vrijdag 2 november 2012

Blog 1 Positief


serie Beau Mal 1999

BLOG 1       Positief
Tijdens mijn jeugd in Delft werd de Readers Digest gelezen. Het blad, dat min of meer vierkant van formaat was, heette in Nederland Het Beste. Het was een compilatie van geselecteerde artikelen uit allerlei tijdschriften. Uit de naam van de Nederlandse uitgave rees het vermoeden op dat het hier steeds om de beste selectie van artikelen dan wel om de selectie van de beste artikelen ging (kun je je een slechte selectie van de beste artikelen voorstellen?).
In één van die nummers was een artikel van Norman Vincent Peale afgedrukt. Het ging over zijn boek ‘De kracht van het positieve denken’. Peale was Amerikaan. Ik weet niet meer of ik het toen gelezen heb, maar de drang om positief te zijn is een sterke drang bij de mens. Iedereen kan zich voorstellen dat als je iets gaat ondernemen en je denkt al bij voorbaat dat het niet zal gaan lukken, de onderneming weinig kans van slagen zal hebben. Wat niet wil zeggen dat vooral in sommige beroepen duistere wolken juist glans geven aan datgene wat verricht gaat worden. Hoe dan ook, een zekere fixatie op een goede afloop houdt de mens gaande. Maar bindt hem tegelijkertijd ook aan die fixatie. Dat lijkt het lot van de bezige mens die zich geen tussentijds einde meer kan voorstellen.
De Italiaanse schrijver Dante schreef ooit in de Divina Commedia het volgende: “Daarom begrijpt U misschien dat vanaf het moment dat de deur van de toekomst is gesloten, al onze kennis dood zal zijn.”
De hoop dat het in de toekomst beter zal zijn is het verhaal dat ouders zichzelf en hun kroost voorhouden. Het lijkt problematisch om kinderen te verwekken en hen vervolgens op te zadelen met defaitistische verhalen over de menselijke soort en haar toekomst. Critici van het onbekommerde optimisme hebben het daarom haast altijd moeilijk. Mensen willen zo snel als maar kan weer overgaan tot de dagelijkse orde met een smachtende blik, hoe klein ook, naar de toekomst. De drang tot een zonnige inschatting is groot. Men verwelkomt de borelingen niet graag met het Ergo hominum genus incassum frustaque laborat van de Romeinse dichter Lucretius: “zo zwoegt het mensengeslacht altoos vergeefs en verdoet het zijn leven aan de nietigste zorgen”. Het vooruitgangsgeloof, later betwijfeld door Rousseau, kwam op in de zeventiende eeuw en het idee van vooruitgang en onbegrensdheid dat eraan gekoppeld is, bepaalt het westerse bewustzijn inmiddels in grote mate. Met soms desastreuze gevolgen, die de zonnige optimisten onder ons, telkens op zoek naar een nieuw optimum
-vandaar het woord optimisme- vervolgens weer bagatelliseren. Ik zou mij kunnen voorstellen dat het vooruitgangsdenken vooral populair werd toen samenlevingen groter, technologischer, drukker en diffuser werden. Het zijn vermoedelijk vooral de cumulatieve effecten die het beeld van samenlevingen veranderen. Niets staat ook immers ooit op zichzelf.
Als je als kind in een inheemse indiaanse stam geboren werd, werd je onderdeel van de trits der seizoenen. De omgeving waarin je opgroeide was dan wel niet altijd even gastvrij maar het leven was wel gevat in een zekere begrensde natuurlijke orde. De bevruchting was daar onderdeel van. Ik vermoed dat men daar best wel lachte maar het vreemde idee om altijd maar positief te zijn zal waarschijnlijk niet bij hen opgekomen zijn.
Naarmate de mens zich meer onderdeel weet van een groter als steeds minder natuurlijk ervaren geheel -eigenlijk een contradictio in terminus- , zal hij dat gemis willen compenseren. De vooruitgangsgedachte met als curieuze uitloper de drang om steeds maar positief te zijn, compenseert die lacune. Deze positieve houding is eigenlijk een verheviging van de drang van de verwekkers om de moed er in te houden.
Het valt mij op dat mijn kritisch commentaar niet zelden gepareerd wordt met het simpele appel om toch vooral niet zo zwartgallig te doen. Jammer genoeg worden oppervlakkig optimisme en positiviteit, dat ik overigens nooit precies duiden kan, gebruikt om vooral niets te doen met een kritiek die wel degelijk relevantie heeft of daar tenminste op onderzocht kan worden. En zo suddert men door van het ene niet bereikte optimum naar het volgende. Optimisten zijn eigenlijk zwoegers.