door het uitbrengen van een stem? Scheldt die stem als het ware de verantwoordelijkheid van de staat kwijt en brengt die de verantwoordelijkheidsvraag slechts terug naar een volgende stemronde? Laten burgers zich beetnemen door de aanname van de legitimiteit van de staat die via de politieke keuze tot stand komt? In hoeverre is hier sprake van een gezamenlijk spel waarbij de niet deelnemers verstoken horen te worden van gerechtigde kritiek? Dit wordt nogal eens beweerd. Als je niet stemt moet je ook je mond houden. Maar dan zal men toch een beeld van het politiek bedrijf moeten hebben dat verder gaat dan die ene opmerking. Anders kun je alles wel beweren. Meestal blijkt dat politiek als een spel wordt gecelebreerd waar iedere burger min of meer verplicht aan mee behoort te doen omdat hij anders zichzelf buiten de orde plaatst. Althans, dit blijkt meestal de opvatting van kiezers te zijn en verder denken zij niet. Trouw en gehoorzaamheid aan de staat omdat zij denken dat die door middel van hun stem voldoende is geborgd maakt van mensen gedweeë burgers.

2. De kwestie van de zelfbeschikking.
Deze kwestie is gerelateerd aan het vraagstuk van de legitimiteit. Wat is het probleem van de zelfbeschikking in relatie tot de ontwikkeling van zogenaamde democratische besluitvormingsprocessen en de hieruit resulterende instituties? Resulteert een indirecte vertegenwoordiging niet juist in een afbrokkeling van de zelfbeschikking van de burger en zijn directe leefomgeving? Hoe kunnen we denken over de andere opties? Als we bijvoorbeeld zeker zouden weten dat er nooit een andere optie van adequate vertegenwoordiging kan functioneren, dan zouden we kunnen beseffen dat wat we hebben het enig mogelijke is. Wat we wel vaak kunnen zien of vermoeden is dat de immigratiepolitiek juist heeft kunnen voortwoekeren omdat er voldoende burgers waren die vertrouwden op de legitimiteit of kundigheid van de staat en van de politiek terwijl diezelfde politiek of diezelfde staat andermans situatie aantastte. Zelfbeschikking is nu juist aangetast om een al te ontwrichtende invloed van het volk te weerstaan en het volk tegelijkertijd een 'stem' te geven. Dit is een paradox van democratische systemen die een indirecte representatie kennen met politieke partijen als 'tussenpersonen'.

3. Voorstellingsvermogen.
Een land reikt altijd zover als het voorstellingsvermogen van de burger reikt. Wat is nu de reikwijdte van het voorstellingsvermogen van burgers in elkaars omstandigheden? Welk is hun inlevingsvermogen? Welk is het voorstellingsvermogen in algemene zin van burgers? Mijn indruk is dat velen een zeer eenvoudig voorstellings- en inlevingsvermogen hebben. Zeker in een turbulente tijd waarin de kracht van het argumenten gelden, die in de plaats van het inlevingsvermogen gekomen lijken te zijn. Maar argumenten zijn vreemde dingen en bevinden zich soms ver weg van de alledaagse leefomgeving van burgers. Ze zweven gedeeltelijk boven de realiteit. Dat die argumentatiecultuur tot reflectie leidt is nog maar de vraag. Zo ben ik bijvoorbeeld nooit een bezinning tegengekomen over de gevolgen van een massale immigratie op de beschikbare natuur. Dat al geeft te denken, zou ik zeggen. Misschien dat argumenten of beweringen die men zich als argumenten voorstelt, het inlevings- en voorstellingsvermogen juist afbreken omdat men zo met de verdediging in de weer is. Zijn mensen consumenten van hun eigen beweringen geworden? Ik heb de afgelopen decennia sterk de indruk gekregen.

4. Het probleem van de afstand.
Hier speelt de relatieve afstand tussen burgers (financieel en geografisch) een rol maar ook de afstand die opgeroepen wordt door het democratische stelsel. Zie punt 2. Zij die bijvoorbeeld stemmen, stemmen op een partij 'ergens anders' die weer de situatie van burgers 'ergens anders' beïnvloedt. Iemand, woonachtig in een rustig dorp in Drente (alhoewel onder druk alles op den duur vloeibaar wordt) kan gemakkelijk voor een toelatingspolitiek zijn waarvan hij kan vermoeden dat de daaruitvolgende aanwas niet direct zijn directe woonomgeving zal binnenstromen. Inmiddels zien we de onrust in de periferie toenemen omdat ook daar nu de druk toeneemt. De vraag is hoe die verschillen in positie zich verhouden tot de politieke argumentaties die gehanteerd worden? Kan men wel waarachtig argumenteren als men zelf buiten schot blijft of denkt te blijven? Met dit vraagstuk houdt de vraag samen in hoeverre de westerse mens geïndividualiseerd is geraakt en hij zijn betrokkenheid slechts kenbaar maakt vanuit zijn gemis zich een samenleving voor te stellen. Dit geldt zowel voor een ondernemer, een politicus of ambtenaar als een burger. Juist die frictie lijkt me een onderliggend kenmerk van het voortsudderen en ontsporen van de immigratiepolitiek.

4. Schaal.
Elke samenleving heeft te maken met de mate waarin iets speelt. Alles is gradueel. Dit geldt ook voor het aantal toegelaten immigranten. Hier speelt weer het voorstellingsvermogen van burgers een rol maar ook hun bewustzijn voor ruimte en tijd. En niet te vergeten: kan of durft men nog in verhoudingen te denken? Zo heb ik vaak de indruk dat natuur natuur is en immigratie immigratie. Men verbindt die twee zaken nauwelijks en doet daar zeer laconiek over of men verbindt alleen die zaken die in de eigen kraam te pas komen.  Dat houdt in, zoals ik al eerder stelde, dat er op de achtergrond wel degelijk een beeld van die beïnvloeding bestaat. Al is dit een beeld dat men niet ter sprake brengt! In dit licht is het niet zo vreemd dat het zogenaamde 'vol is vol' – debat is gestrand? Er werd vooral direkt geageerd tegen de schanddalige vertolkers van deze slogan en daarmee was de kous af. Veel mensen maakten trouwens van die volte niet zo'n punt, praatten er niet over en hadden geen besef dat vol, nog niet vol impliceerde. Het heeft misschien ook met de cultuur van de maakbaarheid te maken die langzamerhand ontstaan is uit het op grote schaal in cultuur brengen van land. Daarnaast is een land voor de ethisch 'hoogstaanden' schier eindeloos. Dit in tegenstelling tot het huis dat men bewoont en de directe omgeving waarin men leeft. 'Moraliteit' en nuchtere reflectie verhouden zich slecht tot elkaar. Het probleem is echter hoe je met elkaar sprekend verder komt als je met mensen aan tafel zit die dit volumeprobleem niet willen zien of niet willen aankaarten. Kun je, zo is de vraag, slechts met gelijken van geest overleg plegen? En is de rest niet gewoon een potje duwen en trekken?

5. Aanwezigheid.
Ze zijn er nu eenmaal, hoor je nogal eens.
Als argument in de immigratiekwestie volstrekt misplaatst. Stel dat de staat vannacht een miljoen mensen toelaat, dat zou dat argument de morgen erna ook geldig moeten zijn. Je kunt er geen beoordeling van de immigratiepolitiek op funderen. Temeer daar het aanwezigheidsargument een argument achteraf is.

6. Kwaliteit.
Hier speelt het begrip van het kwalitatieve en het passende want iets dat van een geheel andere kwaliteit is, bijvoorbeeld cultureel gezien, is misschien in een bestaande situatie moeilijk in te passen. Culturen zijn historisch gegroeide en groeiende 'situaties' waarin men ingebed is. Alles heeft een bepaalde plaats. Het feit dat culturen met de tijd veranderen houdt nog niet in dat elke 'gewenste' verandering aanspraak kan maken op een noodzakelijkheid. Niet alles kan omdat men, filosofisch sprekend, stelt dat alles nu eenmaal verandert. De mens neemt besluiten en handelt en waar deze besluiten en handelingen ingrijpen op de ander speelt de kwestie van de verantwoordelijkheid want men treedt dan in een verhouding met de ander. Het lijkt me dan ook gevaarlijk uitsluitend te verwijzen naar het leed, naar de markt, naar de economische groei, naar de vergrijzing etc. Dergelijke verwijzingen die als dogma functioneren, versluieren de noodzaak van een nadenken over verantwoordelijkheid of over de historiciteit van sommige problemen.
Bij het kwaliteitsbegrip speelt natuurlijk ook de vraag of men kwaliteitsverschillen nog wel kan of wil onderscheiden!  Ook dat lijkt een fuik waarin de verwesterde mens terechtgekomen is, al blijkt al uit de verdediging van de toelating dat men juist wel een normatieve waardering koestert, al is het stilzwijgend. Hier openbaart zich een paradox: men ziet een verschil tussen de situatie elders en hier maar ontzegt tegelijkertijd de burgers iets dergelijks te doen ten opzichte van de toegelatenen. Laat men dus zijn waardering uitspreken inclusief de offers die men zichzelf wenst te getroosten of die anderen maar horen te brengen! Daar merk ik doorgaans weinig van. Men houdt zich op de vlakte of gaat niet in op de geuite kritiek.
In een tijd waarin mensen er van alles aan doen verschillen uit te vlakken komt er natuurlijk weinig terecht van een rustige bezinning op dit probleem. Er zijn nogal wat mensen die in de waan verkeren dat alles en iedereen maar bij elkaar moet passen. Een gevaarlijke gedachte lijkt me. In potentie totalitair omdat men al snel geneigd is dat de ander op te dringen en bovendien blijkt dat waar zoveel verschillende etniciteiten naast elkaar moeten leven, de drang tot staatsregulering aanzienlijk is. Voorstanders van onbeperkte immigratie dwingen de ander nogal eens een kwaliteit op te dringen waarvan zij zelf verschoond wensen te blijven. Ook hier openbaart zich weer een paradox. 

7. Eigenwaarde.
Dit wordt snel vermengd met verderfelijk nationalisme, meestal zonder dat men zich laat doordríngen van het vraagstuk van de eigenwaarde. Er wordt veel te gemakkelijk gerefereerd aan de onderbuik zonder dat hier een enigzins nauwgezette analyse aan voorafgaat. Eigenwaarde is een belangrijke maar minder aan het licht tredende factor bij allerhande problemen. Af en toe laten mensen zich hierover in pregnante bewoordingen uit maar dit wordt helaas door de protagonisten naar de achtergrond verdrongen of gelijkgesteld met de onderbuik, een zeer onduidelijk begrip dat trouwens ten onrechte slechts toebedeeld wordt aan critici van de immigratie. Je hoorde ook iets van die aantasting van de waardigheid terug bij het geval in Den Helder waarin een bejaarde vrouw maar uit haar appartement in het verzorgingstehuis vertrekken moest en zelfmoord pleegde. Ze schreef : ''Wij zijn mensen en geen bloempotten''.

8. Tijd en ruimte.
Vol=Vol was een slogan in de tijd van Janmaat; een krampachtige poging de zorgeloosheid te weerstaan ten aanzien van de beschikbaarheid en leefbaarheid van de publieke ruimte. Maar de Nederlandse europarlementariër Herman Verbeek van de PPR (!) brieste '' Wat is vol?! Een blik erwten is vol!'' Het zijn dergelijke opmerkingen die elk gesprek over ruimte zo goed als onmogelijk maken en de sleutel ligt bij mensen als Verbeek. Ruimte is een fundamenteel maar ongrijpbaar iets. Ik heb in mijn leven sterk de indruk gekregen dat mensen een toeristisch gedrag ten aanzien van de ruimte ontwikkelden. Men ging er naar toe, banjerde er door maar maakte het geen sluitstuk in hun bespiegelingen over ermee samenhangende vraagstukken. Ik heb de indruk dat velen geen enkele notie hebben van wat de ruimte doet of van de aantasting van de leefruimte. Ruimte is beschikbaarheid lijken velen te denken. Men heeft ook weinig notie van de tijd. Morgen zien we wel verder, zo is meestal de gedachte. Men schikt zich en schijnt in een vacuüm te leven. Het besef van ruimte lijkt in dit land ook in die zin veranderd dat men het vooral belangrijk vind om van A naar B te komen. Dat besef is verstedelijkt zou je kunnen zeggen. Architecten zwengelen dat nog eens aan door Nederland te bombarderen tot stadslandschap. Intussen wordt het beslag op de ruimte groter, of plaatselijk groter, en het besef van ruimte als noodzakelijke adem kleiner. Burgers transformeren tot gevangenen die hun eigen cel als groot genoeg ervaren en menen dat dan ook maar voor de ander gelden moet.

9. Interesse in wat ons bindt.
Men kan geen interesse betonen voor wat men samen heeft als men geen voorstellingsvermogen in die richting heeft, als de verschillen te groot worden of als er weinig wederkerigheid bestaat. Binding laat zich moeilijk kwantificeren alhoewel mensen die altijd en eeuwig weer om bewijzen vragen dat heel graag zouden willen. Dat hele idee van de bewijsvoering is trouwens een levensgroot probleem omdat de protagonisten vaak de aard van de problemen ontkennen of als ze dat niet doen dan nog de uitwerking ervan bij de slachtoffers ontkennen. Het leed van de eigen bevolking interesseert hen gewoon niet. Maar ook het feit dat iemand zich niet verbonden weet met naar binnen gehaalde moslims of met Antillianen in het algemeen en er ook niet tussen wil wonen is voor hen dus volstrekt ongeloofwaardig. Wen er maar, lijken ze te zeggen. Je kunt mensen helaas maar in heel beperkte mate binding opdringen. Er kleeft iets sadistisch aan dergelijke personen die hun liefde blijkbaar zo kundig weten te beperken.
Dit 'zich tussen de mensen' weten is afgekalfd in een geïndividualiseerde, gemoraliseerde en vermarkte 'samenleving' of is een 'product' geworden dat in een percentage uitgedrukt kan worden.  Ook hier speelt het voorstellingsvermogen weer een rol. Wat stelt men zich nog voor, vraag ik mijzelf vaak. Een begrip als het algemeen belang, gekoppeld aan een gevoel van samenhang, ben ik gedurende mijn leven zo goed als niet tegengekomen in gesprekken, op fora, in de media of bij politici. Politici schijnen nogal eens te veronderstellen dat binding niet groeit uit of in bepaalde omstandigheden maar een product is als alle andere. Een fatale misvatting, lijkt me.

10. Interesse in onze habitat, onze leefomgeving.
Kun je zeggen dat immigratieliefde en liefde voor de 'eigen' omgeving communicerende vaten zijn? Daalt, waar het ene toeneemt, het andere? Of gaat het er aan vooraf? Zijn mensen nog verbonden met hun 'omgeving' of is die vooral functioneel geworden? Of abstract? Kunnen we de westerse geschiedenis beschouwen als een ontwortelingsgeschiedenis? Ik heb gedurende mijn leven weinig aandacht of reflectie vernomen over onze habitat of biotoop. Er lijkt een soort en-en besef ontstaan. Immigratie lijkt geen deel van de zorg om onze omgeving uit te maken. Habitat is beleid en geen onlosmakelijk onderdeel van ons leven. Dit gebrek aan aandacht betreft ook demografische vraagstukken. Waarschijnlijk kon de massa-immigratie niet zomaar ontstaan. Als er een levend interesse in ons gemeenschappelijke habitat was geweest dan had deze vermoedelijk nooit zo'n vlucht genomen. En gaat de mens eenmaal op weg, dan vervolgt hij deze tot het bittere eind, zeker zolang hij niet het besef heeft dat het hem zelf in hoge mate raakt.

11. Welzijn van mens en staat.
Met het toegenomen korte termijn denken is het welzijn van de mens, de mens en zijn historisch gegroeide omgeving, als nastrevenswaardige factor afgenomen. Alles bestaat slechts nu, op dit moment. Ook de staat heeft hieronder te lijden zoals je al merkt wanneer burgers laconiek doen over de staatsschuld. In een consumerende en concurrerende samenleving is er weinig bezinning op de bindende factoren in een samenleving. Men denkt niet meer relationeel of causaal doch reageert vooral op prikkels. Het leven is reflexmatig geworden in plaats dat het wat meer reflectief zou moeten zijn.
Als reactie op de gedachte dat de staat verantwoordelijk gesteld wordt voor al het slechte dat de immigratiepolitiek gebracht heeft zie je nu weer een tegenbeweging, soms met dezelfde rigiditeit als die bij haar opponent te vinden is. Zo zwaait de pendule heen en weer.

12. Immuniteit.
Met de toegenomen techniek, welvaart, massalisering en individualisering is de indruk ontstaan dat het land, het volk of wat dan ook, immuun geworden zijn voor gevolgen van wat de mens onderneemt. Wat zegt dit over de sensiviteit van de mens ten aanzien van dat wat hem omringt? Voelt hij zich immuun geworden? Vervreemd? Aan gene zijde van de feiten? Ik heb de indruk dat dit half bewuste besef van die immuniteit de grondslag voor veel falen is.

13. Geschiedenis.
Het begrip historiciteit is al aan de orde geweest. Doorleefd besef van de waarde van onze gedeelde geschiedenis lijkt me hier te lande niet sterk, al zou dat nog niet zo'n probleem zijn als men zich maar verantwoordelijk opstelde ten opzichte van zijn omgeving. Zonder waarnemingsvermogen, denken en leren gaat dat niet zoals dat ook de Chinese denker Confucius al beseft heeft. Zonder dat we leren keert iets waarnaar we streven vaak om in het tegendeel.
In een land waarin principes, rechten, argumenten en dergelijke de boventoon voeren, is aandacht voor de conditionele waarde van de geschiedenis vermoedelijk gering. Die is namelijk relationeel en niet eendimensionaal zoals principes of idealen dat zijn.

14. Familiebinding.
Men spreekt wel van de rode familie. In een partijendemocratie is het niet onwaarschijnlijk dat de steun aan standpunten en principes langs deze lijnen van loyaliteit verloopt en samenhangt met een emotionaliteit die distantie verhindert. Verbondenheid aan een zaak bevordert de inzet van de mens maar verhindert soms weer de reflectie, de spiegeling waarvoor men juist afstand nodig heeft. Dat is het eeuwige probleem van de mens, betrokken raken en afstand houden. Ook andersom werkt deze typische binding. Velen kunnen zich niet voorstellen bij een  andere politieke familie of bij andere burgers te horen. Na de ontzuiling zijn nieuwe kloven in de plaats gekomen van de oude. Een ongewenste maar in het licht van de gekweekte omstandigheden een onvermijdelijke stap terug lijkt me.

15. Dialoog.
Met enige regelmaat stijgt de verzuchting op dat we met elkaar in dialoog moeten gaan. Nooit hoor ik echter iets over de vormende en beperkende voorwaarden van een dialoog. Wat ook beseft moet worden dat niet alles waar we met onze vragen op gericht zijn, geschikt is voor een intermenselijke dialoog. Statistisch onderzoek hoort daar bijvoorbeeld niet in thuis. Eerder de vraag naar wat nu onderzocht dient te worden. Mij lijkt het dat de waarde van de dialoog erg overschat wordt. Hoort een dialoog bijvoorbeeld gelijkwaardig te zijn? Maar wat houdt dat nu in?  Valt er met volstrekt overtuigden een dialoog met een onzekere uitkomst te voeren? Ik vind zelf spreken met mensen die zich amper georiënteerd hebben ondoenlijk. Paradoxaal genoeg heeft het slechts zin om met iemand van gedachten te wisselen waarmee dat eigenlijk niet nodig zou hoeven te zijn. Kortom, bekeken moet worden hoe groot de dialogische potentie van zowel problemen als van mensen is. Gezien de geschiedenis van de immigratiekwestie heb ik daar weinig vertrouwen in. En als mensen de schijn ophouden dat zo zondermeer aan welke dialoog dan ook begonnen kan worden is dit wantrouwen gerechtvaardigd. Een dialoog zou als een kunstwerk beschouwd moeten worden. Het feit dat sommigen denken dat de ander niet in dialoog wil, doet hen soms verharden in hun gelijk terwijl ze intussen een verwarde voorstelling hebben van wat een dialoog zouden kunnen zijn. Wat in dit verband trouwens sterk onderschat wordt is de dialoog met zichzelf. Waar echter het publieke of het geïdealiseerde domineert verschraalt het gesprek met zichzelf.
Wat verder een mogelijk open gesprek verhindert is de neiging van voorstanders van immigratie om schamper op de ander te reageren. Je ziet dit met de aanvallen op Wilders, wat echter het inzicht, de aandacht voor de problematiek en een mogelijk gesprek geen stap dichterbij brengt. Dit akelige op de man spelen dateert al vanaf het begin van de kwestie. Je kunt dus visies ontwikkelen wat je wilt, je blijft te maken houden met dergelijke gedragingen. De immigratiekwestie is niet slechts een probleem van de buitenkant waar de argumentatie zich op richt.

16. Aandacht.
Voor een kalme beschouwing van een zaak is aandacht nodig. Ik heb de indruk dat aandacht de laatste decennia afgenomen is. Onder druk van de omloopsnelheid van de actualiteit die de verleiding van het incidentele in de hand gewerkt heeft, door de toegenomen rusteloosheid van de consumerende en concurrende mens, onder druk van de ingenomen posities en zo meer. Aandacht lijkt me essentieel. Vooralsnog zie ik die nog niet ontstaan. Onrust kleeft aan deze samenleving.

17. De rol die men bekleedt.
Ik heb, voorzover ik mij herinner, wat betreft maatschappelijke vraagstukken, altijd geprobeerd me in de rol verplaatsen van een 'met verantwoordelijkheid beklede'. Ik stelde me, zo goed en kwaad als het ging, telkens de vraag wat  ik zou behoren te doen en langs welke lijnen ik zou moeten denken, als ik als politiek verantwoordelijke gekozen zou zijn. Ik hoor zeer weinig mensen vanuit dit perspectief denken, praten of redeneren. Werkt de indirecte democratie zo dat men vooral zijn eigen zegje doet en denkt daarmee af te zijn, dus in feite niet vanuit een geheel denkt? Dus ook niet van uit de situatie van een ander waarmee men leeft? Betrokkenheid voorwenden met alle mensen op de hele wereld doet afbreuk aan het feit dat men altijd binnen 'schillen' leeft en zich daarvan bewust is. Amos Oz schijft in zijn boekje 'Hoe genees je een fanaticus', dat liefde voor de gehele mensheid zo dun uitgesmeerd wordt dat ze betekenisloos wordt. Met andere woorden, Amos Oz spreekt over de kracht van het nabije. Van het bewustzijn gericht op het nabije is mij de afgelopen decennia weinig gebleken maar het gebrek eraan heeft de situatie wel degelijk beïnvloed. De rol van de burger als consument heeft ontegenzeglijk afbreuk gedaan aan de bindende elementen van de samenleving en politici die klagen over dit gebrek plengen krokodillentranen.

17. Waarnemen, denken en handelen.
Hoe een kwestie zich ontvouwt is mede van deze menselijke processen afhankelijk. Is de mens in staat aandacht te geven aan zijn oog, oor en neus. Is hij in staat onderscheid aan te brengen. Kan hij zaken, meningen, feiten en zo meer op elkaar betrekken en in een dynamische relatie met elkaar brengen of is de mens snel geneigd tot wat ik hier een oordeelswaarneming noem: een oordeel via de omweg van de ultrakorte en ultraselectieve waarneming. Veel mensen bezondigen zich daaraan. Oordeelsvorming lijkt me een probleem van de eerste orde. Is men ook in staat zich het resultaat van zijn handelen voor te stellen? Het zal van de kwaliteit van deze fenomenen afhangen of het veronderstelde verstand of wat men vroeger de rede noemde effectief kan zijn, waarbij aangetekend zij dat het vermogen van het verstand tussen mensen verschilt. Maar misschien is wel ieder mens in staat zich een vraag te stellen. En daarna weer één.  In een lezing zei de Amerikaanse kunstenaar Philip Guston eens dat de vraag ''hoe zou het zijn als'' cruciaal is. Maar hoe krijgen we de mens aan een vraag? En aan nog één? Een universiteit die de filosofie de deur uitdoet zoals in Rotterdam geeft hier helaas de verkeerde signalen af maar zij kan dit slechts doen als een samenleving al verkommerd is geraakt.

18. Drogredenen en ficties.
In zijn inspanningen het hoofd boven water te houden maakt de mens veelvuldig gebruik van niet geldige redeneringen en van aannames die de schijn van geldigheid hebben maar in de kern niet toetsbaar zijn omdat ze zich ophouden in het onzichtbare domein waarin de mens spartelt. 'Nederland is een mooi land' is zo'n fictie die de tijdsdimensie geheel en al buiten beschouwing laat door haar te bevriezen in zo'n uitspraak. De uitspraak gaat voorbij aan de manieren waarop 'landen' vormgegeven worden, aan de persoonlijke verantwoordelijkheid daarbij, aan de compassie met bedreigde landgenoten of aan de kwetsbare veranderlijkheid van een land. Het wordt een drogreden als deze uitspraak ingezet wordt een bepaalde immigratiepolitiek voor te staan of de effecten ervan te verdoezelen: 'Wat zeuren we, we leven immers in een mooi land'.  Er circuleren rondom de immigratiekwestie veel ficties en drogredenen. Ik noemen er een paar.
'Er zijn nog wel belangrijkere problemen', 'We moeten dankbaar zijn', 'Het valt toch wel mee' of 'De samenleving, dat zijn wij', 'Nederland is altijd al een immigratieland geweest', 'Er is altijd migratie' of 'De immigratie zorgt voor verrijking' enz. Ook hier zijn begripsaanduidingen vaag, laten ze oorzakelijkheid of verantwoordelijkheid buiten beschouwing, doen geweld aan het onderscheidingsvermogen en brengen datgene wat wordt terug tot datgene wat is, het heden verweesd achterlatend. Dergelijke uitspraken hebben meestal tot doel elk verder denken of gesprek te frustreren al hebben gebruikers van dergelijke uitspraken niet altijd dit besef. Tenminste, dat lijkt er soms op. Ik stond eens met iemand op een stille maandagmorgen aan de rand van het Fochteloërveen en mijn partner zei druk gebarend ''Wat Nederland is vol?! Kijk eens, niemand te zien. Wat zeur je toch''. Wat hiermee altijd weer gedaan wordt, is de aandacht afleiden van een onderliggende problematiek, in dit geval de effecten van een bevolkingsaanwas op ruimte en natuur. Ficties en doodlopende weg-uitspraken fixeren het wordende en laten elke verantwoordelijkheid buiten beschouwing. Ze breken de aandacht af. Ze maken van de mens een richtingloos wezen dat niet in staat is enigszins zinvolle beslissingen te nemen in het oog van bedreigingen die dan ook ontkend dan wel gebagatelliseerd moeten worden.

19. Volkseigenaardigheden.
Hieronder valt een scala aan gedragsvormen, gewoonten, gezegden, niet gezegden en zo meer die zich in een volk genesteld hebben en die de voortgang van welke grote kwestie dan ook mee bepalen. ''Het is nu eenmaal zo'', verzucht men wel eens. Gelatenheid is een aandoening die de mens kenmerkt en dat misschien in elke cultuur weer op een iets andere manier. Gehoorzaamheid en meegaandheid heb ik altijd als eigenschappen gezien die sterk hun stempel gedrukt hebben op het gedrag van Nederlanders. Maar niet vergeten moet worden dat deze trekken vaak weer samengaan met allerlei vormen van paternalisme; soms zelf bij dezelfde persoon. Er wordt hier te lande ook graag mooi weer gespeeld. Men veinst graag heiligheid die echter in veel gevallen slechts schijn is omdat de eigen positie buiten schot blijft. Zwijgen, de zaken op zijn beloop laten, de ander snel de maat nemen zijn zowat eigenschappen die de mens die goed om zich kijkt, kan waarnemen. Maar als ik dat wel eens suggereer dan volgt er soms een onbegrijpende blik of men zegt bijvoorbeeld dat dat in andere landen ook zo is. Gesprekken stokken meestal. Zo zijn er onnoemelijk veel losse einden in de gesprekken die mensen voeren. We zouden ons hiervan een geschiedenis kunnen voorstellen.

Misschien begint elke kwestie wel vast te lopen, juist door de kracht van deze cultureel bepaalde eigenschappen. Het zijn zuignappen als het ware. De schijn van de geldigheid van argumentatie verdoezelt dit probleem in hoge mate. Maar dat hanteren van argumenten is deels een fictie omdat karaktertrekken of de uiteenlopende perspectieven van mensen zelden bij de argumentatie betrokken worden. Argumentaties zijn vaak uitermate simpel van opzet. Ze bestaan veelal uit eenvoudige recht toe recht aan beweringen en maken gebruik van een dubieuze selectie uit de werkelijkheid laat staan dat ze een denkweg zijn. Mensen hun gedragspatronen duidelijk maken is haast onbegonnen werk. Mensen hebben nooit verklarende bordjes bij hun gedrag en er bestaat veel quasi - rationaliteit.

Zelfkennis en kennis van de gewoonten binnen een land zouden wellicht verfrissend inzicht geven. Dus ook hier is de rol van een aandachtige beschouwer belangrijk. Maar die zijn er weer weinig en worden niet gehoord. De slang bijt blijkbaar altijd in zijn eigen staart. Bovendien menen voorstanders van permanente immigratie dat zij altijd aan de goede kant van de geschiedenis staan.
Hier horen ook schuld en boete thuis die sterk verbonden zijn met de christelijke cultuur. Het wordt een probleem als mensen hun schuld weer op een ander afwentelen. Schuld voelen is vaak een egoïstisch iets dat in zeker opzicht ervan uitgaat dat de schuldige zelf de boete kan opleggen. Hij is immuun voor de verlegging van die schuld; het is immers zijn schulddelging. Ook dit verklaart de hardnekkigheid van de immigratiekwestie.

20. De mens is een netwerk.
Wat sommige lezers misschien al gemerkt zullen hebben is het volgende. Al deze en andere facetten staan in een bepaalde verhouding tot elkaar. Als men bijvoorbeeld een gering voorstellingsvermogen bezit dan zal men ook moeilijk in staat zijn de gevolgen van een bepaalde politiek doorgronden. Veelal zullen factoren elkaar versterken en die maken dan ook onderdeel uit van een 'familie'. Het lijkt me dat dit klitten niet onderschat moet worden. Mensen koesteren netwerken in hun binnenste. Hier heerst een zekere consistentie. En om die consistentie te behouden werken mensen met schotten in hun hoofd zodat niets elkaar op een kritieke manier infecteert. Zo hoor je immigratievoorstanders maar zelden reflecteren op het probleem van de aantasting van de natuur of zij bagetelliseren de vervuiling in een buurt en beklemtonen in de eerste plaats de oplosbaarheid. Zoals de mens een netwerk is, zo is een politieke partij dat ook. Doorgaans ondersteunt het ene beleidsdeel het andere. Als men het ene belangrijk vindt dat vervolgens het andere aantast dan verzint men allerlei uitvluchten om die infectie onzichtbaar te maken, door bijvoorbeeld de taaluitdrukking te veranderen: een verloederde wijk wordt zo een krachtwijk.

Het wordt erger als je merkt dat mensen met vastgeroeste stellingen juist tegen jou zeggen dat zij wel open staan, wel denken of zich wel verwonderen. Terwijl je hun vaste meningen of vaste reflexen wel zo'n beetje kent. Ik ben er dus altijd op bedacht hoe men ingaat op de kritiek. Ik kijk ook altijd naar de vragen die de mens al dan niet stelt, naar hoever die vragen gaan en naar hoe de mens dat doet. Dat moet ik wel, want soms denk ik, als ik met (quasi-) overtuigden in aanraking kom dat ik mij radicaal vergis of dat ik iets cruciaals over het hoofd zie. Ik probeer dan eenvoudige vragen te stellen en ik kijk dus ook of de ander zich vragen stelt en naar de wijze waarop de verschillende facetten in zijn argumentatie elkaar ondersteunen of tegenspreken. En altijd stel ik mij de vraag: ''Wat zouden we mogen verwachten als deze man of vrouw het voor het zeggen zou hebben?''. Hoe speculatief misschien ook, dat werkt voor mij vaak zeer verhelderend.  

Afrondend.
Mijn oordeel op dit moment is dat de immigratiekwestie als gevolg van de werking van veel van bovenstaande facetten, die trouwens geen volledigheid pretenderen, het aanzien heeft die ze nu heeft. Met in de eerste plaats een toegenomen onderlinge animositeit die elke wending naar een gezondere omgangsvorm met de kwestie gijzelt.

Natuurlijk is het zo dat er in een land wel meer problemen spelen. We hebben nu bv problemen met de gemeente die de huurvoorwaarden voor ons atelierpand drastisch probeert te verslechteren en daar behoorlijk in lijkt te slagen. En dat betreft niet alleen ons. Sinds enige tijd worden we geconfronteerd met gladde beheersjongens in donkere pakken. Los van de gemeentelijke financiële problematiek is de benadering er niet prettiger op geworden. Zachtjes gezegd. Deze negatieve verandering in de attitude jegens de kunstenaars en hun werkplekken riekt soms naar deportaties uit het verleden. Maar op wereldniveau legt dat weinig gewicht in de schaal. Anderzijds: de wereld bestaat uit gemeenschappen. En al die gemeenschappen vormen dus weer het gemeenschappelijke. Ik herinner mij dat Maarten van Rossum zich ooit eens denigrerend uitliet over lokale gemeenschappen, maar de mens leeft daar wel in. Gebrek aan zorgvuldigheid doet op den duur afbreuk aan het gemeenschappelijke en in de eerste plaats aan de waardigheid van de betrokkenen.

Een andere belangrijke kwestie is het beslag dat de mens legt op grond, natuur en milieu, maar ook hier weer speelt de immigratiepoblematiek doorheen. De verschillen tussen arm en rijk zijn ook zo iets. Links maakt hier altijd een punt van en niet perse onterecht lijkt me. Ook hier geldt dat met de immigratie een enorme groep mensen toegelaten is die economisch of financieel aan de onderkant van de samenleving zit, alhoewel Links hier dan weer stelt dat dit het gevolg is van maatschappelijke ongelijkheid maar daarmee vermijdt het probleem in de eerste plaats te leggen bij de immigratie zelf en bij de meegelifte culturele en etnische eigenaardigheden. Ook zaken als de vervuiling van wijken, de criminaliteit of de stand van het onderwijs zijn problemen die ook weer deels verbonden zijn met de westerse immigratiepolitiek. Het probleem is dat de gevolgen van deze politiek geen 'klein bier' zijn zodat je die altijd weer tegenkomt of je zult zien dat men die juist probeert te vermijden door er bijvoorbeeld niet over te spreken of slechts op een badinerende toon of te proberen maatschappelijke problemen zo veel mogelijk op en binnen zichzelf te beschouwen. Dus ja, er speelt meer maar je zult alle belangrijke factoren in de beschouwing erbij moeten betrekken. Ik heb er weinig hoop op dat dit alsnog gaat gebeuren. Men volhardt blijkbaar graag in zijn praktijken of zijn fouten in de hoop dat het overwaait.  Mensen zijn blijkbaar graag praktisch en zijn volgers van de wind.

Naast de bovenstaande ongetwijfeld onvolledige opsomming zou er ook een opsomming opgesteld kunnen worden van de feitelijke en denkbare gevolgen van de westerse immigratiepolitiek. Daarnaast lijkt het me nuttig dat men zich bezint op de vragen die wel gesteld hadden kunnen of moeten worden en al helemaal aan het begin van de immigratiepolitiek. Dit is onvoldoende gebeurd en gijzelt nog steeds de hele kwestie. Er zijn al vanaf een vroeg stadium pogingen ondernomen de kwestie te verdoezelen of te bagatelliseren. En dat is mij vanaf de jaren zeventig gaandeweg gaan verbazen. Het had mij voor de hand gelegen, dacht ik, dat men zich hierover met elkaar verstond. Had men zich wel bezonnen dan was de kwestie waarschijnlijk minder ontspoord dan nu het geval is. De ongetwijfeld gunstige bij-gevolgen doen daar niets aan af. Het lijkt er echter sterk op dat de aard van de reactie die mijn vader gaf op mijn vraag over het probleem van de gezinsgrootte maatgevend is geweest voor de reacties en reflexen op het punt van de immigratie.











vrijdag 12 december 2014

Blog 30 Antwoord op reacties van twee teksten van 5 en 9 december 2014 op Facebook. De laatste ging over een link naar de Nationale – Opsporingslijst waarop enkel buitenlanders prijken.


Op 5 en 9 december heb ik twee teksten geplaatst waarop enkele reacties kwamen. Het waren er niet veel maar met weinig problemen is de aard ervan te extrapoleren. Ze horen thuis op het lijstje ‘veel gegeven antwoorden’. Zo verwees de link die ik ontving naar aanleiding van mijn link naar de Nationale-Opsporingslijst waarop louter buitenlanders vermeld staan, naar een film van Michael Mosley waarin hij liet zien hoe hij zonniger in het leven kon staan. Ik zou de aangevers van dergelijke adviezen aanraden zich eens te bezinnen op de zaak zelf of de zaken die ik aanhangig maak of die er spelen. Hier, in geval van beide teksten viel het me op, zoals overigens te doen gebruikelijk, dat niemand zich bezon op dit criminaliteitsprobleem. Of het moest Herman van den Boom zijn die stelde dat we naar de haaien gaan. Echter, criminaliteitscijfers staan, elk voor zich, voor traumatische gebeurtenissen en ze illustreren een verdere verloedering van de samenleving. Vergroting van de criminaliteit is slechts één van de gevolgen van de immigratiepolitiek zoals die vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw zijn beslag kreeg en tijdens welke burgers met slechte ervaringen en met legitieme kritiek op die politiek al in een vroeg stadium afgeserveerd zijn, in de eerste plaats door links Nederland. Maar ook Christenen kunnen er wat van en ik verwijt de VVD dat ze onvoldoende aan de bel getrokken heeft. Hetzelfde kan van de rest van de oude partijen gezegd worden. Hetzelfde tafereel biedt zich overigens in de ons omringende landen aan. Landen met hetzelfde soort democratieën.

Nee, in plaats van zich grondig te bezinnen op de problemen van deze politiek, voor en na de stichting van de EU, komt men met verwijten, ontkenningen of vragen en aanmaningen om Het Standpunt duidelijk te maken of om met Oplossingen te komen. Zoals ook nu weer. Ik vermoed overigens dat de intenties verschillen.

Goed: de Oplossingen. Komt als vermaning altijd weer voorbij. Wel, allereerst komt het mij voor dat ik niet verantwoordelijk ben voor ‘deze’ problemen. Dat zijn anderen, direct dan wel indirect, waaronder vermoedelijk ook respondenten op Facebook. Daarom horen zij daar eigenlijk hun tanden op stuk te bijten en niet ik. En trouwens, als ik dat al zou doen, voor wie zou ik dan Oplossingen moeten bieden? Nederland en Nederlanders zijn mij steeds vreemder en het is bepaald in vele opzichten ongeriefelijker geworden. Er blijven dus steeds minder mensen over die ik zou willen helpen iets op te lossen.

Dan het begrip Oplossing zelve. Ik moet hier trouwens meestal aan de vuile vaat denken. Aan de vaat en het wasmiddel, dat immers een oplosmiddel is. De vraag is derhalve: waar is welk vuil opgehoopt oftewel, over welk probleem of welke problemen spreken we? Op welk niveau bevinden ze zich en hoe zijn probleemgebieden met elkaar verbonden! Ik heb al eens eerder geschreven dat de idee van onbegrensheid en maakbaarheid de immigratiepolitiek mogelijk gemaakt hebben. Oplossingen zoeken houdt in de allereerste plaats in problemen en fricties op het spoor komen en die in al hun facetten proberen te doorgronden. Ik nodig een ieder uit die met het verwijt komt dat ik of een ander niet met Oplossingen komt zich eens na al die decennia zelf ernstig te beraden op het caleidoscopische karakter van het immigratievraagstuk en tegelijk eens te proberen oorzaken te betrekken op de gevolgen: op economisch, sociologisch dan wel filosofisch niveau. Maar ook op het niveau van natuur, energie, milieu en ruimte, de staatsbegroting of de criminaliteit waarvan nu hier die Opsporingslijst getoond wordt, die overigens het topje van de ijsberg is. Maak mij derhalve niet deelgenoot van de problemen waar u zelf op enigerlei wijze aan bijgedragen hebt. Informeer u zelf, denk zelf want het werkt immers ook zo dat wanneer ik iets ter berde breng (wat ik toch zal doen) u al snel verleid wordt dat op de een of andere manier te ontkennen. Zo gaat het namelijk meestal. Zo vergaat het ook nu Wilders waarop heerlijk geschoten kan worden zonder de achterliggende problemen in hun onderlinge samenhang aan het licht te brengen. Ik adviseer u: zie uw eigen arrogante en zelfvoldane houding onder ogen.

Hetzelfde geldt voor de vraag naar wat nu mijn standpunt is. Hier passen in wezen ook bovenstaande opmerkingen. Ik wilde als jongen in de politiek en een belangrijke reden was dat ik dacht in termen van (publieke) verantwoordelijkheid; verantwoordelijkheid in de eerste plaats voor de eigen bevolking en de eigen ruimte, dus dat betrof in de eerste plaats niet een vreemd soort wereldverantwoordelijkheid die elke vreemdeling inmiddels telkens weer het bijkans goddelijk recht in zijn schoot legt deze te komen opeisen. In de vorm van een plek, in klinkende munt of door middel van een Iphone. Dat is dus een recept voor zelfmoord. Ik heb dat al eens eerder geschreven en nu zie ik dat Eric Zemmour voor Frankrijk dezelfde bewoordingen gebruikt. En Thilo Sarrazin schreef over de afschaffing van Duitsland. Als we spreken over die beperkte verantwoordelijkheid, die zich niet perse van de rest van de wereld hoeft af te wenden, dan arriveren we bij termen als het gemeenschappelijke of het algemeen belang. De Westerse immigratiepolitiek zou ik niet perse willen scharen onder wat ik het algemeen belang noem, dat dus in de eerste plaats ten dienste staat van de bestaande eigen bevolking. Voor wie ben je anders bestuurder en publiek verantwoordelijke? Echter, je ziet juist bij de ‘immigratievoorstanders’ een grote onverschilligheid voor de problematische gevolgen van de immigratiepolitiek. Of op zijn hoogst een ’oplossingsgerichte’ schijnaandacht. Ik beschouw zelf die desinteresse als het gevolg van een consumentistische, individualistische of beter solipsistische houding als een groot inherent probleem. Mediteer daar eens over, zou ik willen aanraden.

Ik ben bezig met een aantal teksten over deze materie. De eerste behandelt onderliggende facetten van de immigratiekwestie zoals de fictie dat ‘het’ wel goed komt. Mensen als Pechtold vertonen overigens de hardnekkige neiging de immigratiekwestie te betitelen als integratiekwestie. Ook de taal is dus zo’n factor van belang die haast ongemerkt de geesten bezoedelt. De tweede tekst behelst een korte opsomming van de gevolgen van deze politiek. Een derde tekst zou moeten gaan over de vraag wat er nog gedaan kan worden en wat had behoren gedaan te zijn. Waarom hebben politici de verantwoordelijkheid jegens hun burgers min of meer verkwanseld? Je ziet nu weer precies hetzelfde gebeuren. Een burgemeester in Budel wil de wens van het machtige COA honoreren en stelt dat de gemeenteraad de afspiegeling van de bevolking is, dus zeuren moet ze niet, lijkt hij te zeggen. Eén van die burgers zegt vervolgens dat de meesten zeer ontstemd zijn en op de PVV stemmen. Nietzsche schijnt ooit gezegd te hebben dat de geschiedenis zich eerst als drama aandient en vervolgens als klucht. Ja misschien kunnen we inmiddels spreken van een droeve klucht waarin de lokale burger maar weer eens opgeofferd wordt. En weer. En weer… Hij moet niet zeuren. Hij moet dankbaar zijn. En hij is schuldig in het zicht van het gelaat van de vreemdeling, van alle migrerende vreemdelingen.


Maar nog maar eens een keer, niet alles is kommer en kwel wat buitenlandse mensen aangaat, maar dat is de kwestie niet. Maar daar zult u, eenmaal denkend, vast wel achterkomen. Verder kan men op mijn blog terecht; ook daar staat al voldoende geschreven. En nog maar eens: mediteren helpt problemen en vragen niet altijd de wereld uit. Was dit zo dan ging ik ogenblikkelijk overstag en op een matje zitten. Maar het is niet zo. 

Blog 29 Tekst op Facebook 5 december 2014



Onlangs bij een vriendenbezoek kwam de immigratiekwestie even ter sprake. De betreffende persoon raakte wat geïrriteerd toen ik erover begon maar vooral op mijn kritiek op de linkse politieke partijen. Ik heb er overigens zelf vroeger op gestemd. Ik stem nu niets meer; allang niet meer. Hou er eens over op, hoorde ik hem haast verzuchten. Je merkt dat wel meer bij linkse mensen; zij kunnen zich niet voorstellen dat er kritiek is op hun overtuigingen of politieke doelen. Je zag dat bijvoorbeeld ook bij iemand als Myrthe Hilkens van de PvdA die maar niet kon bevatten dat er mensen bestonden die niet de sociaal-democratie toegenegen waren. Wat zij echter in de eerste plaats niet begrijpen is dat er in een democratisch spel, ik noem het maar even zo, concurrerende visies en meningen zijn maar dat er ook een verschil is in de mate waarin men van een bepaalde kwestie doordrongen is, als ook in de mate waarin men erover reflecteert. Meningen zijn niet perse gedachten. Ook linkse meningen niet. Bovendien heeft Links inzake de immigratiekwestie een duidelijke rol waaraan nogal wat haken en ogen zitten. En die volgens mij niet afgedaan kunnen worden als zomaar wat futiele meningsverschillen. Er is namelijk soms sprake van een fundamenteel verschil van hoe men zich een samenleving voorstelt en hoe breed men daarover nadenkt of hoe open men zijn ogen heeft. En hoe men zich gewaar is van de verschillende gevolgen. En hoe men leert en evolueert. Van dat denken is mij de afgelopen halve eeuw niet zo veel bijgebleven. Van meet af aan was er een straffe en prekerige toon bij diegenen die het blijkbaar noodzakelijk vonden de immigratie hoe dan ook te verdedigen. En die toon was vooral te vinden bij wat voor Links doorgaat. Deels vreemd want er waren ook ondernemersbelangen in het spel. Pas veel en veel later na de jaren zestig, de chronologische bakermat van de immigratie hier te lande, zou Jeroen Dijsselbloem van de PvdA de VVD verwijten dat ook zij medeverantwoordelijk was. Het tijdstip van deze opmerking alleen al demonstreerde de armetierige reflectie over de massa-immigratie.

Maar daarnaast kwamen er bij dat bezoek weer een paar van de bekende clichés boven water. Zoals zijn reactie op mijn korte weergave van de feiten en van de problemen die verbonden zijn met de massa-immigratie, dat je het ook over ‘rechts’ moest hebben. Dat is zoiets als wanneer een kind die op zijn kop krijgt zegt ‘’ja, maar hij heeft het ook gedaan’’. Je hoort dit vaak en er volgt met zo’n reactie dan ook nooit een bezinning op de eigen daden of de daden die men via een politieke partij steunt. Nu ook niet, al is een gesprek daar niet direct geschikt voor.
Een ander cliché dat hij aanhaalde was dat ‘het’ slechts mijn mening betrof. Ook dit hoor je vaak. Echter, ik ben niet in de allereerste plaats in een mening of bewering geïnteresseerd maar eerder in een proces van waarnemen en denken en ik voel mij doordrongen van een zorg die voorkomt uit mijn idee van verantwoordelijkheid voor een land. Dat veronderstelt dus een zekere uitgebreidheid in formuleren en een mening is daar niet geschikt voor. Men geeft overigens zo goed als nooit aan wat mijn mening dan wel is, laat staan dat er dan ruimte gevonden wordt om hierover te denken of te spreken.
Hij zei ook met een vies gezicht dat die populistische partijen ‘protestpartijen’ waren. Ja natuurlijk protesteren ze ergens tegen, onder meer tegen ‘zijn’ geïrriteerde maar laconieke gebagatelliseer en ook tegen werkelijke bestaande situaties. Er bestaat namelijk nog zoiets als werkelijkheid. Natuurlijk, je mag hopen dat dergelijke protestpartijen zich ontwikkelen tot partijen met een levendige visie maar we moeten goed bedenken dat zo’n ‘visie’ een partij en haar leden en stemmers nog niet weerhoudt om domme dingen voor te staan.

Ik hoor natuurlijk wel meer van dergelijke dooddoeners. Zoals bijvoorbeeld “ Er zijn toch wel belangrijker problemen” of “ Het valt toch wel mee!” of “Je bent wel erg somber” of “ Hou toch eens op met die PVV-opmerkingen”.   Doodlopende stegen zijn dat soort opmerkingen. Het zijn mede dergelijke tekortschietende opmerkingen die mensen niet vergeten en die hen soms in de armen van andere partijen drijven. We kunnen dat in Europa zien. Geschiedenis wordt elke dag wel ergens opnieuw geboren. 

maandag 17 november 2014

Blog 28 Rothko





Rothko-oh-ho

Geen groter contrast denkbaar.
In verdunde olieverf uitgevoerde gewijde stilte en het zich ontwijkende publiek dat zich door de zalen wurmt.
Horen zij hier eigenlijk wel?
Ik zie Nederland voor me. Ik zie met een blik terug bevolking en bebouwing in een akelig tempo toenemen. Herrie, drukte, vreemdheid, agressie, volte, vuiligheid, leugenachtigheid, onveiligheid, onverschilligheid. Je kunt haast niet anders dan onverschillig geworden zijn als je om welke reden dan ook al die vermeerderingen gelaten accepteert of daarop besmuikt reageert, overtuigd als je bent van jouw goede bedoelingen of van de goede afloop. Hoeveel gegijzelden telt deze bevolking inmiddels? Hoeveel gegijzelden niet van ideeën en overtuigingen die onverwijld uitgevoerd moeten worden?

Hoeveel representanten van deze ontwijding schuifelen hier, in het museum, quasi deemoedig rond? Lopen hier de gulzige bedenkers rond van al die regels en voorschriften die het leven steeds meer aan banden leggen? Zie ik hier de medewerkers van de immigratiediensten, de politici, de burgers die niets willen horen van het bijzondere en het bijzonder kwetsbare dat een land herbergt en daarentegen plaats opeisen en niets meer dan dat? Bevinden zich hier al die kakelende apostelen van een ongebreidelde toegang in naam van de universele gastvrijheid of van de noodzakelijke geachte verplaatsbaarheid die geen enkele ruimte overlaat voor het broze geheim van wat zich slechts aarzelend aandienen kan, maar, integendeel, dat geheim permanent ontheiligen door de ruimte waarin ze existeert eenvoudigweg voor iedereen toegankelijk en non-existent te maken? Passeren hier al die mensen die mij datgene waar ik aan gewend ben geraakt met hun superieure altijd geldige argumenten misgunnen? Hoeveel rovers lopen hier? Schuifelen hier de ontwikkelaars rond die met niets anders bezig zijn dan de voorhanden zijnde ruimte te ontheiligen door haar, waar dat ook maar kan, toegankelijk te maken voor welke functies die er ook te verzinnen zijn? Lopen hier de verkopers rond met als enige literaire begaafdheid hun verkooppraatjes? Zijn er hier misschien ook die kunstenaars die aan die ontwijding meewerken door zich braaf in het gewenste gelid op te stellen en zelf ook geen diep besef meer hebben van datgene waarin zij leven? Zie ik hier al die burgers die dit allemaal geen barst kan schelen zolang ze maar op enigszins comfortabele wijze de volgende dag halen en hopen verschoond te blijven van al dat akeligs dat ze ergens wel vermoeden?
Wie zie ik hier dus? En horen zij hier te zijn?

Sinds de Engels-Joodse filosoof George Steiner ons er op opmerkzaam maakte dat Buchenwald slechts een paar kilometer van het Weimar van Goethe gelegen was en tegelijk ook constateerde dat de nazi-beulen, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, naar de serene muziek van Bach of Beethoven luisterden, kunnen wij weten dat de kunsten en al die andere zaken niet a priori onschuldig zijn, noch voor de makers of de bedenkers ervan, noch voor de genieters. Wij zouden kunnen beseffen dat er geen gemakkelijke comfortzone meer is waarin een ieder zich afgeschermd kan weten of waarin men meent zich van de geest meester te kunnen maken van dat wat zich naar de letter of naar het beeld wenst te onttrekken. Is elke toe-eigening niet zo langzamerhand verdacht geworden?
De werken van Rothko, de één sterker dan de ander, situeren ons in de vallende schemering en het komt mij haast als ongepast voor om dat te etaleren in een wereld die juist elke schemering ongedaan wenst te maken. Ongepast bijna in een pseudo-rationalistische tijd waarin zo’n beetje alles opgeofferd moet worden aan de argumenten die de bedrijvige mens zoal als belangrijk beschouwt; een tijd die zich nadrukkelijk distantieert van geschilderde werelden als die van Rothko waarin nu juist de stilte van het onnadrukkelijke gevierd wordt. We beleven een tijd van grove ontsluiting. De werken van Rothko ontsluiten niets, integendeel, ze weerstaan elke rumoerige verkaveling die ons leven zo kenmerkt. De wereld om ons heen schreeuwt haar luidruchtigheid uit. Rothko’s werken fluisteren zichzelf weg.