zaterdag 13 augustus 2016

Blog 48 Aforismen en notities van 080816 tot en met 120816





5317. In de lege straten waar ik doorheen loop, staan de niet al te ruim bemeten auto’s doodstil en nauwgezet geparkeerd in de met witte strepen gemarkeerde parkeervakken. De al eerder gevallen regen is al bezig van de trottoirs te verdampen die daarmee langzaam hun oude lichtgrijze kleur terugkrijgen. De tram staat te wachten tot het moment van het op het scherm aangegeven vertrek. Binnen liggen de bewoners, geen enkele uitgezonderd, verstijfd in bed. Hun ogen wijd open. De wijzer van de klok schuift moeizaam naar de dertig. 2016.

5318. Het aantal nachten daalde met een kwart. 2016.

5319. Conflicten verdelen de wereld van de mensen. Maar de mens heeft conflictstof nodig om zichzelf verdeeld te houden. 2016.

5320. De onderbuik: een aantijging die doorgaans vanuit de onderbuik afgevuurd wordt. Is dit nu Freuds nalatenschap? 2016.

5321. Ik weet al haast niet meer wat echt is aan mijzelf. Niets openbaart zich met verpletterende zekerheid. Een lach niet, een traan niet, een woord niet; zelfs een gedachte niet. Ze manifesteren zich; dat is in eerste instantie alles wat er te zeggen valt. We moeten woorden zoals echtheid misschien maar voorgoed achter ons laten. Of dergelijke woorden, en misschien wel alle woorden, als een onbestemd veld beschouwen waarin wij lopen. Bij de omheining: borden met het betreffende woord. En daarbinnen? Dwalen. Blijft alleen de omstandige omschrijving over? De omschrijving van wat er in gedachten aan een woord voorafgaat en wat er op kan volgen? Moet aan Heidegger denken die een woordbetekenis in zijn etymologische voorgeschiedenis afliep en die probeerde te ontrafelen. Allemaal ongeschikt voor het dagelijks verkeer waar snelheid telt. En onduidelijkheid. Kunnen mensen enkel maar met elkaar spreken als zij onduidelijk zijn? 016.

5322. De tranen hopen zich op. Ik heb al zo lang niet gehuild. 2016.

5323. En nog is het niet genoeg! 2016.

5324. Naar afwezigheid verlangen als een verhevigde vorm van aanwezigheid. 2016.

5325. Aan een tekening prutsen om hem maar opnieuw te kunnen fotograferen om de vreugde van de fotografisch gereproduceerde echtheid te proeven. Weer die echtheid. Ik denk aan Plato. 2016.

5326. Met elkaar praten is een telkens falende bezigheid. Men blijft dat dus om andere redenen doen. 2016.

5327. Mijn broer feliciteerde me met mijn verjaardag. Waarmee nu precies werd niet duidelijk. Houden mensen misschien van die uitgeklede rituelen? Heeft alles een neiging tot holheid? 2016.

5328. Weer zo’n dag dat ik al mijn handelingen en gebaren vertraag en opsplits: geen twee dingen tegelijk mee naar achteren nemen maar één voor één. Alleen maar omdat ik niet weet wat ik er na zou kunnen doen. 2016.

5329. De natuurlijke omgang met mensen lijkt onmogelijk geworden voor mij. Ik moet een theorie verzinnen om nog met hen om te gaan, laat staan om hen te kunnen verdragen. Contact is kunstmatig geworden en ik sta verder weg van de mens dan ooit al weet ik dat dit een heel oud en diep gevoel is. 2016.

5330. Denkend stilstaan bij de mens maakt mij treurig. Ik leef meestal maar heel even op in de aanwezigheid van de mens. Heel even ben ik argeloos. Dan overvalt mij weer een diepe neerslachtigheid en ben ik weer op mijn qui-vive. Wat pas weer verdwijnt wanneer ik alleen ben en weer van de mens kan dromen. 2016.

5331. Elk spreken is gebrekkig. 2016.

5332. Genegenheid vervangen door gesprekstechnieken. Heimelijk verlangen van de hyperstaat. 2016.

5333. Mensen boezemen mij doorgaans een onbeschrijfelijke angst in. Ik voel mij met maar weinigen op mijn gemak. Ik weet niet hoe met mensen om te gaan, wat tegen hen te zeggen, hoe dat te zeggen, hoe te zwijgen, hoe hen aan te kijken en ga zo maar door. 2016.

5334. Het mens zijn volhouden kan alleen maar als je je voortdurend laat betoveren. Zodra dat wegvalt, dan wordt alles overbodig, grijs, grauw en volkomen onwerkbaar. Leven lijkt een fictie die werkbaar gemaakt moet worden. Maar de betovering, die kun je niet willen. Je kunt er met de wil ook geen einde aan maken. Het gebeurt bij je of het gebeurt niet. 2016.

5335. Ik leef in een a-intellectueel land. Maar ik kan dit alleen maar denken of menen waar te nemen. In zekere zin is het een conclusie op voorhand. Maar het is wel de dichtstbijzijnde conclusie. Misschien meer een aanduiding van iets dat zich aan mij vertoont en dat ik interpreteer op grond van bepaalde factoren. 2016.

5336. Soms kun je niet anders meer dan domme dingen doen om nog dommere dingen tegen te houden. 2016.

5337. Zou er een denkziekte bestaan? En wie zou die kunnen diagnostiseren? 2016.

5338. Elk bestaan kromt zich om zich op te rekken. 2016.

5339. Wanneer je pastelkrijt op papier aanbrengt en je wilt dat verwrijven dan kun je dat op allerlei manieren doen. Eén zo’n manier is het op een draaiende en stevige manier met de duim fixeren. Precies hetzelfde gebeurt in een samenleving. Maar ik heb nog amper een kunstenaar ontmoet die dergelijke overstappen maakt. Over de maatschappelijk-filosofische meerwaarde van kunstenaars moet dus met enige reserve gesproken worden. 2016.

5340. Over het alledaagse reflectievermogen van de mensen maak ik me niet al te veel illusies. Het is te zeer vertroebeld door wat men meent en door de snelheid waarmee men dat doet. En misschien ook is denken te vermoeiend voor velen. 2016.

5341. Om mijn blijdschap met mensen te hervinden, moet ik ofwel, terwijl ik dichtbij hen ben, mijn vragen vergeten of mij zo ver van hen zien te verwijderen dat zij nietig worden. 2016.

5342. Je hebt teksten waarin ruimte gecomprimeerd wordt en teksten waarin ruimte opgerekt wordt. 2016.

5343. Ik kuste vanmorgen iemand die zweette. Ik had het gevoel dat ik haar externe secretie kuste. 2016.

5344. Altijd korte oplevingen met mensen; nooit langdurige. 2016.

5345. Alles wat afgebeeld is, is op een bepaalde manier echter dan ‘in werkelijkheid’. Het beweegt niet en het is volledig overgeleverd aan mijn blik. 2016.

5346. Als mensen zeggen dat iets is, zoals iemand die zonet tegen mij zei dat mijn houding inzake een bepaald probleem wel erg melodramatisch is, dan zouden die mensen beter hun opmerking als een voorstel kunnen aanreiken om er eens zo naar te kijken. Het woordje ‘is’ wordt nogal misbruikt. 2016.

5347. Morgen bij iemand langsgaan die mijn verjaardag vast vergeten is; en er niets over zeggen. 2016.

5348. Morgen is mijn verjaardag! Ben ik soms verjaard? 2016.

5349. Veel mensen leven in het actueel-werkelijke. Ik ook maar daarnaast leef ik tegelijkertijd altijd in het ‘gedacht werkelijke’, in de reflectie erop en in de ideeën en voorstellingen er van. De zich vertonende werkelijkheid is slechts een aanleiding. Ik heb soms de indruk dat voor veel mensen de werkelijkheid een soort schimmenspel is, tenzij zij van hun diepere inzichten nooit iets kunnen tonen en ik dat ook niet merk. Maar je moet toch altijd wel iets van een mens merken? Er moet toch altijd wel iets zijn waardoor je een conclusie kunt wagen? Hoe hypothetisch ook?! 2016.

5350. Elk persoon dat mij negativisme aanwrijft en zelf een positief of optimistisch gemoed aanprijst, wil in feite dat ik iets slik. 2016.

5351. Nog moeilijker dan om de kwintessens van een zaak duidelijk te maken, is het voor velen nagenoeg onmogelijk om die uit het vertelde te destilleren. Mensen houden nogal van oppervlakkig luisteren, zo schijnt het. 2016.

5352. Wat is nu de ware kleuruitstraling of het ware licht van een schilderij. Onmogelijk om dat vast te stellen. Hoe moeten we laveren met iets dat zich schuilhoudt en waarvan wij vermoeden dat het ergens of op enig moment zijn ware gelaat toont? 2016.

5353. De tekeningen die ik nu al gedurende langere tijd maak, zien er onder een bepaalde hoek erbarmelijk uit. Maar wanneer zij eenmaal aan de muur hangen en de voor hen noodzakelijke lichten vangen, bloeien zij op en wordt ik er door opgezogen. 2016.

5354. Een werk maken dat half af is en pas voltooid wordt met het steeds ter hand nemen, op te hangen, weer van de muur te halen enzovoorts. Dat dus nooit voltooid raakt. 2016.

5355. De geboorte van een kunstwerk gaat soms gepaard met handelingen die mislukkingen kunnen worden maar weer juist daardoor en daarna goed uitpakken. Als politicus zou ik trouwens niet al te veel vertrouwen hebben in een dergelijke sequentie. Een samenleving zou geen laboratorium behoren te zijn, waarin enkel het idee van het spelexperiment domineert. Toch denken veel burgers in feite juist op die manier. 2016.

5356. Merkwaardige tegenstrijdigheid: je krijgt ruzie met mensen die door hun gedrag jouw leefmilieu verkwanselen en aantasten. 2016.

5357. En weer sprak ik vandaag een mens die mij medeplichtig wilde maken aan de problemen van de menselijke soort. Ik heb nooit gevraagd om er onderdeel van te worden, ik heb geen nakomelingen op de wereld gezet en ga straks gewoonweg dood. Haast niemand spreekt met enige voorkomendheid over die mensen die van de menselijke soort te lijden hebben. Het is een vrome vorm van geweld. 2016.

5358. De zompige praat aanhoren van die multiculturelen wanneer zij ontdekken dat hun zogenaamde idealen niet alleen maar rozengeur en maneschijn zijn. Vooral omdat zij ‘er’ nu zelf last van ondervinden. Hoe vermijden zij gezichtsverlies? Hoe dekken zij hun aftocht na al die jaren in opgewekte en vrome praatjes geïnvesteerd te hebben? Gemakkelijk zal het niet voor hen zijn, maar medelijden heb ik niet met hen. 2016.

5359. Alles voor iedereen! Geen credo, stompzinniger en ontwrichtender dan dit. Onder de dekmantel van de liefde huizen vele ongenode gasten, veel stupiditeiten en veel ongerijmdheden. 2016.

5360. Alles in de wereld is de weg ergens naar toe of de weg ergens vandaan. In die zin is de mens altijd ergens anders. 2016.

5361. Verjaardagen, de parelkettingen van het leven. Met felicitaties als glijmiddel. 2016.

5362. De mensen bezigen woorden en de woorden houden hen bezig. 2016.

5363. Mensen worden gedreven door wat zij niet weten of worden niet gedreven door wat zij wel weten. 2016.

5364. De Verlichting is in zekere zin desastreus geweest voor het geloof. Zonder die rationele injectie zou het Christelijk geloof in het Westen misschien al afgestorven zijn. Nu, met alle voorhanden zijnde rationaliseringen, is het in bepaalde kringen hardnekkiger dan ooit. Niettemin: het gebruik van de rede wordt overschat. Mensen hebben behoefte aan zekere onzekerheden. 2016.

5365. In geestelijk opzicht van goeden huize komen, houdt voor mij in, ontredderd zijn. 2016.

5366. Het intellectuele milieu hier in Nederland, een staatkundig vervolg op de Lage Landen, kunnen we misschien nog het best vergelijken met een stuk jonge gatenkaas waar men, als het zo uitkomt, een plak van af schaaft om die te serveren. 2016.

5367. Laat die goedwillende optimisten eens goed bedenken dat mensen als ik behoorlijk wat last van hen hebben. 2016.

5368. Vandaag mijn verjaardag ‘gevierd’. Een minimum aan goedbedoelde rituele gelukwensen aangehoord. Geen woordomloop vandaag; geen circulaire gang van de woorden, de mond uit, de oren in, het hoofd uit. 2016.

5369. Het debat; men schijnt er veel van te verwachten. Waarom blijft onduidelijk. Zou men misschien ook hierover een debat moeten voeren? Of zou men eens over de aard en de waarde van een debat moeten gaan nadenken? 2016.

5370. Hoe graag ik toch eens in een staat van onschuld en onwetendheid zou willen leven, al is het maar voor een dag. Alleen al om eens in de hoofden van anderen te kruipen om te zien hoe het daar gesteld is. Dat wilde ik als kind al. Tegelijkertijd besef ik het tegenstrijdige van dat verlangen, want hoe kan ik en in zo’n staat leven en er tegelijkertijd naar kijken? Het is ondergaan of niet. 2016.

5371. Ik heb mijzelf, ik heb de levensgift nooit geaccepteerd, misschien ook nooit kunnen accepteren. Dat bepaalt mijn omgang met mijzelf en met de wereld. Hoe oncomfortabel ook, ik kan geen universele wet vinden die een dergelijke acceptatie verordonneert. 2016.

5372. Met mijn schrijven beweeg ik mij naar de wereld van de mensen. Met mijn beelden wend ik mij er juist van af: zij illustreren een gecapitonneerde vlucht. De receptie van beide uitingsvormen is echter omgekeerd aan hun intrinsieke beweeggronden. 2016.

5373. Waar ik altijd in mijn omgang met mensen op let, is of zij mij iets willen laten slikken of mij anderszins iets tegen mijn wil, willen toedienen. 2016.

5374. Mijn wil is mijn leven. Hij komt er in op en gaat er in ten onder. 2016.

5375. Bij mijzelf in de gratie zien te geraken: de dagelijkse worsteling. 2016.

5376. Hebbel in ‘Een blinde bij zonsopgang’: ‘Wij mensen zouden er goed aan doen als uitgangspunt niet de waarheid te nemen, maar het punt tot waar we door kunnen dringen’. Aanstekelijke tekst van de Duits negentiende-eeuwse schrijver en aforist Friedrich Hebbel. Ik zelf heb vaak het onderscheid gemaakt tussen mensen die in het vraagteken leven en diegenen die leven in de geest van het uitroepteken. De wat- en de hoe mensen. 2016.

5377. Zouden mensen misschien, in de ene cultuur mogelijk meer dan in de andere, hun verjaardagen ook niet vieren omdat zij anders op zo’n dag te nadrukkelijk met zichzelf geconfronteerd zullen worden? Zijn vieringen niet alleen vieringen maar ook een soort vermijdingsfestiviteiten?

5378. Waarheden hebben op gezette tijden schrobberingen nodig. Anders worden ze vadsig. 2016.