donderdag 30 maart 2017

Blog 54 2017 AVONDLAND-ESSAYS Paul Bauduin Uitgever Xanten

Op zoek naar dwarse geesten in dit intellectueel verkavelde en daardoor armoedige land stuitte ik bij boekhandel Donner in Rotterdam op Paul Bauduin die op 1999 met een pistoolschot een einde aan zijn leven maakte. Hij was toen 93 jaar. In de jaren twintig van de twintigste eeuw vertrok hij naar de Indische Archipel, kwam in de reclame terecht, trouwde, werd door de Japanners gevangen genomen en moest werken aan de beruchte Birmaspoorweg. Terug in Nederland werkte hij in het marketingbedrijf van zijn broer en schreef daar ook over. Gedurende de Koude Oorlog vertrok hij naar de VS bang als hij was dat in Europa de Derde Wereldoorlog zou uitbreken. Hij bekwaamde zich in de filosofie die hij uiteindelijk grotendeels bekwame nonsens vond. Hij schreef liever over alledaagse vraagstukken in plaats van diepe theorieën te ontwikkelen. Maar hij werd wel geïnspireerd door Oswald Spenglers ‘der Untergang des Abendlandes’. 

De essays geselecteerd in de ‘Avondland-Essays’ werden geschreven van  1978  tot het eind van zijn leven. Met de filosofische discipline in zijn achterhoofd verkende hij een groot aantal vraagstukken en kwesties zoals ‘het onkenbare en het onbekende’, ‘de verlossingsmythe’, ‘geest, stof en doodgaan’, ‘natuur en cultuur’ en ‘de massastaat’. Het zijn zoals Gerard van Eyk op de achterflap van het boek zegt eenvoudige lineaire vertellingen met hier en daar rake typeringen. Een zelfstandig en eigenzinnig denker maar niet iemand met meeslepende grote gedachten. Over de ontwikkelingen als gevolg van de immigratiekwestie schreef hij amper, voorzover ik kon nagaan maar in dit citaat wordt het wel gememoreerd. Het staat in het hoofdstuk ‘Blauwdruk voor een ondergang’.

Terwijl de culturen op aarde, de grote, de kleine, de oude, de jonge, de levende en de dode, overspoeld werden met technische snufjes en de politiek orakeltaal van het Westen (democratie, gelijkheid, zelfbeschikking, socialisme, kapitalisme, mensenrechten enzovoort), wordt de natuurlijke verscheidenheid van alle rassen, volken en individuen platgewalst onder een homogeniteit die niets te verliezen heeft dan haar eigen vulgariteit; een wereldwijde communicatie die niet méér te communiceren heeft dan de roddelpraat van de vijf werelddelen.
Cultuur is een product van het verleden, aan ons doorgegeven niet alleen om ervan te genieten, maar ook om het verrijken en te bewaren; Was du ererbt von deinen Vätern hast, erwirb es um es zu besitzen (Goethe).

Spengler schreef in zijn Gedanken: Alles, was gross geraten is, geht  an der Kleinheit der Erben zugrunde.

Als de drie hoofdoorzaken van de huidige wereldcrisis noemt PB de overbevolking van de aarde, de onstuitbare groei van de techniek en de verwoesting en verspilling van onze natuurlijke levensbronnen.

Vanzelfsprekend lijkt me dat deze oorzaken gepaard gaan en deels ook weer veroorzaakt worden door gebreken in de voorstellingen die mensen van zichzelf en hun strevingen hebben. Hier in het intellectueel vlakke Nederland heerst helaas een bloedeloos en moralistisch pragmatisme dat het denken tamelijk verengd en deels ook afgeschaft heeft. Ik ben dus blij met mensen als Bauduin al is het denken van mensen als Spengler aanzienlijk scherper.

Klein vervolg.

Zoals hier al eerder min of meer zo gezegd is, beschouw ik Bauduin als iemand begiftigd met een filosofisch geschoold maar nuchter verstand. Het is niet het soort nuchterheid dat je hier te lande veel aantreft; dat is namelijk een soort nuchterheid die op de grens van pragmatisme, onverschilligheid en benepenheid zit. Bij Bauduin zit het hem in zijn levenshouding en de wijze waarop hij met ‘de dingen’ omgaat. Die is ‘franker en vrijer’. En dat is in het moralistische Nederland een veel zeldzamer eigenschap. Daar kan analyse nooit vrijmoedig laat staan uitgebreid zijn, omdat de moraal, de mening, zich er haast altijd tussen wringt.

Hier nog twee citaten: één over de universele liefde en één over de dood.

‘De doctrine van universele liefde dicteert dat iedereen moet liefhebben, ongetwijfeld het meest absurde voorschrift dat ooit in enig cultureel bestand is uitgedacht. Aangezien gerichtheid en begrenzing van haar object ingebouwde hoedanigheden zijn van de liefde, leidt de onbeperkte uitbreiding van haar werkterrein onvermijdelijk tot een evenredige verdunning van haar intensiteit en daardoor van haar effect. (soortgelijke opmerkingen te vinden bij Amos Oz-oe) Ogenschijnlijk zou deze afzwakking van de kwaliteit kunnen worden opgevangen door extra doses dogmatiek en ritueel, ware het niet dat de normale instelling van de mens ten aanzien van zijn medemensen ergens zweeft tussen onverschilligheid en haat, gevoelens waartegen op den duur ook het meest perfecte ritueel het moet afleggen. Daardoor leidt de opgelegde universele liefde tot frustraties die het hele sociale en politieke leven vergiftigen. Universele liefde wordt de dekmantel voor bemoeizucht, machtsmisbruik, geweld en rechtsweigering, waarbij sociale deugden als tolerantie en geestelijke openheid natuurlijk worden verstikt.’


‘Ik ben van mening dat de dood zou moeten worden aangemoedigd, gefaciliteerd en ooit eens beloond zou moeten worden. Het zou als een publieke dienst beschikbaar moeten zijn, zoals een begrafenisondernemer, op afroep voor de armen.
…... zou het simpele feit van de beschikbaarheid ervan een atmosfeer van vrijheid creëren, van opluchting en zelfs van veiligheid wanneer mensen zich er langzaam maar zeker van bewust worden dat er wel degelijk een uitweg is uit alle problemen, en wel zonder dat er vragen gesteld worden.’